Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

LVI.

Constantijns omzwenking naar Arius. Totstandkoming van de ge loofshelijdenis van Nicéa.

Het zag er aanvankelijk voor de rechtzinnige partij van bisschop Alexander op de Synode te Nicéa niet al te best uit, dewijl zij daar slechts weinig vertegenwoordigers had. Ook de aanhangers van Arius waren op deze Synode wel weinig in getal, doch zoals wij tevoren reeds hebben aangetoond, kregen zij steun van Eusebius van Cesarea, die tot de Origenisten behoorde en de sterkste partij vertegenwoordigde. Deze laatste partij wilde, dat men met betrekking tot het leerstuk aangaande de Godheid van Christus genoegen zou nemen met de algemene uitdrukkingen, die tot hiertoe allen bevredigd hadden, waardoor over het geschilpunt tussen de twistende partijen niets werd beshst, doch aan allen gelegenheid werd gegeven om hun eigen opvattingen te kunnen handhaven.

Eusebius van Caesarea legde daartoe aan de Synode een geloofsbelijdenis voor, die, zoals hij zeide, de leer bevatte, welke van de aanvang af in zijn kerk door de bisschoppen gepredikt, bij het eerste godsdienstige onderwijs en de Doop door hem ontvangen en later, als presbyter en bisschop verkondigd was. In deze geloofsbehjdenis sprak hij duidelijk de leer aangaande de Godheid van Cliristus uit, maar hij deed dat in zulke uitdnikkingen, die wel, wanneer zij naar haar volle betekenis genomen werden, met de leer van Arius in tegenspraak waren, doch die toch anderzijds door Arius daarmede zeer goed konden verenigd worden. Deze behjdenis bevatte onder meer de woorden:

„Wij geloven aan een Heere Jezus Christus, Die de Logos Gods is. God uit God, Licht uit Licht, Leven uit Leven, de eniggeboren Zoon, de Eerstgeborene van alle creaturen, voor alle tijden uit de Vader geboren, door Wie alles geschapen is".

Gezien de samenstelling der Synode is het te begrijpen, dat deze behjdenis veel bijval vond. Zelfs de Arianen, die uit het verwerpen door deze Synode van een tevoren door Eusebius van Nicodemië opgestelde geloofsbelijdenis, die beslist Ariaans was, de gevolgti-ekking hadden kunnen maken, dat hun positie zeer zwak was, verklaarden zich met de door Eusebius van Caesarea opgestelde belijdenis te kunnen verenigen. Ook de keizer betoonde er mede ingenomen te zijn, maar bisschop Alexander en de zijnen, gewoonlijk de Alexandrijnen genoemd, hadden er bedenkingen tegen. Niet tegen de inhoud zelf, daarmede konden zij wel instemmen, doch zij wensten, dat er zodanige bepalingen in zounden opgenomen worden, dat de leer der Arianen daardoor werd veroordeeld en voor goed uit de kerk gebannen. En inderdaad kregen zij dit gedaan. Sommigen beweren, dat dit voor een niet gering gedeelte te danken is geweest aan de welsprekendheid van Alexanders diaken, de latere bisschop Athanisius, doch anderen zijn van oordeel, dat de keizer o.m. bewerkt is geworden door zijn vertrouweling, bisschop Hosius van Cordova en dat door des keizers invloed de vergaderde bisschoppen zich er mede verenigd hebben, om de eenswezensheid van de Vader en de Zoon ia de belijdenis op te nemen. Was met dit laatste aan de Arianen een gevoelige slag toegebracht, dit werd nog versterkt doordat alle uitdrukkingen van het door Eusebius van Caesarea voorgestelde symbool, welke aan het Arianisme voet konden geven, er uit verwijderd en er andere uitdrukkingen aan toegevoegd werden. Zo kwam de bekende geloofsbelijdenis van Nicea tot stand.

Na de vaststelling dezer belijdenis werd Arius veroordeeld en in de ban gedaan en werden zijn geschriften ten wue gedoemd. Ook de twee bisschoppen, die Arius tot het laatst getrouw bleven, namelijk Theonas van Marmarica en Secundus van Ptolemais, werden buiten de gemeenschap der kerk gesloten, van htm ambten ontzet en door keizer Constantijn tot ballingschap veroordeeld. Hetzelfde gebeurde met Eusebius van Nicodemië en Theognis van Nicéa, die beiden wel de geloofsbelijdenis van Nicéa om des vredes wille ondertekend hadden, doch die weigerden om de daarbij gevoegde veroordelende bepalingen te ondertekenen. De keizer was destijds met grote haat tegen de leer van Arius bezield. Hij zag daarin niets minder dan een godslastering, welke het gehele christendom met onderwerping bedreigde. In een door hem uitgevaardigd edict stelde hij dan ook Arius op één lijn met Porphyrus, de bestrijder van het Christendom, en bedreigde hij allen, die beproeven zouden Arius' geschriften in het geheim te bewaren, met de doodstraf. Zou men hieruit opmaken, dat keizer Constantijn de Grote een verdediger der waarheid was en een voedsterheer van de kerke Christi, hetgeen daarna plaats vond, werpt dit geheel omver. Wat hij toch eerst met kracht uitbande, , werd slechts enkele jaren later door hem begunstigd en wat door hem eerst begunstigd was geworden, werd toen door hem uitgebannen, met het droevige gevolg, dat de kerk nog tientallen van jaren door twist en tweedracht verscheurd werd.

Tot die verandering van houding hebben verschillende omstandigheden bijgedragen. Ten eerste de invloed van hofkringen, die nog in verbinding stonden met de vroegere hofgeestelijke Eusebius van Nicodemië, die, gelijk wij zagen, op de hand van Arius en verbannen was. Vervolgens de invloed van Constantijns zuster Constantia, die met keizer Licinius gehuwd geweest was. Deze zuster had als geesteUjke leidsman een presbyter, die tot de Ariaanse partij behoorde en die alles in het werk stelde om haar er van te overtuigen, dat Arius onrechtvaardig veroordeeld was. Op haar sterfbed in het jaar 327 beval Constantia deze presbyter met nadruk

bij haar broeder aan. Keizer Constantijn leende hieraan een willig oor, met het gevolg, dat de desbetreffende presbyter weldra 's keizers vertrouwen wist te verwerven en hem er van te overreden, dat aan Arius op de kerkvergadering van Nicéa groot onrecht was aangedaan.

Het duurde dan ook niet lang of de keizer liet Arius uitnodigen om aan het hof te komen met de uitdrukkelijke bijvoeging, dat hij het voornemen had om hem genade te verlenen en naar Alexandrië te doen wederkeren. Zulks geschiedde. Arius kwam bij de keizer en overhandigde hem bij die gelegenheid een geloofsbelijdenis, waarin hij de verschilpunten het rusten en in algemene uitdrukkingen zijn geloof aan de Schrift en de algemeen overgeleverde kerkleer aangaande Vader, Zoon en Heihge Geest beleed.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1951

De Banier | 8 Pagina's