Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PARTIJNIEUWS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PARTIJNIEUWS

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZUID-HOLLANDSE KIES­ VERENIGINGEN

Op Zaterdag 17 Maart j.l. hielden bovengenoemde kiesverenigingen hun jaarvergadering in gebouw „Bouwcentrum" te Rotterdam.

Te 2, 30 uur opende de voorzitter, de heer J. Vermeulen Hzn. deze vergadering met het doen zingen van Psalm 106 : 4 en ging voor in gebed. Aan de hand van het voorgelezen schriftgedeelte. Psalm 106, wijst de voorzitter op de inhoud daarvan, dat getuigt van schuld en overtreding, van belijdenis en boete. Ons volk en wij allen mochten daar iets van gevoelen: , , wij hebben God op het hoogst misdaan", opdat in de valleien van ootmoed de Heere mocht aangebeden worden. Dan niet door te zien op anderen, doch op onszelf, door te betuigen: Nooit heeft iemand zo veel kwaads tegen zo veel goeds bedreven.

De noden zijn geweldig groot. De hand des Heeren is tegen ons uitgestrekt en een donkere tijd staat voor ons. De oplossing van de kabinetscrisis doet ons zien, dat het oude gehandhaafd blijft eii geen nieuwe koers zal ingeslagen worden, die leiden zou naar het Woord des Heeren.

De geest van Willem de Zwijger mocht nog eens over ons volk komen, opdat, wat verdragen en verbonden er gesloten worden, het verbond door hem gemaakt, vernieuwd mocht worden. Welkom worden geheten de afgevaardigden der kiesverenigingen en Ds. Dorsman als afgevaardigde van het Hoofdbestuur. Bericht van verhindering hadden gezonden Ds. Zandt en Ir van Dis wegens Kamerwerkzaamheden en Ds Mieras.

De notulen der vorige vergadering werden onveranderd goedgekeurd. Op ver- : ^oek van de kiesverenigingen hield de heer Vlasblom de vergadering de werkzaamheden voor, die in de Prov. Staten al zo plachten te geschieden en gaf een overzicht van het gebeurde aldaar ten aanzien van de begroting en de daarop betrekking hebbende redevoeringen. Daar wij op deze rede nader terug komen, kunnen wij hiennede volstaan. Bij de besprekingen bleek wel de belangsteiïing, die er bestaat, ten aanzien van het aldaar verhandelde en sprak de vergadering haar waardering uit over de arbeid, door onze afgevaardigden vemcht. Enkele punten werden door de inleider nader toegelicht en verduidelijkt.

De bestuursverkiezing in verband met het aftreden van de voorzitter, die zich door gezondheidsredenen niet langer daarvoor beschikbaar mocht stellen, bracht deze uitslag, dat de heer A. de Redelijkheid als voorzitter werd gekozen, die deze benoeming aannam. Voorts werd de heer J. van Baarle uit Rotterdam als bestuurslid gekozen. De heer de Redelijkheid was de tolk der vergadering om de heer Vermeulen hartelijk dank te zeggen voor al de arbeid, sedert 1922 in het bestuur verricht. Node zien wij u vertrekken, doch de motieven moeten wij billijken. De Heere mocht met u willen gaan en u geleiden op uw verder levenspad en schenke u Zijn zegen. Als blijk van waardering deed hij deze woorden vergezeld gaan van een viertal boekwerken, die wat inhoud en uiterlijk betreft af waren. De heer Vermeulen dankte voor de woorden, die gesproken waren en voor het stoffelijk blijk, hem geschonken. Hem wordt door de vergadering toegezongen Psalm 121 : 4.

Na gehouden rondvraag werd deze vergadering door de nieuwe voorzitter met dankgebed gesloten.

Mag ik de kiesverenigingen er op wijzen, dat enkele posten van verkiezingslectuur nog open staan. Giro 39123.

A. VLASBLOM, secr.

ROTTERDAM - BANIER I

(Noorden-Centrum)

Bovengenoemde afdeling hield op 28 Februari j.l. haar jaarvergadering in gebouw Zaagmolenstraat 175. Deze 25ste jaarvergadering, welke goed bezocht was, werd door de voorzitter, de heer Joh. B. Kersten, met een gloedvolle toespraak geopend, waarin hij onder andedere het wel en wee der afdeling in de afgelopen 25 jaren nog eens de revue deed passeren, daarbij wijzende op het heugelijk feit, dat wij als afdeling der partij nog steeds mogen bestaan.

