Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wetsontwerp bevolkingsonderzoek op tuberculose

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wetsontwerp bevolkingsonderzoek op tuberculose

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Doorlichiing mei rönigensiralen

Rede van Ds. Zandi

Dezer dagen kwam bovenstaand wetsontwerp bij de Tweede Kamer in behandeling.

Het was bij deze gelegenheid, dat Ds Zandt een zakelijke, principiële rede over dit wetsontwerp hield. De afgevaardigde der S.G.P. wees er met beroep op erkende, beroemde geneeskundigen op, dat aan het doorlichten met röntgenstralen bij het bevolkingsonderzoek op tuberculose geen geringe gevaren voor de gezondheid verbonden zijn en dat een ieder, die zich aan dat onderzoek overgeeft, daarmede wel terdege rekening heeft te houden; gevaren, welke de staatssecretaris van Sociale Zaken, dr Muntendam, die bij de behandeling van dit wetsontwerp in de plaats van de minister van Sociale Zaken optrad en in deze kwaliteit het wetsontwerp verdedigde, niet heeft kunnen ontkennen, maar in zijn rede, welke hij ter verdediging van het wetsontwerp uitsprak, zelfs erkend heeft.

Zo staat het dan onbetwistbaar vast, dat er in deze aangelegenheid geen geringe be­ gevaren voor de volksgezondheid staan.

Ds Zandt drong er mede uit deze oorzaak ten sterkste op aan, dat niet gelijk ten aanzien van de vaccinatie, waarbij de gevaren, welke daaraan verbonden zijn, meermalen in het geheel niet of slechts terloops aan ons volk worden bekend gemaakt, dit nu ook weer niet ten opzichte van het bevolkingsonderzoek op tuberculose zou plaats vinden. Hij noemde het zeer terecht onverantwoord, indien ons volk betreffende de gevaren geheel in onwetendheid zou worden gelaten en noemde het eis der billijkheid, dat het op dit punt volledig voorgelicht zou worden, opdat het zou weten, waar het bij de doorlichting met röntgenstralen aan toe is.

Voorts bracht hij mede als bezwaar tegen het wetsontwerp in, dat het in de loop der jaren, gelet op de geest van onze tijd, alhcht daartoe zou kunnen leiden, dat het onderzoek met de röntgenstralen verplichtend zou worden gesteld. Het onderhavig wetsontwerp laat ieder burger in Nederland nog geheel vrij of hij al dan niet van het onderzoek gebruik wil maken, maar kan nochtans als een eerste stap beschouwd worden op de weg van de staatsdwang, dewijl het daar o zo gemakkelijk toe kan leiden. Het zou toch waarlijk niet de eerste keer zijn, dat de voorstanders van de macht van vadertje staat zich geducht gingen roeren, met gevolg, dat hetgeen aanvankelijk nog geheel vrij was, later met staatsdwang aan geheel ons volk werd opgelegd. .

Wij zijn van oordeel, dat met dit korte woord van inleiding en voorlichting kan worden volstaan, daar al hetgeen Ds Zandt in zijn rede heeft gezegd, ook het principiële bezwaar, wat hij genoemd heeft, op een voor een iegelijk duidelijke en verstaanbare wijze is te berde gebracht.

Alleen zij nog medegedeeld, alvorens wij de rede van Ds Zandt in haar geheel laten volgen, dat de afgevaardigden der S.G.P. hun stem tegen het wetsontwerp hebben uitgebracht. Nu laten wij dan de rede volgen. Ds Zandt sprak als volgt: T d s t o

Mijnheer de Voorzitter! Tegen het thans aanhangige wetsontwerp. Bevolkingsonderzoek op tuberculose geheten, bestaan bij ons wel D z e U a

gcofe bedenkingen. e

In deze verheugt het ons, dat de minister de op hem uitgeoefende aandrang om het röntgenologisch onderzoek verplichtend te stellen, van de hand gewezen heeft. a v

