Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uniezaken en Overzeese Gebiedsdelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uniezaken en Overzeese Gebiedsdelen

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ds. Zandt

Het was ter gelegenheid van de behandelin g van de begroting, handelende over Uniezaken en Overzese Gebiedsdelen, dat Ds Zandt het woord voerde. Na het vele, dat door hem over de Indische kwestie' gesproken is, kon hij ditmaal met een meer korte redevoering over de Uniezaken en de Overzeese Gebiedsdelen volstaan, te meer daar bij leven en welzijn reeds vrij spoedig deze aangelegenheid weder in de Kamer ter sprake zal komen.

Hij wees in zijn rede met korte, treffende bewoordingen op het jammerlijk verloop ten aanzien van de Nederlands-Indonesische Unie, waarvan men afgaan­ de op de berichten, welke dienaangaande uit Indonesië tot ons komen, kan aannemen, dat zij een roemloze ondergang nabij is.

Tevens verstigde hij er de aandacht op, dat, doordat het zelfbeschikkingsrecht der Indonesische volken gewelddadig om hals gebracht was, de Haagse Ronde Tafel overeenkomst door de Indonesische regering schandelijk geschonden was, een feit, dat de Nederlandse regering vrijwel lijdelijk met over elkander geslagen armen heeft aangezien, dewijl zij daartegen maar o zo zwakjes geprotesteerd heeft.

Voorts bracht hij het nog al zo veel schandelijker gedrag van de Nederlandse regering en de haar daarbij gesteund hebbende partijen en personen ten opzichte van het Ambonese volk in herinnering.

Zeer naar waarheid zeide hij daarvan, dat er feitelijk geen woorden voor zijn om de mishandeling, door de Nederlandse regering en haar aanhangers het zo trouwe Ambonese volk aangedaan, te karakteriseren.

Verder bracht hij verschillende onderwerpen en belangen, die in nauw verband met de Indische kwestie staan, ter sprake. Een ieder, daar deze onderwerpen en belangen in een alleszins verstaanbare taal te berde zijn gebracht, kan deze in de hieronder volgende rede lezen, zodat wij daar niet nader over behoeven uit te weiden.

Vrijwel op het einde van zijn rede bracht Ds Zandt de in uitgebreide kring bekende oordeelvelling van Soetan Sjahrir, de gewezen Indonesische minister-president, over het gevoerde beleid der Nederlandse regering en de met haar verbonden partijen en personen nog eens naar voren. En dit te recht; want Sjahrir heeft in deze wel heel juist de spijker op de kop geslagen. Al is het verlies van Indië als een welverdiend oordeel Gods om onze zonden ons overkomen, de achtereenvolgende laatste kabinetten en hun aanhangers staan nochtans verantwoordelijk voor de zeer domme politiek, die zij ten aanzien van Indië gevoerd hebben. Zij willen wel op allerlei wijze die verantwoordelijkheid van zich afschuiven, maar hier kunnen geen verontschuldigingen aanvaard worden, daar boven alle twijfel verheven is, dat een uiterst domme politiek in zake Indië gevoerd is, waarvoor de genoemde kabinetten en hun pleitbezorgers de volle verantwoordelijkheid dragen. Dit staat onomstotelijk vast en het is wenselijk, dat ons volk daar bij voortduring op gewezen wordt.

Na deze inleiding laten wij dan de rede in haar geheel volgen. Vs Zandt sprak:

Mijnheer de Voorzitter! Na het vele, dat v4j over de Indische kwestie in deze Kamer gesproken hebben, behoeven wij thans niet uitvoerig daar op in te gaan, te meer niet, daar het maar kort zal duren, of deze kwestie komt andermaal in de Kamer aan de orde en er dan allicht in die tussentijd meerdere klaarheid over verschillende punten zal gekomen zijn.

Wij willen ons thans bepalen tot het bespreken van enkele onderwerpen, welke in de gewisselde stukken zijn ter sprake gebracht.