Het door de secretaris uitgebrachte jaarverslag bracht aan het licht, dat wij na overschrijving van 12 leden naar de afd. Kralingen nog 82 leden hadden per 31 December 1950, dat 5 bestuurs- en 3 ledenvergaderingen werden gehouden, dat 28.000 pamfletten en 4.000 brochures voor de verkiezingen voor de Prov. Staten werden uitgezet en dat de ledenvergaderingen in het algemeen en de bestuursvergaderingen in het bijzonder zich immer kenmerkten door een prettige geest. Iets wat in de onrust der tij­ den toch ook waard is eens gereleveerd to worden.

De penningmeester, de heer W. de Jonge, gaf op de hem eigen bescheiden wijze een overzicht van de financiën der afdeling, waaraan hij een ernstige principiële beschouwing deed voorafgaan. Aan het slot van zijn in stille aandacht aangehoord verslag deed hij de verheugende mededeling, dat nog een batig saldo aanwezig was.

Het stemt tot weemoed, dat onze penningmeester door het aanvaarden van het diakenambt (als vierde bestuurslid in enkele jaren tijds) zich gedwongen ziet de veeleisende functie van 1ste penningmeester neer te leggen. Zij het dan ook dat hij zal trachten door het overgaan op een minder tijd eisende functie de vereniging nog te blijven dienen. Na gehouden bestuursverkiezing ziet het bestuur er als volgt uit: Joh. B. Kersten: voorzitter; L. van Bochoven: secretaris; L. van Kralingen: Ie penningmeester; A. Witvliet: 2e penningmeester; W. de Jonge: algemeen-adjunct.

Vervolgens hield ons medelid, de heer H. K. Kieviet zijn aangekondigde inleiding over „Wie eren wij? " In een weidoorwrocht betoog nam de spreker ons in de geest mede naar de Coolsingel te Rotterdam, waar op geringe afstand van elkaar twee bronzen figuren staan opgesteld, namelijk Desiderius Erasmus en Johan van Oldenbarnevelt. Het zou ons te ver voeren om in dit kleine bestek de rede ook maar gedeeltelijk weer te geven. Een ieder, die iets weet van het leven dezer humanistische vrijgeesten, ziet zich het betreurenswaardige antwoord op de vraag „wie eren wij? " voor ogen gesteld in de standbeelden voor deze mannen, welk antwoord luidt DIE eren wij! Spreker stelde dan ook terecht in het hcht en lichtte dit aan de hand van een citaat, ontleend aan een rede van Ds Zandt toe: Dat God Zijn eer aan geen anderen geven zal. Dat wij er eens iets van leerden begrijpen.

Op dit klaar en helder gesteld betoog ^ volgden geen vragen ter verduidelijking van een en ander. Ook vragen of voorstellen voor de Algemene Vergadering te Utrecht bleken er niet te zijn. De 'jubileumboekjes „Ds Zandt" vonden gretig aftrek, terwijl wij ter vergadering niet minder dan vier nieuwe leden mochten noteren en het aantal propagandisten werd uitgebreid van 2 tot 4.

De heer A. F. van Baarle, wie het naast het drukke diakenambt aan tijd gaat ontbreken tevens als bestuurslid te fungeren, werd door de voorzitter hartelijk dank gezegd voor de getrouwe wijze, waarop hij steeds zijn functie had waargenomen en de eenvoudige vriendelijke wijze van omgang, die ons hem zo node in onze bestuursvergaderingen zal doen missen. De vergadering werd hierop voor de laatste maal door vriend van Baarle met dankgebed gesloten.

NIEUWERKERK (Z.)

I Maart kwam de kiesvereniging in jaarvergadering bijeen. De voorzitter opende de vergadering met het laten zingen van Psalm 119 : 53, het lezen van 1 Tim. 6 en ging voor in gebed.

Hij heette allen welkom en herinnerde in gevoelvolle en waarderende woorden aan onze voortrekkers, de heren P. Flikweert en J. J. van Klinken, welke van ons weggenomen zijn, en vermaande de vergadering, zoals Paulus in het voorgelezen hoofdstuk zijn zoon Timotheüs deed, 't toebetrouwde pand te bewaren, ook hun voetstappen te drukken en na te volgen, door eer en oneer, op tegenwerking en vijandschap rekenende. Verder stond hij stil bij de toestand van ons arme land, waar iedere inwoner ƒ 2700 schuld heeft, die steeds groter wordt, wat ook uitkwam in de regeringscrisis, , terwijl wij in schijnwelvaart leven. Het zijn gevolgen van de valse wetenschap. Alleen zij, die Gods Woord als regel huns levens stellen, hebben toekomst, hetgeen wij als S.G.P. nastreven.