Desniettemin zijn daarmede onze bezwaren niet weggenomen. Bezwaren, die niet alleen bij ons, doch evenzeer bij te dezer zake zeer kundige medici bestaan. Zo toch kunnen zonder enige twijfel die medici, die op dit terrein wel tot de bekwaamsten behoren, met alle reden genoemd worden. Het zijn immers diegenen, die op medisch gebied de Nobelprijs gewonnen hebben, die bezwaren ontdekt en wereldkundig gemaakt hebben. k I h

Hun hezvoaren g i

die van zeer ernstige aard zijn, zijn ons ter kennis gekomen door een uittreksel uit het Zürichse dagblad „Die Tat", hetwelk ondertekend is door dr med. G. en overgenomen is door het orgaan van de Anti-Vivisectie-Stichting „Mededelingen" Juli—Augustus 1950. In die mededelingen lezen wij het navolgende: n

„Door de onderzoekingen van de winnaars van (de Nobelprijs, Morgan en J. M. Muller in Amerika zijn beschadigingen van de voortplantingscellen ontdekt, welke door röntgenstralen veroorzaakt kunnen worden. Beschadigingen en veranderingen, welke zich vele generaties lang doorzetten en onder bepaalde omstandigheden zelfs de dood van de vrucht of de levensonvatbaarheid daarvan tengevolge hebben. Daarbij moet vastgesteld worden, dat niet alleen langdurige intensieve bestralingen dergelijke ernstige gevolgen kunnen hebben, maar ook zeer zwakke bestralingen. Men kan dus niet zeggen, binnen welke tijd en intensiteit doorlichtingen en beschadigingen, welke de voortplantingsorganen betreffen, onschadelijk zouden zijn. Zoals bekend is, worden röntgenzusters steriel. Het is algemeen bekend, dat men vrouwen en mannen door röntgenstralen steriliseren, zelfs castreren kan.

Men heeft reeds aangenomen en het is niet uitgesloten, dat de sterke toename van bepaalde ziekelijke toestan­ den, zoals „mongoloïde idiotie", op rekening van vroegere röntgendoorlichting of - bestraling van één der ouders moet worden geschreven.

De erfelijke eigenschappen, die een goede gezondheid van ons volk waarborgen, zijn toch al door de al te rijkelijke voortplanting van minderwaardige elementen, terwijl de betere kringen zich met te weinig kinderen tevreden stellen^in gevaar. Een verdere verslechtering, ddor deze stralen, waarvan het volk "een veel te hoge verwachting heeft, is derhalve niet wenselijk. Het is ronduit onzinnig om grote sommen uit te geven in de strijd tegen de tuberculose en juist door de aan het volk opgelegde manier van bestrijding een algemene bedreiging van alle voortplantingscellen op de koop toe te nemen. Voldoende voorlichting van de gehele bevolking, ook van de artsen, op dit gebied, is een onafwijsbare eis".

ot zo ver dit artikel, dat onzerzijds bij e samenstelling van het Voorlopig Verlag ter sprake gebracht is en waarbij evens gevraagd is of de regering haar ordeel daarover wilde uitspreken. e regering is zo bereidwillig geweest ulks te doen, waarvoor wij haar onze rkentelijke dank betuigen. it dat oordeel van de regering^ komt llereerst onomstotelijk vast te staan, dat er wel ter dege

gevaren voor de gezondheid

aan het onderzoek met röntgenstralen verbonden zijn. De regering toch verlaart in haar Memorie van Antwoord:

„Inderdaad kan de gezondheid, zoals in bedoeld artikel vermeld wordt, ernstig benadeeld worden door röntgenstralen; een feit, dat in de geneeskundige wereld reeds zeer lang bekend is".

In dit opzicht bestaat er dus een algehele overeenstemming met de opvattingen van de Nobelprijswinnaars, doch in een ander opzicht niet, hetgeen wij nader gaan aantonen. In het door ons in het Voorlopig Verslag ter sprake gebrachte artikel wordt met stellige zekerheid gezegd, dat, zoals bekend is.

röntgenzusters

steriel worden, doch in de Memorie van Antwoord wordt dit door de regering ontkend, als zij daarin schrijft:

„Daarom kan de stelling, dat röntgenzusters steriel worden, niet worden onderschreven".

