Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BUITENLANDS OVERZICHT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ouden hebben geschreven, dat het de Heere alleen is, Die niet door bevinding van voorbijgegane zaken en door ervaring van verledene gebeurtenissen geleerd wordt, dewijl door Zijn kennis alle dingen op alle tijden en voor alle tijden tegenwoordig zijn, maar dat een iegelijk mens heeft te leren door ervaring uit het verleden en het heden, alsmede dat in zekere zin het verleden voor de mens tot leermeester voor het heden kan dienen.

Had men deze uitspraak der ouden ter harte genomen, hoe veel ellende had de mensheid bespaard kunnen blijven. De historie legt er toch een onbetwistbaar getuigenis van af, dat het welzijn van een volk aan het onderhouden van Gods Getuigenis gebonden is en dat in het verleden het woord immer bevestigd is: Die Mij eren, zal Ik eren, spreekt de Heere.

Dewijl het nu juist zo zeer aan het eren van de levende God en Diens geopenbaard Woord ontbroken heeft en nog ontbreekt, behoeft niemand zich te verwonderen over het feit, dat bij al de hoog gespannen verwachtingen, welke men in de loop der eeuwen over de komst van een betere tijd gekoesterd en uitgesproken heeft, het telkenmale op een bittere teleurstelling dienaangaande is uitgelopen.

Zal het ook op een bittere teleurstelling uitlopen met de onderhandelingen aangaande de wapenstilstand op Korea? - Niemand vermag in deze iets met volkomen zekerheid te zeggen. Het is echter wel merkwaardig, dat men in deze pers niet zulke-hooggestemde verwachtingen daaromtrent' kon lezen, als men daarover enige tijd terug kon lezen, Algemeen wordt daarin thans erkend dat ook al wordt er op Korea een wapenstilstand gesloten, dit nog geenszins de wereldvrede waarborgt. Aanvankelijk zijn er na het bekend worden van het Russische aanbod om de onderhandelingen over een wapenstilstand op Korea te openen, zowel in Amerika als in Engeland stemmen opgegaan om als die wapenstilstand gesloten was tol vermindering der bewapening over te gaan.

Doch op die stemmen heeft president Truman danig de domper gezet. Op de 175e herdenkingsdag van Amerika's onafhankelijkheid heeft deze president zijn landgenoten ter dege gewaarschuwd dat, zelfs wanneer de wapenstilstand op Korea een feit geworden is, de wereld nog 'n lange periode van grote internationale gevaren te wachten staat. Immers — zo sprak hij — de grootste bedreiging van de wereldvrede, de geweldige gewapende macht van de Sovjet- Unie en haar vasalstaten, blijft onaangetast. Daarom — aldus Truman — moeten de Verenigde Staten van Amerika voortgaan met zich snel te bewapenen en blijft paraatheid geboden.

Bovendien verklaarde Truman, dat hij het nog te vroeg achtte om met enige zekerheid te kunnen zeggen, dat de communisten werkehjk hun agressiepoging op Korea hebben opgegeven. Ik hoop — zo zeide hij — dat de besprekingen van Generaal Ridgway met de bevelhebbers uit het andere kamp succes zullen hebben. Zo niet, dan komt het alleen, omdat de communisten in werkelijkheid de vrede niet willen. Intussen is Korea slechts een deel van het conflict. De vrijheid wordt over de gehele wereld aangevallen en niet alleen te vuur en te zwaard, maar ook met leugens, bedrog, gezagsondermijning, be­ gevangen­ dreigingen, martelingen en schap.