Hiermede verklaarde de voorzitter de vergadering voor geopend. Het voorlezen van de notulen en de verslagen van secretaris en penningmeester verliep vlot, de kas sloot met een klein tekort. De aftredende bestuursleden werden herkozen, terwijl in de vacature J. J. van Klinken de heer N. Slingerland werd gekozen. Nu volgde een mooi verslag van de Provinciale Vereniging en verder een bespreking van het gemeenteprogram, als ambtsgebed, bouwvolume, woningbouw, noodwoningen enz. De voorzitter en de heer J. Flikweert Pz., raadsleden, gaven uitvoerige inlichtingen, zodat wij een leerzame avond mochten hebben. Daarna sloot de penningmeester, na het gezamenlijk zingen van Psalm 85 : 2 de vergadering met dankzegging.

HEDEL

Maandag 16 April hield de kiesvereniging der S.G.P. een ledenvergadering. De voorzitter opende de vergadering met te laten zingen Psalm 89 : 7, gelezen werd 1 Samuel 10, waarna gebed volgde. Hierna werden de notulen van de vorige vergadering gelezen. Ook werd een huishoudelijk reglement opgesteld, hetwelk door alle leden werd goedgekeurd. Besproken werd het gaan naar de Algemene Vergadering, die te Utrecht op 9 Mei zou gehouden worden. Daar niemand iets meer had voor de rondvraag, sloot de voorzitter deze vergadering met te doen zingen Psalm 84 : 6 en dankgebed.

B. HANEGRAAF, secr.

re leerstoel in de homoeopathie te vestigen aan één der Rijksuniversiteiten, nog het advies van de betrokken universiteit wordt afgewacht. Inmiddels is nog van andere zijde een soortgelijk verzoek aanhangig gemaakt".

Dit antwoord — het mag niet ontveinsd worden — heeft bij vele voorstanders van de homoeopathische geneeskunde

bittere teleurstelling

gewekt, gelijk ook heel het verloop van deze aangelegenheid dat ook gedaan heeft. Afgaande op de verslagen in de dagbladen en dat van de radio, welke het antwoord, dat de Minister mij nu bijna anderhalf jaar geleden in de Kamer op mijn vraag om te willen bevorderen dat een leerstoel in de homoeopathie aan de Utrechts academie gevestigd zou worden, destijds hebben weergegeven, hadden tal van homoeopathen en leden van de Anti-vivisectiestichting de indruk gekregen, dat deze leerstoel er ook zeker zou komen. Uit hun kringen zijn dan ook

verschillende felicitaties

toen ter tijde bij het bestuur van de Anti vivisectiestichting binnengekomen. Men kan gemakkeHjk bevroeden, dat het verloop dezer zaak niet alleen teleurstelling, maar ook een zekere ontstemming in even tevoren genoemde kringen verwekt heeft. Deze ontstemming geldt niet de Minister, die de bestuursleden der Anti-vivisectiestichting steeds met grote welwillendheid heeft ontvangen en dezen de nodige inlichtingen heeft verstrekt, en evenmin de ambtenaren van zijn departement, die zulks ook gedaan hebben, maar de betrokken Universiteit, die op 22 December 1950, de dag, waarop de Memorie van Antwoord werd ingezonden, nog steeds geen advies had verstrekt. Dat is toch wel heel wat bijzonders.

Na een jaar

en dan nog steeds geen advies. Dit wijst niet op enige medewerking. Men zou ter verontschuldiging kunnen aanvoeren, dat er bij degenen, die het advies hadden te geven, zich enige ziekte heeft voorgedaan. Doch het is kwalijk aan te nemen, dat zij een geheel jaar ziek zijn geweest. Doch hoe dit ook zij, het heeft op de voorstanders van de homoeopathische geneeskunde een hoogst onaangename indruk gemaakt, dat er op 22 December jl, door de betrokken Universiteit nog steeds geen advies uitgebracht was en dat er zulk een geweldige vertraging in de behandeling van de voor hen zo gewichtige aangelegenheid als de vestiging van een leerstoel voor hen is, heeft plaats gevonden. En dit te meer, dewijl sedert mijn verzoek in de Kamer

heel wat pennen

in beweging zijn gekomen om de homoeopathie te bestrijden en de Minister te bewegen om op het verzoek afwijzend te beschikken. Ik behoef daarvoor alleen maar te herinneren aan het artikel van dr Heyermans in „Het Vrije Volk" van 3 JuH 1950 en de rede, welke professor Weve in zijn kwaliteit van rector-magnificus te Utrecht heeft gehouden. Ik zal daar althans heden niet in den brede op ingaan, maar wil daarvan opmerken, dat

dat artikel en die redevoering

kort weergegeven vrijwel geheel daarop neerkwamen, dat de homoeopathische ge- .Aeeskunde onwetenschappelijk is en dat allen, die haar beoefenen, feitelijk niet

anders dan kwakzalvers zijn, even hetgeen

denigrerend als onwaar is.

