Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LI.

Ccmstantijn de Grote en de eerbiediging van de dag des Heeren.

Groot was de ommekeer, die er voor het Christendom aanbrak, nadat keizer Constantijn de Grote de alleenheerschappij in handen gekregen had..

In plaats van vervolging kwam er vrijheid van consciëntie, alsook vrijheid van godsdienstuitoefening voor de christenen. Heidense tempels, die niet meer gebruikt werden, omdat er vele heidenen tot het Christendom overgingen, werden de christenen toegewezen. En daar, waar er nog niet voldoende bedehuizen voor hen waren, liet Constantijn de basilica's, dit waren openbare gebouwen voor rechtspleging, tot kerken inrichten.

Ook ten aanzien van het vierde gebod van 's Heeren Wet werden door Constantijn maatregelen afgekondigd. Het heidendom kende geen dag des Heeren. Alle dagen waren voor de heidenen aan elkaar gelijk. Bij de doorwerking van het Christendom echter werd ook de Zondag als de dag des Heeren erkend en gevierd. Op deze dag plachten de christenen na de tijd der apostelen samen te komen tot het gebed, tot het verklaren en horen der Heilige Schrift, het bedienen der sacramenten en andere publieke oefeningen van de godsdienst. Justinus de Martelaar schreef aangaande deze dag:

Op de dag, genoemd de Zondag, komen wij allen, die in de stad of op het land wonen, in een plaats tezamen, omdat deze de eerste dag is, waarop God, de duisternis en de stof omwerkende, de wereld heeft geschapen en omdat Jezus Christus op diezelfde dag opstond van de dood.

Hij schreef voorts over wat er in die samenkomsten gedaan werd. Zo werden er de schriften der apostelen en profeten gelezen. Wanneer de voorlezer geëindigd had, hield de oudste of voorganger een rede, waarin hij vermaande tot de beoefening der deugden, die in het voorgelezen gedeelte vermeld waren. Dan stonden allen op om te bidden. Na het gebed gaf men elkaar de broederkus en daarop werden brood, vidjn en water gebruikt. De voorganger sprak nu naar zijn vermogen gebeden en dankzeggingen uit, waarop het volk „amen" zeide. Vervolgens had de uitdeling van het Heilig Avondmaal plaats, terwijl de diakenen het de afwezigen brachten. Alleen de meer gegoeden gaven, als zij wilden, naar verkiezing aan de armen. Men vertrouwde de gelden aan dè voorganger toe, die er de weduwen en wezen, de door ziekte of andere omstandigheden noodlijdenden mede hielp, gevangenen en vreemdelingen ondersteunde en in het algemeen de verzorger der ongelukkigen was.

Van pracht en praal was er toen nog geen sprake, maar wel^was voor de christenen uit die eerste tijden des Heeren dag een dag van vreugde, omdat hij gedachtenis gaf van de opstanding van Christus uit de doden. Op die dag toomden de christenen dan ook al hetgeen naar droefheid en zwaarmoedigheid smaakte in. Zij verboden ook het vasten op die dag, omdat men dat dan — gelijk bij voorbeeld het geval was met Tertullianus — ten enenmale ongeoorloofd achtte. Ja, er zijn er zelfs onder de voorgangers dier dagen geweest, die al wie op des Heeren dag vastte, deswege een moordenaar van Christus hebben genoemd.

En daar zij deze dag voor een dag van vreugde hielden, zo deden zij al hetgeen zij oordeelden iets tot eer van des Heeren dag te kunnen toebrengen.

Ook keizer Constantijn de Grote heeft dit gedaan. Zodra hij tot de kerk was overgekomen, aldus meldt een zeker geschiedschrijver, was zijn voornaamste zorg omtrent des Heeren dag. Hij gebood, dat dezelve statelijk zoude onderhouden worden en dat van allen, wie zij ook mochten zijn. Hij maakte deze dag voor allen tot een dag van rust, opdat de mensen niets te doen mochten hebben dan God te dienen en in het Christelijk geloof betgr onderwezen te worden en „die gehele tijd zouden kunnen besteden zonder in den gebede en devotie, volgens de gewoonte en leer der kerk, verhinderd te worden".

Ook voor de Zondagsrust en Zondagsheiliging in het leger kwam Constantijn de Grote op. Hun, die nog in hun ongeloof en het heidendom bleven, gebood hij op des Heeren dag in het veld te gaan en daar hun zielen in hartelijke gebeden tot God uit te storten en opdat niemand zijn onbekwaamheid daartoe mocht voorwenden, gaf hij hun zelfs een kort formuliergebed, hetwelk hij beval op elke dag des Heeren te bidden.

Voorts gelastte keizer Constantijn, dat op Zondag geen hoven of rechtbanken zouden geopend, alsook geen dingtalen of processen zouden gehouden worden. Slechts werken van barmhartigheid waren toegestaan, zoals het ontslaan en de vrijstelling van slaven en dienstknechten.

Door toedoen van deze keizer werd dus de viering van de dag des Heeren op elk levensterrein ten zeerste bevorderd. En zo handelde hij ten aanzien van de Christelijke godsdienst in het algemeen. Wel liet Constantijn ook de heidenen nog vrij om hun afgodendienst vrijelijk uit te oefenen, voor zo ver zij dit verkozen, want, zoals reeds opgemerkt, braken tijdens zijn regering velen met het heidendom.

Een uitzondering maakte hij echter ten aanzien van die afgodendienst, waarbij zedeloze zinnendienst een voorname rol speelde. Zo liet Constantijn een tempel verstoren, welke met het daarbij behorende bos gewijd was aan Aphrodite te Aphaca in Phoenicië, waarin van oudsher de gruwelijkste zonden in naam van de godsdienst bedreven werden. Hetzelfen deed hij met een tempel te Heliopolis in Phoenicië.

Tegelijk vaardigde hij aan de bewoners van deze oude heidense stad een proclamatie uit, waarin hen hun het afschuwelijke van hun zogenaamde eredienst onder het oog bracht en hen tot aanneming van het Christendom vermaande.

Zelfs stichtte de keizer hier, vóórdat er christenen waren, een kerk en stelde daarbij een bisschop met een aantal helpers aan. Ook schonk hij grote geldsommen aan deze kerk om de armen te ondersteunen en door het uitreiken van stoffelijke weldaden het heidendom afbreuk te doen en de overgang tot het Christendom te bevorderen.

En wat de nog heidens gebleven, staatsambtenaren betrof, flie hij QJ^J. aijgjj ^jj de dienst ontslaan kou, dezen verbood hij, om de offerpl.-jchtigheden te verrichten, welke hun tot hiertoe bij sommige openbare handelingen door de heidense staatsgodsdienst uitdrukkeHjk als pHcht waren voorgeschreven. Later ging hij nog verder en verbood hij deze ambtenaren ook het oprichten van godenbeelden en het offeren üi het algemeen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1951

De Banier | 8 Pagina's