De Sovjetleiders — zo sprak Truman tevens — haten ons, niet omdat wij Amerikanen zijn, maar omdat wij vrij zijn, omdat wij het verhevenste voorbeeld van de macht der vrijheid vormen. Zonder ophouden pogen zij daarom andere volken er van te overtuigen, dat de Amerikanen in feite geen kampioenen voor de vrijheid zijn. Deze geslepen, deze nietsontziende, lasterlijke propaganda-aanval kunnen wij niet met militaire wapens alleen afslaan. Zij zijn niet met een bajonet te doorsteken en kunnen niet met machinegeweren worden neergeschoten. Daarvoor dient Amerika paraat en alleszins op zijn hoede te zijn, dewijl er rekening gehouden dient te worden met een lange periode van internationale spanning, waarin Amerika zich benevens door een deugdelijke bewapening ook door een oprechte en ware bestrijding van de Russische propaganda in staat van verdediging behoort te stellen. Amerika ziet zich alzo geplaatst voor de zware taak zijn productie uit te breiden, de inflatie onder controle te brengen en de burgerlijke verdediging te organiseren.

Deze rede van Truman bevestigt het wel heel sterk, dat men van de onderhandelingen over de Koreaanse wapenstilstand geen grote verwachtingen ten opzichte van de komst van de wereldvrede behoeft te hebben; te meer niet, daar ook de Engelse minister-president Attlee in het Engelse Parlement verklaard heeft, dat de bewapening, of de wapenstilstand al dan niet gesloten werd, onverminderd voortgezet moest worden.

Dat men in Amerika en Engeland zulk een opinie toegedaan is, is zeer wel te verstaan. Het heeft toch heel wat te zeggen, dat de officiële Chinese rode radio ondanks de voorbereidingen tot de wapenstilstandonderhandelingen voortgaat met het Chinese volk er toe op te wekken om niet te verslappen bij de opbouw van de defensie tegen de Amerikaanse agressie en om vooral het hart te zetten op de bevrijding van Formosa, als op één van de belangrijkste taken der Chinezen.

Daarenboven heeft men nog te bedenken, dat de onderhandelingen over de wapenstilstand, die inmiddels een aanvang genomen hebben, niet op een Deens hospitaalschip, zoals van Amerikaanse zijde was voorgesteld, maar in een Koreaanse stad, in niemandsland gelegen, ook, al hebben zij het gewenste resultaat, het Koreaanse probleem zelf niet kunnen oplossen. De politieke kwesties, welke daarmede verbonden zijn, zijn daardoor in het geheel niet van de baan, ja zelfs is de eenheid van Korea daardoor althans voorlopig niet gebracht.

Het is niet onmogelijk, dat de wapenstilstandsovereenkomst in zal houden, dat de toestand op Korea gelijk zal worden aan die, welke êr bestond vóór de Noord-Koreanen tot de aanval z^jn overovergegaan, doch dit neemt niet weg, dat Zuid-Korea door de gevoerde oorlog vrijwel geheel verwoest en economisch totaal ontwricht is en dat ook de Amerikaanse troepen, indien zij[ al uit, Zuid-Korea mochten worden teruggetrokken, nog geruime tijd in Japan zullen moeten verblijven om een herhaling van de communistische aanval te voorkomen. Met dat al wordt Zuid-Korea alsdan wel zeer het kind van de rekening. Het is toch niet in woorden uit te drukken, het leed, dat zijn bewoners door de oorlog, welke nu een goed jaar geleden begonaen is, geleden hebben. Duizenden hunner hebben daardoor het leven verloren en duizenden hunner zagen zich daardoor vrijwel van al hun hebben en houden beroofd, terwrijl hele landouwen en steden bovendien nog door het oorlogsgeweld vernield zijn.

Houdt de Koreaanse kwestie talloze gemoederen in een zekere staat van spanning, alzo is het ook gesteld met de Perzische betreffende de olievelden. Het Internationale Haagse Gerechtshof heeft te dezer zake een uitspraak gedaan, welke geheel ten genoege van Engeland is uitgevallen. Ook in deze uitspraak heeft de politiek een rol gespeeld, hetgeen daarin uitkomt, dat de uitspraak niet met algemene stemmen gedaan is. Twee rechters hebben nadrukkelijk in een afzonderlijk stuk verklaard, dat zij het niet met de gedane uitspraak eens zijn. Het waren een Poolse en een Egyptische rechter.