De Stichting van de Anti-Vivisectie toch, die geheel buiten bezwaar van 's lands schatkist, geheel op eigen kosten een leerstoel in de homoeopathie aanvraagt, telt tal van leden, die een wetenschappelijke opleiding aan een onzer Universiteiten hebben gehad. Onder hen bevinden zich doctoren, artsen, meesters in do rechten, ingenieurs, letterkundigen, die men dan maar driestweg in de hoek van de

anwetenschappelijken

neerzet en bejegent als onverstandige lieden, die in hun onverstand met hun verzoek om een leerstoel voor de homoeopathie het hebben durven bestaan om de onfeilbaarheid van de officiële vakwetenschap in twijfel te trekken. Een misdaad, in het oog van die wetenschap zo groot, dat zij hun nauwelijks te vergeven is en waarvoor die wetenschap dan ook geen goed woord over heeft gehad, maar slechts woorden, die met gal en alsem vermengd waren. Het allerliefst zouden zeer velen hunner maar geheel het zwijgen willen opleggen aan de voorstanders van de homoeopathische en vivisectievrije geneeskunde, maar dat gaat nu eenmaal niet in een land, waar de vrijheid van drukpers en woord bij de wet verzekerd is. Doch

een leerstoel in de homoeopathie

aan de Universiteit, neen, dat niet, dat liefst nooit, want daar zou zo veel rook en smook van opgaan, dat zij zelfs het licht van de zon der officiële vakwetenschap geheel verduisteren zouden. Ook zijn er niet weinigen, het zij tussen twee haakjes opgemerkt, die van gevoelen zijn, dat die leerstoel er niet mag komen, dewijl de allopathen vrezen, dat„ daardoor hun licht betimmerd zal worden.

Mijnheer de Voorzitter! Men kan de bestrijding van en de tegenstand tegen de leerstoel maar slecht verstaan en billijken. Als de pfficiële vakwetenschap dan za zeker van haar zaak is en er voldoend bewijs voor heeft, dat zij in deze de wijsheid in pacht heeft, waarom verzet zij zich dan toch zo hardnekkig tegen de vestiging van een leerstoel voor de homoeopathie? Als er toch een leerstoel komt en daarop wordt

niets dan onzin

verkocht en niet dan een jammerlijke kwakzalverij geleerd, dan zal het toch maar heel kort duren of het licht der officiële vakwetenschap zal de duisternis der homoeopathische geneeskunde verdreven hebben en dan zal heel Nederland, wat nu geenszins het geval is, niets met doctoren of artsen, die de homoeopathische geneeskunde beoefenen, van doen willen hebben.

Daarmede zou aan de allopathie een grote dienst bewezen zijn, want de homoeopathen, waar zij zich ook bevinden, hebben thans een drukke praktijk. Daarmede zou dan, hetgeen de allopathen als een groot kwaad, als ellendige kwakzalverij beschouwen, de wereld uit zijn. Doch wat ik tevoren gezegd heb,

de bestrijding van de homoeopathie

door vele mannen van de officiële wetenschap is menigmaal even denigrerend als onwaar. Over het kleinerende, het bepaald grievende heb ik reeds gesproken, door er aan te herinneren, dat beoefenaars der homoeopathie als een soort van kwakzalvers worden neergezet, en als zodanigen in het eerbied-' en geloofwaardige gezelschap der vakweten-

schappelijken niet worden geduld, maar zonder enig pardon de laan worden uitgestuurd. -^^ ^^ ^^^^ ^^^

Het is wat de homoeopathie betreft onwaar, dat zij door niet-wetenschappelijken wordt beoefend. Reeds hef feit, dat zij in ons land door tal van doctoren en artsen wordt beoefend, die hun wetenschappelijke opleiding aan een Universiteit hebben genoten, logenstraft deze bewering ten enenmale. Dit wat ons land betreft.

In Amerika

studeren duizenden studenten in de homoeopathische geneeskunde. Zijn dit nu allemaal onwetenschappelijken, de professoren, die het onderwijs geven en de studenten die het ontvangen, omdat de officiële vakwetenschap hier te lande de studie en de beoefening van de homoeopathie voor onwetenschappelijk verklaart? - Is het gezag der Nederlandse officiële vakwetenschap zo groot, zo onfeilbaar, dat de

Engelse hofdokter,

die een homoeopaat is, daarom als een onwetenschappelijk man gebrandmerkt en veroordeeld moet worden? De Engelse koning en koningin, het Engelse hof en de Engelse hofarts mogen zich in dit opzicht gelukkig prijzen, dat zij zich in Engeland en niet in Nederland bevinden, want welke discrimerende woorden, ja wat al zouden zij hier te horen krijgen als men afgaat op de oordeelvellingen, over de homoeopathie en de antivivisectie, welke in de kringen van de officiële medische wetenschap in ons land zijn en worden gedaan.