Daarvoor komt in de eerste plaats

de Nederlands-Indonesische Unie

in aanmerking. Wij hebben daarin nimmer enig vertrouwen gesteld. Wij hebben steeds gezegd, dat het maar een vodje papier was, dat o zo gemakkehjk te verscheuren was, en allicht ook zou verscheurd worden. De regering daarentegen heeft destijds verklaard, dat het Unieverdrag geen eenzijdige opzegging kende en voor onbepaalde tijd was aangegaan. De uitkomst heeft ons in deze wel in het gelijk gesteld. Van Indonesische zijde beschouwt men de Unie-overeenkomst wel ter dege opzegbaar. Er zijn toch in Indonesië tal van stemmen opgegaan en ook pogingen aangewend om de Unie te verbreken. In het Indonesische parlement is nog maar betrekkelijk kort geleden een voorstel om de Unie te verbreken met slechts een meerderheid van drie stemmen verworpen. En nu heeft de Indonesische regering een commissie benoemd om het Uniestatuut in studie te nemen. Gaat men op de berichten af, die daaromtrent uit Indonesië tot ons komen, dan is wel met stellige zekerheid aan te nemen, dat de

Unie haar langste tijd bestaan heeft en door een gewoon verdrag vervangen zal worden, zoals Indnesië dit ook met andere staten heeft gesloten. Al is de regering van oordeel, dat redehjkerwijs verwacht mag worden, dat de Indonesische regering voornemens is de gesloten overeenkomsten na te komen en het Unieverband te handhaven, nochtans wijst alles er op, dat ook deze haar verwachting, evenals zo vele andere door haar uitgesproken verwachtingen,

in rook zal opgaan.

Het is ook wel zeer merkwaardig, dat onze regering, die ook in het verleden op ijdele hoop gekoerst heeft, ook nu weder geen enkel gegrond bewijs voor haar verwachting aanvoert. Steeds is er door de regering

van optimisme

gewaagd, ook als daar niet de minste reden voor was. De uitkomst heeft haar optimisme steeds beschaamd en er bestaat ten aanzien van de Unie geen enkel bewijs, dat het ook nu niet weder alzo zal gaan.

De regering zegt wel in haar Memorie van Antwoord, dat het mogelijk is, dat nieuwe besprekingen verdere klaarheid zullen brengen omtrent veel vraagstukken, welke op dit ogenblik nog een onderwerp van overleg tussen de beide regeringen uitmaken. Zij schijnt hierbij echter heel kort van memorie te zijn. Zij is blijkbaar al geheel vergeten, dat, waar de Indonesische regering de Haagse Ronde-Tafel-Conferentie-overeenkomst ten aanzien van

het zelfheschikkingsrecht

voor de Indonesische volken geschonden heeft, zij dit ook, o zo gemakkelijk, op het punt van de Unie zal kunnen doen. Het zelfbeschikkingsrecht, waarvan de uitoefening in artikel 2 der Overgangs-, -, overeenkomst is vastgelegd, is toch door de Indonesische regering genegeerd, ja opzettelijk verkracht. Zij heeft

tegen de gesloten overeenkomst

de opheffing der deelstaten doorgedreven, zelfs doorgedreven met middelen van terreur en militair geweld, zonder zich ook maar iets te storen aan de

o %o zwakke protesten der Nederlandse regering.

Zij heeft die botweg van de hand gewezen. Dit lag ook enigszins voor de hand, waar de Nederlandse regering in deze zo slap is opgetreden. Ook de democraten in deze Kamer, die de souvereiniteitsoverdracht hebben tot stand gebracht, hebben het zich moeten getroosten, dat de beginselen der democratie door schending van artikel 2 van het Uniestatuut met voeten getreden zijn. Dit zijn dan de rampspoedige gevolgen van de souvereiniteitsoverdracht. Daardoor werden niet alleen Nederland welgezinde Indonesiërs in de steek gelaten, ja feitelijk verraden, en Indonesische volken geknecht, maar ook feitelijk heel het Haagse Ronde-Tafel-accoord tot een waardeloos document gemaakt.

Dit illustreert wel heel sterk, hoe onverantwoordelijk de souvereiniteitsoverdracht is geweest, gelijk dit ook in een zeer bijzondere mate ten aanzien van

het Ambonese volk

uitkomt. En dit wel op een nog al schandelijker wijze. Het feit kan toch niet geloochend worden, dat het Ambonese volk, dat eeuwenlang Nederland immer hoogst getrouw is geweest, met be­

hulp van wapenen, door de Nederlandse regering aan de Indonesische geleverd, voor een groot deel uitgehongerd en uitgemoord is. Een feit, dat wel één der zwartste bladzijden van heel onze landshistorie vormt; een feit, dat nog eeuwen lang Nederland als een schandvlek zal worden aangerekend. Er zijn feitelijk geen woorden voor, om de mishandeling, door de Nederlandse regering en haar aanhangers dit zo trouwe Ambonese volk aangedaan, te karakteriseren. Wij hebben eertijds uitvoerig over de Ambonese tragedie gesproken en kunnen er daarom ditmaal kort over spreken. Maar een tragedie van de ergste soort is en blijft

de mishandeling

van dit Nederland zo getrouwe volk, dat zijn trouw met de schrikkelijkste ondank heeft beloond gezien.

