Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GOD ROEPT TOT STILSTAND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GOD ROEPT TOT STILSTAND

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar sta gij als nu stil en ik zal u Gods Woord doen horen. 1 Sam. 9 : 27a

II.

üe volk ver-intwoordeiijklieid ligt voor het schepsel, nademaal hij eenmaal was pen beelddrager Gods. En al heeft hij zichzelf van al die schatten en gaven moedwilhg beroofd, toch blijft God Zijn ei.s behouden op de mens. God doet van Zijn recht nooit afstand. Het is door de nederbuigende goedheid '^üds, dat een mens tot stilstand geroe- ^n wordt; geroepen om Gods Woord te horen.

Dat Woord spreekt tot ons van de volheerlijke staat, waarin God de mens schiep en plaatste. Dat Woord verkondigt ons hoe naamloos diep wij in Adam gevalen zijn. Dat wij van God gescheiden zijn en dat wij liggen onder een schuld, die wij nooit meer kunnen betalen. Dat wij gans en al verdoemelijk voor God liggen, onder Zijn toorn, die brandt als een vuur, en onder Zijn grimmigheid, die niet anders kan dan ons verschrikken. Onder de vloek van Gods Wet, die van dag tot dag om het oordeel der verdoemenis roept. Onder de heerschappij des satans en der zonde, waaronder wij nooit door eigen kracht kunnen uitkomen. Dat Woord predikt het ons, dat uit de werken der wet geen vlees voor ^God kan gerechtvaardigd worden.

^^> at Woord spreekt tot ons van Gods velbehagen in Christus Jezus; van de rijkdom van Gods genade, geopenbaard in de schenking van de Zoon van Gods eeuwige liefde, waardoor de grootste der zendaren zalig en behouden kan worden. Dat Woord spreekt ons van de noodzakelijkheid van de onmisbaarheid, van de volle algenoegzaamheid van Christus, van Zijn dierbaarheid, schoonheid en beminnelijkheid voor een schuldig, ellendig en verdoemelijk zondaar. Dat Woord predikt geen algemene verzoening, maar verhoogt de praedestinatie, het Goddelijk besluit van verkiezing en verwerping, als openbaring van de souvereiniteit Gods. Doch dat Woord laat er ook de nadruk OU vallen, dat de verborgen dingen zijn voor de Heere onze God, en de geopenbaarde voor ons^n onze kinderen. De noodzakelijkheid van wedergeboorte en vernieuwing door God de Heilige Geest wordt ons telkens voorgehouden. Met een uitwendige godsdienst, doop en belijdenis, onberispelijke levenswandel voor de wereld zullen wij God niet kunnen ontmoeten. Maar die in Christus is, die is een nieuw schepsel. Tussen de wieg eii het graf moet dat Goddelijk genadewonder in ons verheerlijkt worden, dat er voor een doom een denneboom, en voor een distel een mirte zal opgaan en dat het de Heere zal zijn tót een naam en tot een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden.

Met onze gerechtigheden, die toch niet anders dan een wegwerpelijk kleed zijn. kunnen wij voor God niet bestaan. Dat kleed moet aan flarden gescheurd worden; wij moeten naakt voor God geplaatst worden, zullen wij ooit bekleed kunnen worden met de klederen des heils en met de mantel van Gods gerechtigheid.

God spreekt door en in Zijn Woord zo duidelijk tot ons, dat Hij van Zijn recht geen afstand doen kan. Dat Sion door recht verlost moet worden en haar wederkerenden door gerechtigheid. Wij lezen in Job 33, dat God de mens zijn gerechtigheid zal wedergeven; die oorspronkelijke gerechtigheid, die wij hadden in de staat der rechtheid. O, vvat een kostelijKe belofte, maar waar 'God Zelf plaats voor maken moet in ons leven.

En nu kurmen wij uit en van onszelf nooit iets aannemen, maar God de Heilige Geest moet ons wederbaren, levendmaken, overtuigen, ontdekken, ontgronden, ontbloten, maar ook Christus verheerlijken en toepassen, ja verzegelen in ons hart.

Hij alleen kan Gods beeld in ons herstellen en ons verzekeren van ons aandeel aan God in Christus; maar ook van ons kindschap en die gegronde hoop op de eeuwige zaligheid in onze harten schenken. Het is alles bewerkt door een drieenig God, maar het wordt ook door een drieënig God uitgewerkt en ingewerkt. Daarom, van onszelf zullen wij nooit stilstaan en wij hebben wel oren, maar wij horen niet meer. Daarom is het zulk een onbevattelijk wonder, wanneer het ons gebeuren mag, dat God Zelf ons stuit in onze zondeloop, of stilhoudt op de weg van eigengerechtigheid. Dat wij met de verloren zoon eens tot onszelf komen en dat Hij onze oren doorboort en onze harten opent om met eerbied naar Gods Woord te horen.