Wat zouden, daarop afgaande, te horen krijgen de Engelse minister sir Stafford Cripps, die zijn genezing zocht bij de Zwitserse arts dr Bircher-Benner, de pionier van de natuurgeneeswijze en nogal zo vele andere buitenlanders van naam, die hun genezing met voorbijgaan van de allopathische zochten en vonden bij

de homoeopathische geneesheren?

Wat ook te horen krijgen het Engelse parlementslid Peter Freemann, die op 31 October 1950 in het Lagerhuis een warm pleidooi hield voor de vivisectievrije geneeskunde, er op wijzende, dat daarbij niet millioenen dieren gemarteld, ja zelfs doodgemarteld worden. Inderdaad, het zou een grote zegen zijn, indien al die martelingen konden voorkomen worden en op die manier een geneeskunde zou ingevoerd kunnen worden, zoals de voorstanders van de antivivisectie deze voorstaan.

Mijnheer de Voorzitter! Dit overdenkende, rijst nog zoveel te meer de vraag, of de officiële vakwetenschap dan zo infeilbaar is. Ik wil hier niet nogmaals aanhalen het oordeel van de wijsgeren Hegel en Kant, welke ik in mijn vorige rede over deze aangelegenheid naar voren heb gebracht. Ik wil alleen maar in herinnering brengen, dat deze in de humanistische wereld zo beroemde en gezaghebbende philosophen nadrukkelijk het te kort en te smal daarover hebben uitgesproken. Ook wens ik thans de aandacht te vestigen op de uitspraak, welke ik

professor Bolland

op zijn college heb horen doen en welke hij zo vaak heeft uitgesproken, en wel in dier voege, dat een eenvoudige Veluwse boer, die de Drie-eenheid beleed en verstond, meer verstand, rede en inzicht bezat dan menig vakgeleerde, ook al voerde hij de titel van professor. Het ligt allerminst in mijn bedoeling de vakgeleerden

der officiële wetenschap te kleineren, in. tegendeel, ik erken, dat er zich ook onder hen mannen met grote kennis bevinden, Doch hiertegen kom ik met alle nadruk op, als velen hen of zij zichzelf met het

praedicaat van onfeilbaar

willen versieren en zich met een mantel van alwetendheid willen omhangen, wat maar al te vaak het geval is. Hetgeen zelfs zo ver is gegaan, dat men in de dagen van de Aufklarung degenen, die aan de wonderen der Heilige Schrift geloofden, in naam van de wetenschap het brandmerk van onwetenschappelijk op hun ruggen heeft gebrand — hetgeen ook al gedaan is evenzeer in naam van de wetenschap ten aanzien van hen, die de opstanding van Christus beleden. Ook kom ik evenzeer met alle beslistheid op tegen de

machtsusurpatie,

welke de officiële wetenschap wil uitoefenen, waar zij elk, die haar inzicht niet deelt — zoals dat ook met mr Groen van Prinsterer en Bilderdijk het geval is geweest — bij het geven van academisch onderwijs met alle geweld en middelen wil weren.

Het is er. Mijnheer de Voorzitter, verre vandaan, dat de officiële wetenschap onfeilbaar is. Ik zou daar, benevens hetgeen ik er in het algemeen van heb gezegd, tal van bewijzen van kunnen bijbrengen. Ik zal mij echter bepalen tot een zeer sprekend bewijs uit de laatste jaren. Ha^ was op gezag en in naam van de offi-' ciële wetenschap, dat de inentingswet door de Tweede Kamer in of omstreeks 1872 werd ingevoerd, waarbij elk kind, dat het befaamde pokkenbriefje niet kon vertonen, de toegang tot de school werd ontzegd. Welk een grove misslag zij daarmede begaan heeft, en hoe zeer haar feilbaarheid daarbij aan de dag is gekomen, heeft de uitkomst geleerd. Want haar inentingswet bleek

niet houdbaar

te zijn vanwege de vele kinderen, die ten gevolge van de inenting encyphalitis bekwamen en vaak onder de schrikkelijkste pijnen stierven. Mijnheer de Voorzitter! En waar nu boven elke twijfel verheven vaststaat, dat de officiële wetenschap en die van de \ vak-wetenschap wel allerminst onfeilbaaJ zijn, daar verwondert het te meer, dat zij zulk een

dwingelandij

wil oefenen, opdat er toch vooral geen leerstoel in de homoeopathie zal komen. Een gedragswijze, die in alles overeenkomt met de methoden van de Sovjetunie, welke hier zo vaak, ook van achter de Regeringstafel, veroordeeld zijn.

