Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede Ir. van Dis

Sedert een tiental jaren bestaat er in ons land een wet, waarin de kinderbijslag aan alle loontrekkenden wordt geregeld. In 1939 kwam het desbetreffende wetsontwerp bij de Tweede Kamer in behaideling.

De toenmalige afgevaardigden der S.G.P., namelijk ds Kersten en ds Zandt, hebben toen verscheidene bezwaren tegen dit wetsontwerp aangevoerd. Eén bezwaar was onder meer, dat het te weinig rekening hield met de behoeftige gezinnen, doordat er ook kinderbijslag in werd toegekend aan velen, die reeds hoge traktementen verdienen.

Directeuren van naamloze vennootschappen bijvoorbeeld, met een jaarlijks inkomen van ƒ 12.000 en meer, kregen volgens dit ontwerp dus evengoed voor hun gezin kinderbijslag als de gezinnen van hen, die een matig loon verdienen. Als een ander bezwaar werd door de afgevaardigden der S.G.P. naar voren gebracht, dat 't onrechtvaardig werkte ten aanzien van de kleine zelfstandigen. Ds Zandt, die destijds bij dit wetsontwerp, mede namens ds Kersten, het woord voerde, zeide dienaangaande het volgende:

„Het is onrechtvaardig.

dat de kleine zelfstandigen niet evengoed als de loontrekkenden in de voordelen van de wet delsn. Waarom worden deze mensen, die er menigwerf nog veel slechter aan toe zijn dan de arbeiders, hier weder buitengesloten? Zo vele kleine boeren, tuinders, schippers, winkeliers, kleine bazen en andere zelfstandigen, zullen geen cent uit deze wetgeving kunnen trekken, maar ondervinden er wel een ieder op zijn wijze de nadelen van, in het bij­ zonder wanneer zij de loontrekkenden in hun dienst hebben."

Blijkt uit dit citaat reeds, dat de afgevaardigden der S.G.P. er destijds niet afwijzend tegenover stonden, dat de overheid ook de kleine zelfstandigen een kinderbijslag zou toekennen, ten overvloede blijkt dit nog uit de volgende passage uit Ds. Zandt's rede:

„Mijnheer de Voorzitter! Ten besluite willen wij nadrukkelijk verklaren, dat wij de Regering zullen willen steunen, wanneer zij hulp wil verlenen aan behoeftige gezinnen, waar kerkelijke en particuliere barmhartigheid in deze zware tijd te kort schieten. Dat is steeds de practijk onzer Gereformeerde vaderen geweest. En- elk verwijt wijs ik van de hand, alsof wij de belangen der behoeftigen onder ons volk niet zouden willen ter harte nemen."

Geheel overeenkomstig deze woorden, die Ds Zandt mede namens Ds Kersten destijds in de Kamer tot de Regering gericht heeft, hebben de afgevaardigden der S.G.P. van thans gehandeld, toen onlangs het wetsontwerp aan de orde kwam, waarbij eindelijk ook aan de kleine zelfstandigen een kinderbijslag wordt toegekend.

Zij konden dit met nog te meer vrijmoedigheid doen, omdat bij dit wetsontwerp van verzekering helemaal geen sprake is. De kinderbijslag op zichzelf hebben de afgevaardigden der S.G.P. nimmer als verzekering aangemerkt, omdat het element van kwade risico, welke bij de verzekering de hoofdrol speelt, bij de kinderbijslag ten enenmale ontbreekt. Dit standpunt werd bij de behandeling der kinderbijslagwet in 1939 zelfs gedeeld door Kamerleden, die overigens helemaal geen bezwaar tegen de verzekeringswetgeving hadden. Ook zij verklaarden nadrukkelijk — zoals de heren van Houten en dr Vos — dat de kinderbijslag geen verzekering is. Dit geldt ook van de kinderbijslag aan kleine zelfstandigen, welke in het onlangs door de Tweede Kamer behandelde wetsontwerp werd voorgesteld. Het is te verstaan, dat men van A.R. en C.H. zijde over dit ontwerp helemaal niet te spreken was, juist omdat het niet op verzekering was gebaseerd. De minister gaf echter te kennen, dat hetgeen door de heren Stapelkamp (A.R.) en Krol (C.H.) werd bepleit, het Rijk wel 130 a 140 millioen gulden zou kosten, een uitgave, welke de minister, en dat is zeer wel te verstaan, in deze uiterst moeilijke tijd niet verantwoord achtte.