Hier staat bewering dus tegenover bewering, het ene oordeel tegenover het andere, zoals dat bij deskundigen, ook bij medici, zo dikwijls het geval is. De regering heeft zich in deze wel zeer kras uitgelaten, zelfs al te kras, daar zij geen enkel bewijs voor haar bewering heeft bijgebracht. Men moet hier dus maar weer geloven

op menselijk gezag,

zoals men eveneens op menselijk gezag moest geloven, toen Jenner en zijn aanhangers beweerden, dat koepokinenting het onfeilbare middel tegen de pokken was en men ook al op menselijk gezag moest geloven, toen enige tijd geleden dr Muntendam verklaarde, dat de inenting het middel ter bezwering van de pokkenepidemie was. Een gezag, dat zowel ten opzichte van Jenner als van dr Muntendam echter op geen deugdelijke gronden berust, want

de feiten

hebben het totaal omvergeworpen, het heel overtuigend gelogenstraft. Mijnheer de Voorzitter! Het is allerminst om enig persoon onaangenaam te zijn, dat wij gezegd hebben hetgeen wij gezegd hebben, maar het gewicht der zaak noopt ons er toe. Wij zouden ons in deze aan een ernstig plichtsverzuim schuldig maken, indien wij dit niet gezegd zouden hebben. De zaak zelf is van veel te groot gewicht om hier ter wille van enig mens schuilevinkje te gaan spelen.

De zaak is inderdaad van groot gewicht. Degenen, die zich in deze tegen de opvatting van de regering stellen, zijn niet enige lieden uit de achterban van de medische wereld, maar het zijn daarin de voormannen, nogmaals zij het gezegd, opdat het goed tot ons volk zal doordringen: het zijn

de winnaars van de Nobelprijs,

lieden, die in de allereerste rij staan, als het er op aan komt om een zaak op haar medische waarde te schatten. Door hun onderzoekingen nu zijn beschadigingen aan de voortplantingscellen ontdekt, welke door röntgenstralen kunnen worden veroorzaakt.

Beschadigingen en veranderingen

— zo wordt in het door ons ter sprake gebrachte artikel gezegd — , , welke zich vele generaties lang doorzetten en onder bepaalde omstandigheden zelfs de dood van de vrucht of de levensonvatbaarheid daarvan ten gevolge hebben. Daarbij moet worden vastgesteld, dat niet alleen langdurige intensieve bestralingen dergelijke ernstige gevolgen kunnen hebben, maar ook reeds zeer zwakke bestralingen". Mijnheer de Voorzitter! Als zelfs

zeer zwakke bestralingen

zulke vreselijke, voor de volksgezondheid zulke hoogst schadelijke en jammerlijke gevolg kunnen hebben, dan zijn wij van gevoelen, dat daaraan in de Memorie van Antwoord veel meer aandacht geschonken had behoren te worden dan er aangeschonken is. Over dit zo gewichtige stuk is door de regering onzes erachtens veel te luchthartig en veel te lichtvaardig heengestapt, gelijk dat ook het geval is met de mongoloïde idiotie. In de Memorie van Antwoord wordt daaromtrent geschreven:

„De toeneming van het aantal patiënten, lijdende aan mongoloïde idiotie, is slechts schijnbaar, daar deze patientjes op zeer jeugdige leeftijd overleden, welke sterfte door de verbeterde zorg voor zuigelingen en kleuters en door de moderne behandelingswijzen belangrijk is gedaald".