In Rusland

toch wordt alle vrijheid van uiting onderdrukt en slechts als wetenschap erkend, wat de officiële wetenschap, welke geheel door de historisch-materialistische beschouwing beheerst wordt, erkent en leraart. Men hhet opgemerkt, onlangs nog in een artikel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, dat zodoende de wetenschap geweld wordt aangedaan en er feitelijk van wetenschap gesn sprake kan zijn. Doch is het in ons land

anders gesteld,

als men daar van de zijde der officiële wetenschappelijke wereld de leeistoel in de homoepathie beslist geweerd wil zien? Is daar wel sprake van een vrije ontwikkeling der wetenschap? Wil men aldus handelende niet evenzeer de mond snoeren van hen, die het op wetenschap- pelijke gronden met de officiële wetenschap niet eens zijn? En daarmede zijn er onder de medici, zowel in het buitenland als in ons land betrekkeHjk velen het niet eens. Waarom wordt hun niet de gelegenheid geboden om hun wetenschappelijkheid aan de Universiteit op te doen? Te meer, waar er toch zo vele bijzondere leerstoelen van allerlei aard met medewerking van de Regering gevestigd zijn: in Leiden en Utrecht te zamen zijn er zelfs

ongeveer 50,

van. Waarom kan dan die ene, n.l. die in de homoeopathie er niet bij? Waarom wordt daartegen zoveel verzet geboden uit officiële medische kring? Naar beweerd wordt om wetenschappelijke redenen. Maar het is wel zeer merkwaardig, dat als de homoeopathen hun wetenschappelijkheid willen bewijzen, hun daartoe niet de gelegenheid wordt geboden. Zelfs het „Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde" is voor homoeopathen geblokkeerd. Er wordt hun geen gelegenheid gegeven om hun wetenschappelijkheid te tonen. De Minister werke daaraan mede en geve hun daartoe aan een der Universiteiten de gelegenheid. Waarom dan, ja, waarom dan, niet voldaan aan het verzoek van

de Anti-Vivisectie Stichting.

Zij zal, als haar verzoek ingewilligd ^wordt, heus geen persoon als bijzonder hoogleraar aanstellen, die geen wetenschappelijke opleiding heeft gehad, maar stelUg begeren er een aan te stellen, die ook op wetenschappelijke gronden de homoeopatische geneeskunde weet uiteen te zetten. Dat het verzoek ingewilligd wordt, daarvoor bestaat te meer reden, daar waar de Minister in zijn antwoord heeft medegedeeld, dat ook van. andere zijde dan van de Anti-Vivisectie Slichting een verzoek om een leerstoel in de homoeopathie is ingediend. Dit wijst er op, dat er toch wei een sterke begeerte voor zulk een leerstoel bestaat. Ook dat laatste verzoek zal wel niet ingediend zijn door wat men gemeenlijk noemt mannen uit de Achterhoek. Ook daarbij zuUen steUig mannen met academische opleiding, zelfs wel doctoren en artsen betrokken zijn. Zo staat het dan wel vast, dat er

in een vrij brede kring van wetenschappelijke personen

een sterke belangstelling voor, de homoeopathische geneeskunde bestaat, hetgeen ook bevestigd wordt door de drukke practijk, waarin vele homoeopatische geneesheren zich mogen verheugen. Daaromtrent lezen wij in een verzoek, dat in zake een homoeopatische leerstoel tot de Minister-President gericht is, — een verzoek, dat afgedrukt is in de Mededelingen van het Orgaan van de Anti- Vivisectie Stichting van Maart en April van dit jaar —, dat er in Twente homoeopatische artsen zijn, die het zó druk hebben, dat de allopatische artsen het met lede ogen aanzien. En zo is het niet alleen in Twente, doch ook in Utrecht, Amersfoort en tal van andere plaatsen in ons land.

Mijnheer de Voorzitter! Ik wil mij als leek op dit gebied in de strijd tussen allophaten en homoeopaten niet mengen, zelfs op het ogenblik daarin geen besliste keuze doen, al wil ik wel erkennen, dat de vivisectie-vrije geneeskunde daarom mijn sympathie heeft, omdat zij een geneeskunde wil beoefenen, waarin

het gebruik van vaccins en sera

achterwege blijft en dat het ook aldus gesteld is ten aanzien van de homoeopatische in zoverre zij het daarin eens is met de vivisectie-vrije geneeskunde. Men zal dit lichtelijk kunnen begrijpen, als men alleen maar weet en bedenkt, welk een verschrikkelijke ellende de gewetensbezwaarden gedurende 't bestaan va.n de oude inentingswet ten aanzien van hun kinderen hebben beleefd en ook de militairen met gewetensbezwaren in Indonesië vaak hebben moeten doorstaan en niet minder als wij de vele slachtoffers onder de kinderen gedenken, welke er ten gevolge van de inenting aan de encephalitis zijn gestorven en aan hen, die van de inenting soms heel hun leven de rampspoedige gevolgen hebben ondervonden, hetgeen ook van de laatste jaren geldt, want ook daarin zijn er ter gevolge van de inenting slachtoffers gevallen.