achtte. Het door hem verdedigde wetsontwerp daarentegen achtte hij verantwoord. Een verhoging van de kinderbijslaguitkering, hetgeen van zekere zijde werd bepleit, kon de minister dan ook niet aanvaar­

Op een kleine technische wijziging na, werd het wetsontwerp met grote meerderheid van stemmen aangenomen. Namens de fractie der S.G.P. sprak ir. van Dis bij deze gelegenheid als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Bij de behandeling van dit wetsontwerp kunnen wij met enkele korte woorden volstaan. Niet omdat wij de belangrijkheid van dit wetsontwerp voor de betrokkenen niet zouden erkennen, maar omdat wij reeds verschillende malen, zelfs deze week nog, het pleit voor de kleine zelfstandigen hebben gevoerd en ons standpunt ten deze dus genoegzaam bekend is. Zo is onzerzijds bij de behandeling van het wetsontweip Kinderbijslag in 1939 als bezwaar tegen dat ontontwerp o.m. naar voren gebracht, dat dit wetsontwerp, hetwelk ook wet geworden is, de kleine zelfstandigen er geheel buiten liet, terwijl dezen een kinderbijslag toch evengoed kunnen gebruiken als zij, die een vast loon of salaris genieten. Wij hebben dit destijds een

grote onbillijkheid

gevonden. De Regering is thans met een ontwerp gekomen, dat ook de kleine zelfstandigen, die een inkomen beneden de ƒ 2400 hebben, in de toekenning van een kinderbijslag wil betrekken. Dat is, waar anderen het ook gekregen 'hebben, een billijk voorstel, dewijl de nood bij hen in tal van gevallen nog hoger geklommen is dan bij hen, die reeds een kinderbijslag genieten. Nu is van A.R. zijde, namelijk door de heer Stapelkamp, en van C.H. zijde, namelijk door de heer Krol, hedenmiddag het aanhangige wetsontwerp sterk bestreden, omdat het niet gebaseerd is op verzekering, omdat, zoals zij hebben gezegd, de verzekeringsgedachte met dit wetsontwerp hoe langer hoe meer wordt afgebroken. Mijnheer de VoorzitterI Het zal de Kamer duidelijk zijn, dat het wetsontwerp voor ons juist daarom

aantrekkelijk

is, en aangezien wij van oordeel zijn, dat de billijkheid eist, dat aan de kleine zelfstandigen niet onthouden behoort te worden — zeker niet, nu de nood onder hen zo hoog geklomen is — wat aan anderen wordt gegeven, willen wij hierbij verklaren, dat dit wetsontwerp, juist omdat het niet op de verzekeringsbasis staat, onze sympathie heeft, al zijn er bij ons ook bezwaren.

Ook willen wij onze instemming er mede betuigen, dat bij de berekening van de uitkering de Zondagen worden uitge­ schakeld en dat ook de mogelijkheid bestaat om de

kleine landbouwers en de kleine tuinders

in deze kinderbijslag te betrekken. Als bezwaar tegen dit wetsontwerp zouden wij onder meer willen noemen, dat er een te groot onderscheid tussen kleine zelfstandigen en loontrekkenden gemaakt wordt, maar dit kan geen reden zijn om dit wetsontwerp thans af te wijzen, daar er bij verwerping voor de kleine zelfstandigen niets zal worden gedaan. Wij spreken voorts de wens uit. Mijnheer de Voorzitter, dat de Regering zal voortgaan in de door haar bij dit wetsontwerp gevolgde richting en algeheel zal

breken

met het stelsel der verzekering, waartegen wij uit een oogpunt van beginsel alsmede uit staatsrechtelijk en financieel oogpunt onoverkomenlijke bezwaren hebben.

De lasten, die uit dit stelsel voor het bedrijfsleven voortvloeien, zijn zó zwaar en de vele millioenen, die jaarlijks uit de overheidskas in de verzekeringsfondsen worden gestort, stellen aan deze kas zulke hoge eisen, dat noodzakelijk met dit stelsel moet worden gebroken en tot een ander stelsel worden overgegaan, zoals zo vaak reeds onzerzijds in de Kamer meermalen is uiteengezet en bepleit. Daar de sociale verzekering thans niet aan de orde is. Mijnheer de Voorzitter, zullen wij hierop bij deze gelegenheid niet verder ingaan, doch willen volstaan met er nogmaals bij de Regering op aan te dringen, het stelsel der verzekering met de daaraan gekoppelde verzekeringsdwang los te laten, gelijk zij ook thans bij het aanhangige wetsontwerp heeft gedaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1951

De Banier | 8 Pagina's

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1951

De Banier | 8 Pagina's