Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God pronkt soms met Zijn volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God pronkt soms met Zijn volk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

En allen, die in de raad zaten, de ogen op hem houdende, zagen zijn aangezicht als het aangezicht eens engels.

Handelingen 6 : 15

Hij was vol geloof, vol vertrouwen, onbeweeglijk, standvastig. Hij was sterk in de Heere en in de sterkte Zijner macht. Het geloof, door de liefde werkende, overwint de wereld; in de dadelijke oefening daarvan door de Heüige Geest vallen alle bezwaren weg. Daar stond Stefanus nu voor het San- ' hedrin, op dezelfde plaats, waar eenmaal de Heere Jezus stond, maar ook de apostelen. De Heere Jezus was bij hem en dat was de reden, dat Stefanus zo bevredigd, onderworpen, maar ook blijmoedig stond.

De raad voerde nu het proces in andere vorm dan tegen de apostelen. Volgens de wet kon geen veroordeling geschieden dan onder minstens een tweetal getuigen.

Welnu, getuigen zijn er wel te vinden. Wanneer het Sanhedrin maar geld laat zien, dan zijn er schepsels te vinden, die zich laten lenen voor de laagste praktijken. Ja, de mens ligt in de heerschappij des satans en als God hem dan loslaat, jtaat hij nergens voor. Die getuigen achten het beneden zich de naam van Stefanus te noemen, doch , om hun misachting en verachting uit te drukken, spreken zij van hem als van „deze mens".

Stefanus was er niet minder om. Hij mocht het Christus nazingen in Psalm 22 : 12: „Wie Mij veracht. God wou Mij niet verachten" Ja, de vijandschap van de wereld kan groot zijn, , maar niet minder van de vrome en godsdienstige wereld. Zij haten Gods kinderen met een dodelijke haat. Die Joden gevoelden het wel, dat zij onder de prediking van Stefanus alles moesten verliezen en niet bekeerd konden blijven. En zie, dat heeft hun vijandschap doen ontbranden en zij hebben het in hun woorden willen uitdrukken hoe zij Stefanus in hun hart verachtten.

En dan de inhoud van hun beschuldiging: „Deze mens houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en de wet". O wat een huichelaars! Tevoren was het tegen Mozes en God, en nu in het bijzonder tegen deze heilige plaats en de wet. Dat was de zwaarste misdaad, die een Jood begaan kon. Het was een doodzonde. Daar was eigenlijk niet verder meer over te spreken, daar dit- elke rechtgeaarde Jood wel gevoelen kon. En dan tot nadere toelichting voegen die valse getuigen er nog aan toe: Wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus de Nazarener deze plaats zal verbreken en dat hij de zeden veranderen zal. die ons Mozes overgeleverd heeft. De prediking van Stefanus was een ergernis voor de Jood. Dat zij zich aan die prediking stootten, er zich aan ergerden, dat had zijn oorzaak daarin, dat Stefanus niet anders predikte dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Die Joden hadden him grond en roem in Mozes, in de wet en in de tempel. Dat sloeg Stefanus als grond voor de eeuwigheid alles weg en omdat die arme mensen niets anders hadden dan die uiterKjke dingen, hielden zij niets over. Zij kregen de doodsteek onder de prediking van Stefanus. En dat verwekte zulk een vijandschap, dat zij nu met leugen en laster zochten om Stefanus onschadelijk te maken. Neen, Stefanus heeft nooit geageerd tegen Mozes, doch wel tegen het misbruik, dat die Joden van Mozes maakten.

Do Heere Jezus had eenmaal gezegd: Tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn. Voor de geesteHjkheid van de wet was het oog van de vlesehjke Joden gesloten. Uit de werken der wet kan geen vlees voor God gerechtvaardigd worden. En dat de wet een tuchtmeester is tot Christus, daar was hun oog ten enenmale voor gesloten. Die Joden steunden maar op de wet en stelden hun betrouwen op de uiterlijke onderhouding derzelve. En niet de Heere Jezus verwoest de tempel, doch dat deden zij zelf door hem te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor God hem had gegeven. En daarbij, het was bij die Joden maar een steunen op dat stenen gebouw, doch dat Christus het wezenlijke heiligdom was, daar hadden zij niet het minste besef van. Christus was niet gekomen om de wet en de profeten te ontbinden, maar om dezelve te vervullen. Van een tegenstelling tussen Stefanus en Mozes, Stefanus en de Tempel, Stefanus en de wet, was dus geen sprake. Juist uit naam van Mozes stond Stefanus tegenover het Sanhedrin en de synagoge. De Heere Jezus had gezegd: Meent niet, dat Ik u verklagen zal bij de Vader; die u verklaagt is Mozes, op welke gij gehoopt hebt. Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven, Joh. 5 : 45-46. Zo was er dus alleen een tegenstelling tussen Stefanus en de miskenning van Mozes.

Maar helaas, door de verblindheid van hun verstand zagen zij dat niet en gingen in hun blinde ijver maar door om tegen God te strijden.

De vijanden van de vrije genadeleer deden alles om in zo kort mogeHjke tijd Stefanus, alsof hij de grootste misdadiger-was, van de aarde weg te doen. De allerlaagste middelen namen zij te baat en de smadehjkste woorden kozen zij uit, om die getuige Gods te minachten en te grieven. Maar God van de hemel nam het voor Stefanus op. Zelf heeft hij nog geen woord ter verdediging gesproken. Vervuld met de Geest van Christus hoort hij de valse getuigen. Het was in zijn hart gelijk weleer bij Job, die uit kon drukken: Mijn getuige is in de hemel.

O, wat is dat een groot voorrecht, wanneer wij onder alle lasteringen en beschuldigingen een onergerlijke consciëntie mogen hebben en een vrije toegang tot het harte Gods. Stefanus had niemand nodig om hem te helpen of te verdedigen. Neen, God was aan zijn zijde en dan hebben wij genoeg. In dat bewustzijn stond Stefanus daar voor de Joodse raad. Ik hef mijn ogen tot de bergen, vanwaar mijn hulpe komen zal.

God ondersteunde hem. In de zaal is het stil. Ook het Sanhedrin zvwjgt. Aller oog is op de beschuldigde gericht. Is Stefanus ontroerd? Beeft zijn lichaam voor het doodvonnis, dat hem wacht? O neen, het is er verre vandaan. Voor de Joden is hij een kind des doods, maar hij staat daar als een kind des lichts.

Zijn aangezicht was als het aangezicht van een engel. Er ligt een glans op zijn aangezicht; het straalt van vreugde. Het is of hij genodigd is tot een hemels feest.

God rechtvaardigt daar openlijk Zijn kind en knecht, Stefanus was beschuldigd Mozes gelasterd te hebben, maar ziet, nu geeft de waarheid, ja de God der waarheid, getuigenis. Dezelfde eer, die God eenmaal gaf aan Mozes, die met God sprak van aangezicht tot aangezicht en wiens aangezicht glinsterde ioen hij van de berg kwam, ligt nu ooi; op Stefanus.

Gr. R.

Ds. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1951

De Banier | 8 Pagina's

God pronkt soms met Zijn volk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1951

De Banier | 8 Pagina's