Ja, Mijnheer de Voorzitter, ik wil er eerlijk voor uitkomen, dat het mij zeer zou verblijden, indien de leerstoel in de homoeopathie daartoe mocht bijdragen, dat er een geneeskunde beoefend werd, waarbij het 5ebruik van vaccins en sera achterwege kon blijven en dat ook mede een van de redenen is, dat ik mij tot de Minister gewend heb en andermaal wend om de stich> ing van de meervermelde leerstoel te willen bevorderen. Dat ik dit bepaaldehjk voor die van de Anti-Vivistectie Stichting doe, heeft ook zijn reden.

Deze is daarin gelegen, dat, indien ik wel ingelicht ben en ik twijfel niet of ik ben in deze goed ingelicht, dat het tweede verzoek, waarvan het antwoord van de Minister melding maakt in dier voege is ingekleed, dat de leerstoel

op Rijkskosten

zou plaats hebben, een verzoek, dat, gelet op de financiële toestand van 's Rijks schatkist, wel op financiële bezwaren zal afstuiten. Doch mocht de Minister de grootmoedigheid willen betonen om de stichting van een leerstoel voor de homoeopathie geheel op Rijkskosten te doen geschieden, dan zal de Anti-Viviseetie-Stichting daarmede ten volle genoegen willen nemen, daar zij zich alzo van zware lasten ontslagen ziet. Waarlijk, zij moeten niet gering geschat worden,

de offers

welke de even te vorengenoemde Stichting zich voor de oprichting van een leerstoel wil getroosten. Dit mag stellig wel gewaardeerd worden, dat 2aj geheel voor eigen rekening zulk een leerstoel wil oprichten en geheel met eigen middelen wil bekostigen. En dat in deze tijd. Daaruit spreekt wel een krachtige liefde van de Anti-Vivisectie-Stichting voor haar beginselen, alsook een vaste overtuiging, dat zij met de oprichting van een leerstoel ons land, inzonderheid de zieken en de lijdenden onder ons volk, een grote dienst zal doen. Mijnheer de Voorzitter! Na dit alles in overweging genomen te hebben, wil ik eindigen met een beroep

op het rechtsgevoel.

Er zijn aan onze academies zovele leerstoelen van allerlei aard gevestigd, dat het vrij wat kwetsends voor het rechtsgevoel inheeft, indien nu juist die ene, namelijk de leerstoel in de homoeopathie, die men nota bene nog wel zelf geheel wil bekostigen, niet wordt toegestaan. En dat op gronden, die, op de keper beschouwd, geen reden van bestaan hebben.

Een kennelijke onwil

van de Nederlandse officiële vakwetenschap mag hier de doorslag niet geven. In andere landen, grote landen als Amerika en Engeland, neemt de homoeopathie een eervolle plaats in, getuige het feit van een homoeopathisch geneesheer aan het Engelse hof en het onderwijs in de homoeopathie in Amerika; daarom zou het

Holland op zijn smalst

een zekere discriminatie van de wetenschap, een niet geringe navolging van een Russische methode zijn, indien er geen leerstoel in de homoeopathie aan één onzer Universiteiten mocht gevestigd worden. Ik besluit met nogmaals een ernstig beroep te doen op de Mi- nister om alles in 't werk te willen stellen, dat het gedane verzoek alsnog ingewilligd zal worden. Zijne Excellentie kan er ten volle van overtuigd zijn, dat, indien zulks geschiedt, het tot groot genoegen van een grote groep Nederlanders zou zijn, waaronder niet weinig intellectuelen, van wie er verscheidenen een vooraanstaande plaats in de maatschappij innemen.