Doch in het door mij meer aangehaalde artikel wordt daaromtrent een geheel ander geluid gehoord en een daarmede

in flagrante strijd

zijnd oordeel geveld. Daarin wordt toch verklaard: , , Men heeft reeds aangenomen en het is niet uitgesloten, dat de sterke toename van bepaalde ziekelijke toestanden, zoals mongoloïde idiotie, op rekenSng van vroegere röntgendoorlichting of - bestraling van een der ouders moet worden geschreven". En wat heel de behandehng met l

de röntgenstïd^ï

aanbelangt, wordt in het artikel geze? | „Een verdere verslechtering door i stralen, waarvan het volk een veelt hoge verwachting heeft, is derhalj niet wenselijk. Het is ronduit ona nig om grote sommen uit te in de strijd tegen de tuberculose juist door de aan het volk opge manier van bestrijding een algerneïj bedreiging van alle voortplanting! cellen op de koop toe te nemen", Bovendien nog is het nut van dat IjJ volkingsonderzoek op tuberculose ooi

van Nederlandse medische z:

al op een heel sterke wijze in twijfel trokken. Volgens een verslag van de druk zochte vergadering van het 0(; anjt.| Groene Kruis, dat jongstleden Zaterdi_ in Utrecht het 12V2-jarig bestaan vierde, ons in het nummer van Maandag 18 Juni in de , , Nieuwe Rotterdamse Courant" gegeven, heeft de Utrechtse lonj arts dr R. L. Baart de la Faille zich een allesbehalve gunstige zin over het bevolkingsonderzoek op de tuberculo; zoals dit in het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld, uitgelaten. Hij heeft toch verklaard:

• „Het kostbare bevolkingsonderzoek de tuberculose is voor een groot ( eigenlijk nutteloos, omdat slechts één op de duizend gevallen wordt gevonden".

In deze is het wel hoogst merkwaardig, dat

deze verklaring van dr Baat de la Faille

— het verslag maakt er tenminste geen gewag van — in de druk bezochte vergadering door niemand is tegengesproken.

Dit wijst er dan toch wel in heel sterke mate op, dat in Nederlandse mediscte kringen zelf geen geringe bezwaren tegen het voorgestelde bevolkingsonderzoek bestaan. Mijnheer de Voorzitter! De minist|j heeft nu wel in de Memorie van Antwoord ter verdediging van het wetsontwerp geschreven, dat de gevaren voor steriliteit en beschadiging van de voortplantingsorganen slechts kunnen geschieden, wanneer onvoldoende beschermingsmaatregelen worden toegepast, doch ook in deze luidt een uitspraak in het door ons in het geding gebrachte artikel geheel anders. Zij gaat

dwars tegen regering de verklaring dei

in, als daarin gezegd wordt: „Indien een flinke bescherming door het aanbrengen van een loodschort toegepast mag worden, zou deze dikwijls toch niet gebruikt worden". En dan volgt er in het artikel een zin, waarop het in deze geheel aankomt: „Bovendien kunnen desondanks strooide stralen optreden". vei- Geen wonder dan ook, dat wij in het artikel vervolgens deze zin aantreffen: „De artsen, helaas een te weinig aantal, die zich met de leer van de erfelijkheid bezighouden, kunnen hun bezorgdheid over deze maatregel niet verhelen".

ijnheer de Voorzitter! Het staat ontwistbaar vast, dat er aan het bevolngsonderzoek

door röntgenstralen gevaren

jof de gezondheid — hetgeen de mister niet kan tegenspreken — verbonn zijn. et is nu één onzer bezwaren, dat, gelijk it( ook bij de vaccinatie het geval is, die varen slechts heel terloops of zeer lak in het geheel niet aan het publiek orden bekendgemaakt. Dit zou ook licht het geval geweest zijn, indien wij in het Voorlopig Verslag geen gewag sn "emaakt hadden. Dan zou er mogeik ten aanzien van de gevaren met oen woord gerept zijn, gelijk daar ook de Memorie van Toelichting met geen oord melding van is gemaakt. ij vinden dit