Wanneer God ons stil zet, dan worden wij in de tegenwoordigheid Gods geplaatst, maar dan laat God ons ook achteruitblikken en eens vooruit zien.

Achteruit; wat achter ons ligt, is niets anders dan een weg van schuld en zonde; een overtreden van Gods geboden; een beledigen van de allerhoogste majesteit Gods. En vooruit? Niet anders dan een geopende afgrond om eeuwig van God gescheiden te worden en Zijn toorn te moeten dragen. In de plaats der verdoemden, waar de rook van hun pijniging opgaan zal tot in alle eeuwigheid toe. Geen wonder, dat het voor dezulken benauwd is van alle zijden. Een vertoornd God boven hen, een vloekende wet in. hen en een geopende afgrond onder hen, die hen elk ogenblik kan verzwelgen. Zij willen het gaarne erkennen, dat zij des doods waardig zijn, tijdelijke en eeuwige straffen verdiend hebben. Ze kunnen niet begrijpen, dat ze nog niet al lang weggevaagd zijn met de bezem van Gods recht en opgeruimd als het slijk der straten.

Voor Gods recht krijgen zij eerbied, maar ook liefde.

O, daar staat die verslagen zondaar, bedroefd, en met een bittere smart in zijn ziel. Wat zal de Heere tot Hem zeggen? Hij vreest te zullen horen, dat er nooit genade meer voor hem is; dat hij nooit meer bekeerd zal kunnen worden; dat het te laat is, enz.

O, wat een pijlen worden er in het hart van de door Gods Geest overtuigde zondaar geschoten. De vijand tracht hem tot wanhoop te brengen en ziet hij op zichzelf en in zichzelf, o, waar zal hij dan toch op hopen? Hij heeft zichzelf des eeuwigen levens onwaardig gemaakt. Maar wat een wonder, dat het daar in zijn oren klinkt: Zo waarachtig als Ik leef, • spreekt de Heere, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen; maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere en leve. Onze gedachten waren om weggestoten te worden, maar Gods gedachten zijn gedachten des vredes en niet des kwaads.

Ja, als God komt in ons leven, dan is het nvt om te verderven, maar om te be- .duden. Hij maakt de blinden ziende en doet de doven horen. En Zijn Woord is met kracht. Het Evangelie is een kracht Gods tot zaligheid, eeii iegelijk, die gelooft. Die Goddelijke stem dringt door alles heen. Ook dan, wamieer God het eerste wegneemt om het tweede te stellen. Wij zouden doorgaan in onze eigen weg, in ons gestaltelijk leven, steunend op onze ervaringen en bevindingen, zo God Zelf er ons niet af bracht. Het komt in alles zo openbaar, dat wij dwaas en blind zijn en grond zoeken in hetgeen geen grond is voor de eeuwigheid. Het ongenoegzame van alles, waarop wij leunen en steunen, moet door Gods Geest ontdekt worden. Wij zoeken onze gerechtigheid op te richten uit de werken der Wet, omdat Christus voor ons verborgen is en onze vijandschap weigert om alles prijs te geven, opdat wij Hem alleen zouden gewinnen. De Wet moet voor ons een tuchtmeester tot Christus worden, maar wij hebben het ook te leren, dat Christus het einde der Wet is, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. God Zelf moet ons aan het eind brengen, zal Christus ooit ontdekt kunnen worden. Neen, tot die kennis kunnen wij uit en van onszelf nooit opklimmen, maar het moet ons van de Vader geleerd worden. Daarom verklaarde de Vader bij de doop van Christus: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik al Mijn welbehagen heb. Maar de Vader sprak ook op de berg der verheerlijking: Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem. En dat geloof in Hem als die enige Zaligmaker, Verlosser en Middelaar, moet door de Heilige Geest in onze harten gewerkt worden Tot een stilstand moeten wij gebracht worden, om te beleven, dat een geopenbaarde Christus nog geen geschonken Christus is. Zeker, die openbaring van de Persoon des Middelaars kan zo zalig zijn, zo rijk, zo vol, dat wij menen, dat wij Hem reeds bezitten. Het gemis moet ons telkens maar ontdekt worden, opdat er een waarachtige bekommering geboren wordt om Christus aly de gift des Vaders tot vsdjsheid, rechtvaardigmaking en verlossing te mogen ontvangen.

Gr. R.

Ds. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1951

De Banier | 8 Pagina's

GOD ROEPT TOT STILSTAND

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1951

De Banier | 8 Pagina's