Tenslotte nog een enkel woord over het op 22 December jongstleden nog niet bij de Minister ingekomen advies van de hierbij betrokken Universiteit. Mocht dit nu, na ruim vier maanden, nog niet bij de Minister zijn ingekomen, dan zou ik de Minister willen verzoeken om zijn invloed aan te wenden, dat er toch eindelijk eens een advies uitgebracht zal worden, opdat deze aangelegenheid niet op de lange baan zal geschoven worden, waarop het veel gaat gelijken, indien men bedenkt, dat er na een jaar — wat toch wel heel wat bijzonders is — nog geen advies is uitgebracht. Mocht er na 22 December wel een advies zijn uitgebracht en de Minister de Kamer dat wil mededelen, dan ligt het voor de hand, dat ik daar thans niet nader op in zal gaan, maar het advie; eerst gedrukt voor mij wens te hebben, om na rustige overdenking, er bij de eerst zich voordoende gelegenheid er het mijne van te zeggen, want de zaak is van te veel gewicht, dan dat zij

in de doofpot

gestopt mag worden. Bij de replieken ging Ds Zandt niet nader op de vestiging van de leerstoel in de homoeopathie zelf in, dewijl hij daarover het zijne in de rede genoegzaam gezegd had. Hij drong er op aan, dat de Minister het advies van de Utrechtse Medische faculteit aan de Kamer zou ter lezing bieden, dat dé gronden, waarop het afwijzend advies rustte, althans ter kennis van de Kamer gebracht zouden worden en dat hij zijn invloed zou aanwenden om een spoedige indiening van het advies der curatoren, dat nog steeds niet binnengekomen is. Voorts bepleitte hij dat de Minister zijn standpunt — hij had namelijk gezegd onder de gegeven omstandigheden geen medewerking tot .de_Jv^tiging van de beü-okken leerstoel te kunnen geven, alsnog te wijzigen en dit te meer waar de * Minister in zijn antwoord op de rede van Ds Zandt verklaard had, dat van de Utrechtse Universiteit nog maar een voorlopig, doch geen definitief advies was binnengekomen. Ds Zandt zeide dan bij de repliek het navolgende:

Mijnheer de Voorzitter! Het ligt niet in mijn bedoeling over de leerstoel in homoeopathie, na hetgeen ik daarover al gezegd heb, nog veel te zeggen. Na vele maanden is dan eindelijk het advies van de medische faculteit te Utrecht, dat afwijzend blijkt te zijn, bij de Minister ingekomen. Gaarne zou ik nu van de Minister vernemen, of hij bereid is ons mede te delen de

gronden, waarop

het afwijzende advies van de Utrechtse faculteit is gebaseerd. Waar het voor tal van homoeopathen een gewichtige kwestie betreft, zouden wij het zeer op prijs stellen, wanneer wij die gronden mochten vernemen, omdat daartegen allicht van andere zijden, waar die bezwaren niet worden gedeeld, weer argumenten kunnen worden ingebracht. Terecht is door een afgevaardigde van de V.V.D. m.et een zeer kort woord er op gewezen, gelijk dat ook door mij ten aanzien van het buitenland en Amerika uitvoerig is gedaan, dat in Amerika op dit punt een gans andere opvatting bestaat dan hier te lande en dat daar die tak van wetenschap wel wordt beoefend. ook aan de Universiteiten. Ik hoop nog altijd, dat men ook in Nederland recht wil doen aan een tak van wetenschap, die helaas tot dusver

stiefmoederlijk

is behandeld. Waarom geeft men deze mensen geen gelegenheid om te tonen, dat zij inderdaad de wetenschap beoefenen? Ze vragen: Geef ons die gelegenheid. Dat wordt echter geweigerd. Het behoeft het Rijk geen penning te kosten, daar de Anti-Vivisectie-Stichting aanbiedt zelf de kosten van een leerstoel te dragen. Laat men ophouden deze mensen als kwakzalvers te beschouwen en laat men hun de gelegenheid geven ook inderdaad te tonen, dat ze geen kwakzalvers zijn.

Verder wens ik te bepleiten, dat de Minister enige aandrang uitoefent wat betreft het advies van de curatoren van de Utrechtse Universiteit. Heb ik het goed beluisterd, dan is dat advies nog niet binnengekomen; ik zou het zeer op prijs stellen ook dat advies te mogen ontvangen. Zou de minister ons daaromtrent

nader kunnen inhchten en ons ook het advies van de medische faculteit willen overleggen? Het betreft een zaak, die voor tal van wetenschappelijke mensen van grote betekenis is. Indien de vivisectievrije geneeskunde inderdaad gelijk heeft, dan zou daarmede

het leed

en de jammer van mülioenen dieren kunnen voorkomen worden. De zaak der homoeopathie en vivisectievrije geneeskunde, welke laatste

geen sera en vaccins

toepast, is van te groot belang dan dat hun een leerstoel aan één der Universiteiten geweigerd zal blijven. Ik doe nogmaals een

beroep

op de Minister om zijn standpunt in deze te wijzigen en de vestiging van een leerstoel in de homoeopathie te willen bevorderen. Te meer, daar de Minister medegedeeld heeft, dat er slechts een voorlopig en geen definitief advies is binnengekomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1951

De Banier | 14 Pagina's

PARTIJNIEUWS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1951

De Banier | 14 Pagina's