een onverantwoorde toifze

an doen, gelijk wij zulks ook ten opichte van de vaccinatie vinden. Wij rezen, dat, als dit wetsontwerp eenlaal wet geworden is, dan ons volk weer op dezelfde wijze opgehitst en opezwiept zal worden als dat ook kort leden ten opzichte van de vaccinatie gedaan, waar uit enkele lichte poklengevallen de officiële medische weenschap, in deze de officiële gezondleidsraad, de gelegenheid te haren bate enomen heeft, om ons volk de schrik : het lijf te jagen en daarmede tot vac- } natie en revaccinatie aan. te zetten, ja : elfs in deze zo ver gegaan is, dat zij de ninister van Oorlog en van Marine beivloed heeft om zijn

bekende dwangmaatregel

en aanzien van de militairen, de geweensbezwaarden dan uitgezonderd, te neaen, een dwangmaatregel, die, afgezien tog van al de verdere ellende, die hij veroorzaakt heeft, aan minstens drie militairen het leven heeft gekost. Mijnheer de Voorzitter! Indien het wetsvoorstel tot wet verheven zal worden, dan vinden wij het niet meer dan een eis der billijkheid, dat ons volk volledig zal worden ingelicht en niet verzwegen zal worden wat op deugdelijke gronden van medische zijde als bezwaren tegen de doorlichting ingebracht is geworden. Ons volk heeft er recht op, dat het in deze volkomen wete, waar het bij de behandeling met röntgenstralen aan toe is. Het dient op bevattelijke, voor ieder verstaanbare wijze te worden voorgelicht en niet, zoals bij de vaccinatie, waarbij aan de voorlichting zeer veel ontbreekt, en waarbij wij het ook al zeer ergerlijk vinden, dat

de dokters en artsen niet verplicht zijn om de gevallen van encephalitis aan te geven,

hetgeen mede in de hand werkt, dat het volle licht over de rampspoedige gevolgen van de vaccinatie, die zeer vele zijn, veel meer dan er bekend zijn en bekend gemaakt worden, niet opgaat. Onlangs nog heb ik een brief van een vrouw uit socialistische kringen gekregen, waarin zij schreef over de verschrikkelijke gevolgen van de vaccinatie, welke zij in haar jeugd ondervonden heeft en in heel haar verder leven nog ondervindt. Ik ben bereid deze brief aan de minister over te leggen. Mijnheer de Voorzitter! Thans gaan wij er toe over om een ander punt, dit wetsontwerp rakende, te bespreken. Wij hebben er reeds onze erkentelijkheid over uitgesproken en doen dit bij deze nogmaals, dat de minister

geen gehoor

heeft gegeven aan de aandrang om het bevolkingsonderzoek op de tuberculose verplichtend te stellen. Doch dit •waarborgt ons niet, dat een volgende minister dit niet zal doen.

Wij beleven toch dagen, waarin er van verschillende zijden sterke pressie wordt uitgeoefend, dat een

absolute staatsmacht

vrijwel souverein over de burgers des lands, tot over hun lijf en leven toe, zal gaan heersen. Ook van officiële medische zijde wordt daarop meermalen aangedrongen, in die zin, dat zij met behulp en desnoods met dwang van de sterke arm van de staat volledige zeggenschap over lijf en leven der burgers zal krijgen, zoals dat het geval was met de Inentingswet van 1872 en ook in dit jaar weer ten aanzien van de dwangmaatregel betreffende de militairen. Wij komen daar uit principiële overwegingen met klem en kracht tegen op, belijdende met de Heidelberger Catechismus, dat gezondheid en krankheid niet bij geval, maar van Gods hand ons toekomen en dat de waar gelovigen beide in leven en sterven, met lijf en ziel huns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen zijn. Wij komen daar nog te meer tegen op, als wij in aanmerking nemen, dat het inzicht van de officiële wetenschap maar al te dikwerf en maar al te veel

