Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wekelijkse rustdag voor toonkunstenaars

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wekelijkse rustdag voor toonkunstenaars

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen Maandag, maar Zondag

Rede Ir. van Dis

Krachtens een maatregel uit het begin van de bezettingstijd bestaat er in ons land een regeling, waarbij bepaald wordt, dat het op enkele uitzonderingen na, verboden is om op Maandagen in diverse inrichtingen muziek ten gehore te brengen. Een maatregel, welke in het leven is geroepen ten behoeve van de toonkunstenaars, om dezen, evenals anderen, een wekelijkse rustdag te geven. Als rustdag werd echter niet de Zondag bepaald, doch de Maandag. De Minister, die de bezettingsmaatregel wilde laten vervallen, om daarvoor een wettelijke regeling in de plaats te geven, handhaafde daarbij het bepaalde in de bezettingsmaatregel, zodat ook door hem de Maandag als wekelijkse rustdag werd voorgesteld.

Dit gaf de Kamerleden der S.G.P. aan­ leiding om zich daartegen met alle beslistheid te verzetten. Ir van Dis, die daarbij het woord voerde, deed dit in de navolgende rede.

Mijnheer de Voorzitter! Het in behandeling zijnde wetsontwerp betreffende een wekelijkse rustdag voor toonkunstenaars, die muziek ten gehore brengen, beoogt een wettelijke regeling tot stand te brengen in plaats van de regeling, welke tot dit doel in de

bezettingstijd

bij besluit van 17 October 1941 door de toenmalige waarnemend Secretaris-Generaal werd vastgesteld.

Tegen het doen vervallen van bezettingsmaatregelen hebben wij op zichzelf geen enlcel bezwaar, daar wij van oordeel zijn, dat alle bezettingsmaatregelen, en wij denken daarbij onder meer ook aan die, welke betrekking heeft op het onderzoek op tuberculose van het rundvee, zo spoedig mogelijk behoren te verdwijnen. Ook hebben wij er geen bezwaar tegen, dat aan de betreffende toonkunstenaars een wekelijkse rustdag wordt geschonken. Integendeel, wij zijn daarvan juist sterke voorstanders. Het is een door God ingestelde

scheppingsordinantie,

dat na zes dagen arbeid een rustdag behoort te volgen, een ordinantie, die in de wet der Tien Geboden nadrukkelijk is vastgelegd en later in het Nieuwe Testament onder de benaming „Dag des Heeren" is gesanctionneerd. Op deze dag behoort ieder van zijn dagelijkse arbeid te rusten om hem te kunnen besteden in de dienst van God ea te Zijner eer door te brengen. Mijnheer de Voorzitter. We zullen op deze gewichtige aangelegenheid bij de behandeling van dit wetsontwerp niet breder ingaan. Enerzijds omdat u mij dan tot de orde zoudt kunnen roepen, anderzijds omdat wij binnen niet te lange tijd, wanneer het reeds bij de Kamer ingediende wetsontwerp in zake een nieuwe Zondagswet in behandeling komt, alsdan een betere en geschiktere gelegenheid zullen hebben om dit hoogst belangrijke onderwerp uitvoerig in de Kamer ter sprake te brengen. We wensen dus thans te volstaan met er op te wijzen, dat naar onze overtuiging de Zondag als de

dag des Heeren

voor ieder en dus ook voor de bij dit wetsontwerp betrokken toonkunstenaars als wekelijkse rustdag behoort te gelden. Wanneer dit nu in het onderhavige wetsontwerp werd voorgesteld, dan zou dit ongetwijfeld onze volle instemming hebben en zouden wij geen ogenblik aarzelen aan dit wetsontwerp onze stem te geven. Dit is echter helaas niet het geval. De Minister stelt namelijk voor om aan de betreffende categorie van personen als wekelijkse rustdag de Maandag toe te kennen. Daartegen, Mijnheer de Voorzitter, hebben wij op de door mij even te voren genoemde gronden zeer ernstige bedenkingen. Het is toch geen onverschillige zaak, welke dag als rustdag wordt vastgesteld. Het komt niemand en zeer zeker ook de overheid niet toe om zelf een dag te bepalen, waarop van alle niet-noodzakelijke arbeid moet worden gerust. Neen, ook de overheid niet, daar zij de roeping heeft voor de

naleving van Gods wet

zorg te dragen en deswege de Zondag als rustdag behoort te handhaven. Te dien aanzien zijn wij het geheel eens met wat hierover in het verslag over dit wetsontwerp voorkomt, als daarin wordt opgemerkt, dat in plaats van de Maandag de Zondag als rustdag behoort te worden ingesteld, omdat de Zondag van ouds de dag is, waarop de rust in acht genomen behoort te worden en dit dus ook dient te gelden voor de groep van toonkunstenaars, die dit voorstel der Regering beoogt te beschermen. Het antwoord, dat de Minister op deze passage uit het verslag in zijn Memorie van Antwoord gegeven heeft, stelt ons dan ook wel zeer teleur. De Minister toch merkt op: „Tegen het denkbeeld om de Maandag als vaste rustdag voor de musici door de Zondag te vervangen, bestaat, naar het de ondergetekende voorkomt, vooralsnog overwegend bezwaar. In de gelegenheden toch, waar de musici optre­

den, pleegt de Zondag een drukke dag te zijn, zodat op het ten gehore brengen van muziek op die dag grote prijs wordt gesteld."

Mijnheer de Voorzitter! Uit dit antwoord van de Minister blijkt zonneklaar, dat voor hem niet de ordinantie Gods het richtsnoer is voor het regeerbeleid, doch de wil van het volk, althans van dat deel van ons volk, dat van de Zondag een dag van uitgaan en pleizier maken en daardoor tot een

zondedag

maakt. Wij kunnen dan ook niet nalaten tegen dit standpunt van de Minister, dat zuiver revolutionnair is, met alle nadruk op te komen. Wij zien er een degradatie in van de dag des Heeren, een zekere terugkeer tot het heidendom. De Minister moge hiertegen opmerken, gelijk door hem aan het slot van de Memorie van Toelichting bij dit wetsontwerp wordt gedaan, dat hij niet anders doet dan aan een bestaande toestand, welke op een bezettingsmaatregel berust, een wettelijke basis te geven, ' zodat door hem geen nieuwigheid wordt ingevoerd, daarmede kan de Minister ons niet tevreden stellen. Wanneer de

Minister een bestaande bezettingsmaatregel, welke een principieel afkeurenswaardige bepaliag bevat, door een wettelijke maatregel wil vervangen, dan had Zijne Excellentie deze gelegenheid moeten benutten om een zodanige wijziging aan te brengen, dat in het vervolg in plaats van de Maandag de

Zondag

tot een wekelijkse rustdag werd vastgesteld. Dat de Minister dit niet gedaan heeft en dit blijkens de Memorie van Antwoord ook niet heeft willen doen, is voor ons reden om onz& stem aan dit wetsontwerp niet te geven. Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, wensen wij bij de Minister te bepleiten, dat in de nieuwe regeling, welke volgens de Minister met betrekking tot deze aangelegenheid zal worden voorbereid en waarbij dan ook met de vertegenwoordigers der toonkunstenaars overleg zal worden gepleegd, hetgeen thans niet gedaan is, met de eis van Gods gebod, gelijk door ons naar voren is gebracht, zal rekening gehouden en de wekelijkse rustdag voor 'deze personen bepaald zal worden op Zondag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1951

De Banier | 8 Pagina's

Wekelijkse rustdag voor toonkunstenaars

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1951

De Banier | 8 Pagina's