Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

^ LIL

Het is begrijpelijk, dat het keizer Constantijn de Grote aan vijanden niet ontbroken heeft. Allereerst onder zijn tijdgenoten, die het heidendom bleven aanhangen, en ook later onder de bestrijders van het Christendom.

Eerstgenoemden verspreidden het gemcht, dat Constantijn uit gewetenswroeging over door hem bedreven gruweldaden, waarvoor naar het oordeel der heidense priesters geen reiniging mogelijk was, zich door tussenkomst van een Egyptische bisschop uit Spanje, die door de hofdames bij de keizer was ingeleid en hem verzekerd had, dat hij in de Christelijke godsdienst vergeving voor al zijn zonden vinden kon, in de armen van het Christendom geworpen had. Dat deze voorstelling van zaken met de waarheid geenszins overeenstemt, laat zich gemakkelijk inzien, als men bedenkt, dat de daden, waarop Constantijns vijanden vooral het oog hadden en waarop wij straks nader zullen ingaan, door Constantijn begaan waren lang nadat hij openlijk de zijde van het Christendom gekozen had. Het was dus pure laster der heidenen, wanneer zij het praatje rondstrooiden, dat Constantijn tot het Christendom was overgegaan louter en alleen omdat hij daardoor vergeving van zijn gruweldaden kon vinden. Ook moet het ten sterkste betwijfeld worden of Constantijns overgang tot het Christendom, gelijk dat in latere tijd door bestrijders van het Christendom beweerd is, louter een staatsgreep van hem is geweest, doordat hij, ziende de wassende invloed van het Christendom en daarnevens de aftakeling van het heidendom, voor het eeerste gekozen heeft om zich lang^ die weg van het gezag over heel het Romeinse rijk te kunnen meester maken.

Toch, al heeft Constantijn de Grote zeer veel voor de doorwerking van het Christendom gedaan, mag dit er ons niet blind voor doen zijn, dat hij ook dingen gedaan heeft, waarop terecht aanmerking kan worden gemaakt. Zo heeft hij in een vlaag van toom zijn eigen zoon laten doden en daarna zijn eigen vrouw in een bad, dat te heet gestookt was, op een gruwzame wijze om het leven laten brengen.

Nu zijn er wel verzachtende omstandigheden aan te voeren, waardoor deze daden in een geheel ander licht komen te staan, dan wanneer men het bij deze blote vermelding laat, maar zij vormen toch wel een donkere bladzijde uit Constantijns levensgeschiedenis.

Wat toch was het geval? De zo even genoemde Crispus Caesar was de zoon van Constatijn en diens eerste vrouw. Hij was een gevierd veldheer, die door de zeeslag voor Byzantium veel tot de volkomen overwinning over keizer Licinius had bijgedragen. Terv/ijl hij in den vreemde vertoefde, werd hij bij zijn vader er van beschuldigd een ongeoorloofde betrekking te willen aanknopen met zijn stiefmoeder, Constantijns tweede vrouw, die Fansta heette. Hierover onstak Constantijn zo zeer in woede, dat hij zijn eigen zoon ter dood liet brengen. Later is echter, volgens geschiedschrijvers, gebleken, dat de keizer het slachtoffer was geworden van bedrog, hoewel hij daarvoor reeds gewaarschuwd was.

De keizerin Fansta had namelijk ook zonen, die zij haar man als keizer wilde zien opvolgen. Daartoe stond de meergenoemde Crispus Caesar echter in de weg, want deze was bij zijn vader en ook bij het volk zeer geliefd. Wanneer Constantijn dus opgevolgd zou worden, lag het voor de hand, dat Crispus Caesar daarvoor de aangewezene was. Daarom legde Fansta het toe op zijn val en diende zij bij Constantijn de aanklacht in, dat Crispus haar eer en deugd had willen aanranden. Zij deed dit met zo veel schijn van waarheid, dat Constantijn het bovengenoemde bevel uitvaardigde, hetwelk door Crispus' vijanden haastig ten uitvoer werd gebracht.

Constantijns moeder, Helena, nam het echter voor haar kleinzoon op. Zij hield niet op over hem te treuren en zij bestrafte de keizer zelfs. Daar 's keizers gpweten hem ook niet met rust liet, liet hij een nauwkeurig onderzoek instellen en daarbij kwam aan het licht, dat zijn zoon Crispus Caesar aan het hem ten laste gelegde part noch deel had. Tegelijk kwam het weefsel van bedrog, waarvan Fansta de draden in handen had, aan het licht. Hierdoor ontstak de woede van de bedroefde Constantijn zo zeer, dat al zijn verbolgenheid zich nu tegen zijn gemalin, Fansta, keerde en hij haar op de boven vermelde wijze liet ombrengen. Behalve deze gevallen maken sommige historieschrijvers melding van nog andere gevallen van terdoodbrenging uit oorzaak van wantrouwen of achterdocht. Zo viel uit deze oorzaak ook de zoon van zijn zuster, die met Licinius gehuwd geweest was, als slachtoffer.

Toen Constantijn deze daden liet verrichten, was hij nog niet gedoopt. Hij behoorde nog slechts tot de eerste klasse der cathechumenen, zodat hij de godsdienstoefeningen der christenen niet in haar geheel mocht bijwonen. Eerst op hogere leeftijd, toen hij door ziekte werd aangetast en de nabijheid des doods zich gevoelen deed, werd hij na belijdenis van zonden in de klasse der catechumenen in engere zin opgenomen. Daarna begaf hij zich naar een slot in de nabijheid van Nicodemië, waar hij de bisschoppen verzamelde en door één hunner, namelijk Eusebius, kort voor zijn dood op 64-jarige leeftijd in 337 gedoopt werd. Eerst nu mocht hij de samenkomsten der gemeente bijwonen en aan de gebeden in de kerk met de andere christenen deelnemen.

Over de redenen, die Constantijn er van weerhielden om zich veel eerder te laten dopen, is veel geschreven. Zeer waarschijnlijk werkte hiertoe mede, dat Constantijn over de doop een geheel verkeerd begrip had door namelijk te menen, dat aan de doop een wonderdadige kracht tot vergeving van zonden moest worden toegekend, zodat bij zo lang mogelijk uitstel alle vlekken, die het leven bezoedelden, door de doop konden worden afgewassen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1951

De Banier | 14 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1951

De Banier | 14 Pagina's