De regering heeft in haar Memorie van Antwoord wel de hoop uitgesproken voor een goede samenwerking tussen Nederland en Indonesië, maar daartegen pleit ook in zeer sterke mate de behandeling, welke aan de

Nederlandse ambtenaren

na de souvereiniteitsoverdracht is ten deel gevallen. In artikel 1 van de overeenkomst betreffende de positie der burgerlijke overheidsdienaren is bepaald, dat de Indonesische regering alle overheidsdienaren in haar dienst zal nemen. Deze bepaling is echter slechts formeel uitgevoerd. Het overgrote deel dezer ambtenaren heeft geen taak en geen verantwoordelijkheid meer, zodat de dienst hen in werkelijkheid onmogelijk wordt gemaakt. Bovendien is hun veiligheid allerminst gewaarborgd en staan zij aan diefstal en beroving gedurig bloot. En wat

de ambtenaren en beambten op de ondernemingen

van Indonesië betreft, deze verkeren in voortdurend levensgevaar, gelijk blijkt uit het feit, dat verscheidenen himner zijn afgemaakt, ja soms een gruwelijke dood zijn gestorven. De Indonesische regering heeft wel herhaaldelijk verklaard, dat daarin verbetering ' zal worden aangebracht, maar tot op de dag van heden laten die verbeteringen nog maar steeds op zich wachten. En niet alleen op dit gebied is dat het geval, maar ook op een ander, namelijk op het gebied van heel het maatschappelijk leven. Daarvan levert het besluit van de commissaris-vergadering van de zo belangrijke Handelsvereniging Amsterdam wel

een sprekend bewijs.

Op die vergadering werd toch besloten de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders niet, zoals gebruikelijk was, te houden in de maand Juni, doch uit te stellen tot een later tijdstip. Dit werd besloten, zoals op die vergadering door de commissarissen is medegedeeld, omdat eerst meer zekerheid verkregen moet worden omtrent een ongestoorde voortzetting van de bedrijven in Indonesië, speciaal in verband met de voortdurende dreiging met arbeidsconflicten. Ook werd dit besluit mede genomen op grond van de in Indonesië nog steeds bestaande onzekerheid op fiscaal gebied. Uit dit genomen besluit blijkt wel heel klaar, dat er in Indonesië van herstel van orde en rust nog steeds geen sprake is en daar nog steeds op allerlei gebied

een chaos

heerst. Mijnheer de Voorzitter! Vervolgens wensen wij over de pensioenen, bepaaldelijk van diegenen, die ten gevolge van

de vertraging in de afdoening der aan. vragen van v

uitbetaling hunner pensioener, W ^

zeer ernstig getroffen zijn iets in hel n midden te brengen. Door de monetaire maatregelen van de Indonesische regi nng wordt aan deze mensen slechts een derde van het hun toekomende bedrao ill Nederlands courant uitbetaald, liet. geen ook al in strijd is met de in dezi gemaakte overeenkomst. Wij zouden daaromtrent gaarne van de Regerins nadere inlichtingen willen vernemen, Zij heeft — het is waar — in haar Memorie van Antwoord dienaangaande wel enige mededeling gedaan. Zij heeft daarin namelijk gezegd, dat zij zich voorstelt op de aanstaande tweede Unie Conferentie van Vlinisters van de Nederlands-Indonesische Unie, wanneer zicö een daartoe

geschikte gelegenheid

voordoet, deze aangelegenheid ter sprake te brengen. Deze inlichting heeft ons niet kunnen bevredigen. , Zij is zo vaag als het maar kan. Als die geschikte gelegenheid zich niet voordoet, wat gebeurt er dan? Blijft dan de zaak, tot groot nadeel voor de betrokkenen, maar zoals zij is? Dit behoort toch geenszins het geval te zijn. Het is uit beduchtheid voor een

slechte afloop

voor de hierbij betrokken gepensionneerden, dat wij de regering om nadere ir; lichtingen vragen en dat wij bij haa? ' bepleiten, dat zij zich zo maar niet bij de schendiing van de te dezer zake gesloten overeenkomst zal neerleggen. Verder, Mijnheer de Voorzitter, kunnen wij niet verhelen, dat het op ons een zeer pijnlijke indruk gemaakt heeft, dat gelijk de regering in haar Memorie van Antwoord mededeelt, na een zekere overgangsperiode

op de inrichtingen van onderwijs

van de Indonesische republiek geen onderwijs met Nederlands als voertaal meer zal worden gegeven. Wij zien mede in deze maatregel een uiting van een allesbehalve vriendschappelijke samenwerking van Indonesië ten aanzien van Nederland. Wij achten haar ook in strijd met geest en strekking van ar-, ' tikel 6 van de culturele overeenkomst • Evenzeer betreuren wij het, dat de steun aan particulier onderwijs ten behoeve van Nederlandse kinderen met ingang van 1 Augustus 1950 heeft opgehouden. Wij betreuren het, dat de ¥