op materialistische, atheïstische gronden en overwegingen

rust. Wij gevoelen als bezwaar tegen het onderhavige wetsontwerp, dat het ons heel ver de kant uitdrijft, welke wij om principiële redenen veroordeeld hebben en moeten veroordelen. Het is thans zo, dat dit wetsontwerp de burgers nog geheel vrij laat of zij al dan niet van het onderzoek op tuberculose gebruik willen maken, maar wij lezen in de Memorie van Toelichting, dat er naar gestreefd zal worden, dat in de loop van een bepaald aantal jaren iedereen hier te lande zal v/orden onderzocht. Dit geeft ons heel wat te denken en vervult ons voor de toekomst met de vrees, dat er tenslotte om dit doel te bereiken toch

tot dwang

zal worden overgegaan. En voor die vi-ees bestaat te meer gi'ond, als wij er op letten, dat er bij zeer velen een zeer sterke neiging bestaat om het Bijbelwoord, dat de gezonden de medicijnmeester niet van node hebben, geheel om te keren in die zin, dat de gezonden de medicijnmeesters van node hebben en dat de medici de gezonden zullen gaan zoeken en halen om hen tot een soort van jachtveld voor de geneeskundige raden te maken. Mijnheer de Voorzitter! Ik ben van oordeel, dat

Christus' uitspraak,

dat de gezonden de medicijnmeesler niet van node hebben, ongetwijfeld een geestelijke strekking heeft, maar dit neemt niet weg, dat zij ook voor het natuurlijke, dagelijkse leven van grote betekenis is. Het is uit deze overweging — ik wil hier niemand een wet of regel voorschrijven, een ieder zij op dit punt in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd — dat ik, indien mij in deze van overheidswege dwang zou worden opgelegd, liever zou verkiezen boete te betalen, desnoods gevangenisstraf in Codes kracht te ondergaan, dan mij in deze te onderwerpen aan een dwang, waaraan ik mij. Code meer gehoorzaam zijnde dan de mensen, niet zou kunnen, noch mogen onderwerpen. Mijnheer de Voorzitter! Het valt uit het door mij gesprokene gemakkelijk af te leiden, dat wij onze stem aan dit wetsontwerp niet zullen kunnen geven. Van oordeel zijnde, dat het wetsontwerp wel zal worden aangenomen, wensen wij er op aan te dringen, dat de samenstelling van de onderscheidene colleges, die hierbij betrokken zijn,

niet eenzijdig uit algehele voorstanders van dit wetsontwerp zullen samengesteld worden, doch dat ook doctoren en artsen, die geen voorstanders van dit wetsontweip zijn, er ook in zullen worden opgenomen, alsook medici van homoeopatische en anti-vivisectische richting. Wij bepleiten dit ten sterkste, opdat hier niet blindelings in een bepaalde richting zal worden gedreven. Wat de voorlichting betreft, als dit wetsontwerp wet wordt, staan wij met alle klem voor — wij vinden dit van zo groot belang en tevens een eis der billijkheid, dat wij er nogmaals op terugkomen — dat ons volk ook

op de gevaren

van de doorlichting zal worden gewezen, die niet denkbeeldig zijn en waarop niemand minder dan de winnaars van de Nobelprijs, de heren Morgan en Muller, hebben gewezen . Ook kunnen wij niet nalaten om het pleit er voor te voeren, dat bij invoering van de wet

de meest mogelijke voorzichtigheid

in acht genomen zal worden en dat er niet op zulk een roekeloze en onverantwoorde wijze zal worden opgetreden als bij de vaccinatie. Mijnheer de Voorzitter! Wie uit onze rede zou willen distilleren, dat wij tegenstanders zijn van de bestrijding van de tuberculose, die zij het bij voorbaat gezegd, dat hij hier geheel verkeerde conclusies trekt. Wij wensen ook de tuberculose te bestrijden, maar dit

op geheel Bijbelse wijze,

in de zin en geest als de wet op de melaatsheid en andere Bijbelse wetten ons daar een voorbeeld van geven, doch wij kimnen deze wet niet aanvaarden om de door ons in deze rede genoemde redenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1951

De Banier | 8 Pagina's

Wetsontwerp bevolkingsonderzoek op tuberculose

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1951

De Banier | 8 Pagina's