Dat de politiek de uitspraak der rechters beïnvloed heeft, blijkt zowel daaruit alsook uit de uitspraak zelf, zo zeer als zij naar het welgevallen der Engelsen is, zo zeer heeft zij het ongenoegen der Perzen verwekt. De Perzische ministerpresident Mossadeq heeft airede verklaard, dat zijn regering de uitspraak voor kennisgeving zal aannemen en dat zij zich er verder niet aan zal storen, dewijl het naar haar overtuiging hier een gfc-heel interne binnenlandse kwestie betreft, ten aanzien waarvan het Internationale Hof alle bevoegdheid mist om zich er mede te bemoeien en daarin een uitspraak te doen.' De Perzische regering heeft in dit opzicht wel een geheel andere houding aangenomen, dan welke de Nederlanders inzake de Indische kwestie heeft aangenomen, welke ook een louter interne kwestie was. Perzië is ook geen rijk land, heeft zelfs op het ogenblik dringend geld van node, nochtans heeft het zich niet zo gedwee en mak gedragen als indertijd de Nederlandse regering. Het heeft met alle beslistheid de uitspraak van het Haagse Internationale Hof van Justitie van de hand gewezen. Deze uitspraak luidt:

1. Er mag noch door Engeland, noch door Perzië iets worden ondernomen, dat de toestand ernstiger zou kunnen maken of op de rechten van partijen zou kunnen vooruitlopen.

2. Er moet door partijen gezamenlijk een Raad van Vijf worden gevormd — twee Engelsen, twee Perzen, een vijfde lid van een niet-betrokken staat — die voortzetting van de werkzaamheden in Perzië moet verzekeren. 3. Voordien mag generlei verandering worden aangebracht in de directie van de Anglo-Iranian Oliemaatschappij, zoals die was samengesteld op 1 Mei 1951. 4. Nadat de Raad van Toezicht is samengesteld, zal deze de inkomsten uit de olieverkoop moeten storten op een speciale bankrekening.

Zoals reeds tevoren opgemerkt, heeft de Perzische regering verklaard, dat de uitspraak van het Internationale Gerechtshof door haar niet aanvaard zal worden. Desniettemin heeft de Engelse regering zich onmiddellijk, nadat de uitspraak van het Hof gedaan was, met die van Perzië in verbinding gesteld om-tot samenstelling van de Raad van Toezicht, zoals die in de uitspraak van het Hof wordt voorgesteld, over te gaan. In Engeland zelf houdt men zich druk bezig met de vraag of de weigering van Perzië aan de Veiligheidsraad voorgelegd moet worden. Deze vraag heeft zelfs een onderwerp van bespreking in een speciale zitting van het Britse kabinet uitgemaakt. In Amerika vat men de

weigering van Mossadeq naar het schijnj niet al te zwaar op. Men is daar van oordeel, dat hetgeen Mossadeq in ver. band daarmede gezegd heeft niet al te ernstig moet opgevat worden. Men acli het aldaar waarschijnUjk, dat Mossa, deq ten slotte nog wel water in zijn wijj zal doen. Of deze zienswijze echter juist is, zal nog moeten blijken. Tot dusvene blijft Perzië althans standvastig in haar houding volharden. Wat de toestand in Perzië zelf betreft, daaromtrent lopen de berichten nog al sterk uiteen, zodat dienaangaande op het ogenblik niets met stellige zekerheid valt te zeggen. Inmiddels blijft de Perzische oliekwestie er een, die door velen nog belang. rijker wordt beschouwd dan de Koreaanse. En dit in zeker opzicht niet ten onrechte, want zij houdt allerlei gevaren, zelfs dat van het uitbreken van een derde wereldoorlog, in zich, daar df Westerse mogendheden er zich moeilijk bij zullen kunnen neerleggen, dat de Perzische olie hun ontgaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1951

De Banier | 8 Pagina's

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1951

De Banier | 8 Pagina's