Nederlandse tml

zo van lieverlede geheel uit het voormalig Nederlands-Indië dreigt weg te raken. Wij zien bovendien in deze maatregel een zware druk voor de in Indonesië wonende Nederlanders, zowel voor ambtenaren als particulieren, dewijl de kosten voor het particulier onderwijs met Nederlands als voertaal thans vier tot vijf maal zo hoog zijn als vroeger. Wij zijn dan ook van oordeel, dat het de spoedige terugkeer naar Nederland van tal van Nederlanders zal bevorderen, indien in deze geen maatregelen getroffen zullen worden om in deze toestand de zo nodige verbetering aan te brengen. Wij bevelen deze zo gewichtige aangelegenheid met alle klem bij de regering in haar aandacht aan.

Mijnheer de Voorzitter! van Ten aanzien

de zending

zouden wij bij de regering met klem en nadruk willen voorstaan, dat deze al haar invloed zal aanwenden om te voorkomen, dat de zending in de uitoefening van haar taak belemmerd zal worden. Wij doen dit te meer als wij bedenken, dat op Midden- en Zuid-Celebes nagenoeg allen, die aldaar werkzaam zijn in de zending, waaronder onderwijzers en medici, bun werk hebben moeten beëindigen, terwijl van de zijde der Indonesische regering geen maatregelen getroffen zijn om voortzetting van hun arbeid mogelijk te maken. Eveneens zijn wij, wat de zending betreft, ongerust ten opzichte van Bali. Volgens recente berichten zouden de zendingsarbeiders dit eiland hebben moeten verlaten. Wij hebben

van liet begin af

aan, sedert de Indonesische kwestie in de Kamer ter sprake gekomen is, op het belang der zending gewezen en ook te dien aanzien meermalen van onze ongerustheid in deze blijk gegeven, als Indië van Nederland los kwam. De tekenen, ook de verandering ten aanzien van de religie in de Indonesische grondwet, wijzen er op, dat er groot gevaar voor de zending dreigt. Wij kunnen dan ook niet nalaten de aandacht der regering op deze zo belangrijke aangelegenheid te vestigen en om bij haar te bepleiten, dat zij alles in het werk zal stellen om het werk da zending te steunen, opdat dit ongestoord en onbelemmerd voort zal kunnen gaan. Mijnheer de Voorzitter!

De militaire missie in Indonesië

betreffende, staan wij voor, dat deze onverwijld naar Nederland zal terugkeren. Zij is daar toch niet gevestigd om Nederlandse, maar Indonesische belangen te dienen. Deze missie dient in het algemeen om de Indonesische militairen op te leiden, zoals dat ook het geval was met de schepen, die door onze regering aan Indonesië zijn overgedragen. Wij willen hierbij wijzen op het feit, dat de Indonesische krijgsmacht is inge­ zet tegen Oost-Indonesië en Ambon en het is volstrekt niet onmogelijk, dat zij te eniger tijd ook tegen Nieuw-Guinea, dus in feite tegen Nederland zeH, zal ingezet worden. Wij bevelen daarom met alle aandrang de onverwijlde terugkeer van de Nederlandse militaire missie uit Indonesië naar Nederland aan, te meer, waar deze militairen in ons eigen land maar al te goed kunnen gebruikt worden. Wat de

m, ilitairen van het voormalige Nederlands-Indische leger

aangaat, staan wij bij de regering voor, dat degenen, die zulks wensen, de Nederlandse nationaliteit zullen kunnen verkrijgen. Onze 'ïegering ondememe hiertoe de nodige stappen bij de Indonesische regering om het daartoe te leiden, dat er wijziging zal worden gebracht in de te dezer zake bestaande overeenkomst.

In dit verband zouden wij. Mijnheer de Voorzitter, de belangen willen bepleiten van

de Ambonese militairen,

die met hun vrouwen en kinderen hier te lande in kampen zijn onder gebracht Deze mensen hebben zich voor de Nederlandse zaak geheel gegeven en daarvoor uiterst zware offers wülen brengen. Zij hebben recht op een goede behandeling en wij willen dan ook hierbij hen in de bijzondere aandacht van de minister aanbevelen. Ook ten aanzien van

de gerepatriëerden,

waaronder er verschillenden in hoogst zorgelijke omstandigheden verkeren, vragen wij de volle aandacht der regering om in deze de behulpzame hand te bieden. Ten aanzien van

Nieuw-Guinea

wensen wij op te merken, dat ons standpunt ten deze ongewijzigd is. Wij verklaren ons er ten sterkste tegen, dat ook maar in enigerlei opzicht iets van de souvereiniteit van Nederland over Nieuw-Guinea zal worden prijsgegeven en dat de Papoea's, die vierkant gekant liggen tegen zulk een overdracht, aan de Indonesische republiek zullen worden overgeleverd.

Mijnheer de Voorzitter! Wij willen besluiten met er nogmaals, ditmaal in korte bewoordingen, op te wijzen, hoe thans heel de gang van zaken ten opzichte van Indonesië heel klaar doet zien

hoe funest

het beleid van de laatste achtereenvolgende kabinetten en de hen daarin gesteund hebbende partijen en personen ten aanzien van de Indonesische kwestie is geweest. Zelfs de gewezen Indonesische premier Soetan Sjahrit heeft onlangs niet onduidelijk aan een redacteur van een Amerikaanse courant in zijn interview te verstaan gegeven, dat Nederland ten aanzien van Indonesië

een uiterst domme politiek

heeft gevoerd, als hij verklaarde:

„Wij zouden weinig bereikt hebben, als de Hollanders ons niet enkelen van hun domste, meest op een afstand staande en arrogantste mannen gestuurd hadden, die ik ooit gekend heb. Wij hielden onze mond dicht en lieten de Hollanders praten. Zij praatten zichzelf dood!"

Inderdaad, Mijnheer de Voorzitter, er is door de regering en haar aanhangers een uiterst domme politiek gevoerd, welke, menselijk gesproken, de oorzaak van een totaal bankroet geworden is. waardoor wij 7/8 van ons Koninkrijk verloren hebben; waardoor Indonesische volken in grote ellende en in een soort van knechtschap gebracht zijn; waardoor er in Indonesië zelf vrijwel op alle gebied een chaotische toestand ontstaan is; waardoor Nederland enorme economische en financiële schade belopen heeft; en waarbij zo vele slachtoffers te vergeefs gevallen zijn. Mijnheer de Voorzitter! Wij zien in

dit geweldig drama

— wij hebben dit meermalen gezegd en kunnen ook thans niet nalaten zulks te doen —

een Godsgericht,

dat ons vanwege onze zonden overkomen is, hoewel de achtereenvolgende laatste kabinetten en haar aaanhangers daarmede geenszins te verontschuldigen zijn. Zij toch dragen de verantwoordelijkheid voor deze indroeve gang van zaken en dit geldt zowel de achtereenvolgende ministeries, alsook de twee grootste partijen, de K.V.P. en de Partij van de Arbeid, alsook de beide kleinere partijen, de V.V.D. en de C.H.U., welke bij verschillende gelegenheden het wanbeleid der ministeries gesteund hebben.

Mijnheer de Voorzitter! Tenslotte een kort woord over nog

Suriname en de Antillen. Nederlandse

Wij zijn er beslist voorstanders van, dat deze met Nederland in één koninkrijk verenigd zullen blijven en kunnen niet nalaten ten sterkste bij de regering aan te bevelen, dat zij zorg zal dragen, dat deze verhouding in een deugdelijke vorm tot stand zal komen. De regering voere in deze niet de politiek, welke zij ten aanzien van Indonesië gevoerd heeft. Zij volge een vastberaden koers, late zich niet leiden door de wisselende inzichten van de tijd, maar bevordere het met alle kracht, dat er met erkenning van de aan deze gebiedsdelen toegekende rechten de vorming van het Koninkrijk spoedig een feit zal worden. De re­ gering stelle ook alles in het werk om de welvaart van deze gebiedsdelen, een aangelegenheid, waarop wij thans niet in bijzonderheden zullen ingaan, met alle haar ten dienste staande middelen krachtig te bevorderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1951

De Banier | 8 Pagina's

Uniezaken en Overzeese Gebiedsdelen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1951

De Banier | 8 Pagina's