Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXX.

Heidendom en Christendom te } Alexandrië. Tempels vernield of in herhen herschapen.

Ten tijde van keizer Theodosius was er bij de keizerlijke lijfwacht een overste, Cynegius geheten. Deze was een verwoed tegenstander van het heidendom en een ijverig voorstander van het Christendom.

Deze Cynegius nu kreeg op zekere keer van de keizer het bevel om de sluiting van alle heidense tempels en de onderdrukking van de gehele tempeldienst in hel Oostelijk deel van Romeins Azië en in Egypte door te zetten. Nadat Cynegius de voorbereidende maatregelen genomen had, deed zich een gebeurtenis voor, waarvan wij de vermelding aan de lezers niet onthouden willen.

Er was te dien tijde namelijk te Alexandrië, de hoofdstad van Egypte, een bisschop, de naam dragend van Theophilus, van - wie als christen door de geschiedschrijvers niet een al te mooi getuigenis gegeven wordt. Hij wordt genoemd een wereldsgezind man, die niet met waarachtige ingenomenheid voor ue zaak van Christus bezield was en net Christendom zodoende eer tegenwerkte dan bevorderde. Zo stelde hij meer belang in grote, prachtige kerkgebouwen, dan in het welzijn zijner gemeente. Om in het bezit van zon gebouw te komen, wist hij de keizer in het jaar 389 over te halen om hem een heidense tempel, gewijd aan Bacchus, af te staan. Deze tempel wüde hij in een kerk omvormen. Alle zinnebeelden, verbonden aan de Bacchusdienst, liet hij uit de tempel verwijderen, maar bovendien liet hij ze in processie door de straten der stad dragen en openlijk tentoonstellen, om zodoende de zogenaamde Griekse mysteriën aan de algerriene bespotting prijs te geven. Deze handelwdjze veroorzaakte begrijpelijkerwijze onder de dweepzieke heidense inwoners der stad een hevige opschudding, want Alexandrië werd in die tijd als het middelpunt der Griekse heiligdommen beschouwd. Het was één der voornaamste zetels van het mystieke Nieuw-Platonische heidendom en de aanhangers hiervan stroomden uit alle oorden van het Romeinse rijk daar tezamen.

Van alle kanten kwamen dan ook de verbitterde heidenen opzetten om zich op de christenen te werpen, van wie ze er velen verwondden en zelfs doodden. Daarop trokken zij naar de grote, prachtige tempel van Serapis, welke op een hoogte gebouwd was en te dier tijde als één der grootste heiligdommen van de heidense wereld in hoge eer stond. Hier aangekomen, plaatste een zekere Olympius, een heidens wijsgeer, herkenbaar aan zijn mantel, zich aan het hoofd der opgewonden menigte, waarna hij hen opriep om voor de vaderlandse heiligdommen zelfs hun leven over te hebben. Vervolgens verschansten de heidenen zich in een regelmatig aangelegde legerplaats om van daar uit de christenen voortdurend aan te vallen. Vielen er van hen in hun handen, dan werden deze gedwongen om te offeren, of anders, zo zij dit weigerden te doen, op de wreedste wijze ter dood gebracht. Wel werden er van de zijde der burgerlijke en militaire overheid pogingen aangewend om de menigte tot rust te brengen, doch deze hadden niet het gewenste effect. De verbitterde heidenen toch wisten wel, dat zij na het plegen van hun gruwel- en gewelddaden het ergste te vrezen hadden en dit dreef hen er toe om vol te houden en van stap tot stap verder te gaan.

Dit voorval kon echter de keizer niet onbekend blijven. Zodra hij er kennis van kreeg, nam hij zich voor om het heidendom in Egypte voor goed uit te roeien. Daartoe liet hij een bevelschrift uitgaan, waarin aan alle heidenen, die aan het oproer hadden deelgenomen, gratie werd toegezegd, maar waarin tevens bevolen werd om alle heidense tempels te Alexandrië, als de oorzaken van het oproer, te vernielen, opdat zij, die de hun bewezen gratie erkenden, e eerder tot omhelzing van het Christendom zouden bewogen worden. Dit bevelschrift werd ten uitvoer gebracht, zodra het Alexandrië bereikt had en de oproerlingen er van in kennis waren gesteld. Dit toch was het gunstigste ogenblik, daar de heidense oproermakers de schrik nog te pakken hadden en blijde waren er het leven te hebben afgebracht.

Het eerst was de tempel van Serapis aan de beurt. Bij deze bevond zich een groot beeld, het beeld van Serapis, waarvoor de heidenen met eerbiedige vrees vervuld waren, daar volgens een oude overlevering het vallen van dit beeld tengevolge zou hebben, dat hemel en aarde zouden instorten. En dat meenden niet slechts de pure heidenen, doch ook onder de talrijke naam-christenen v.—jen er velen, die nog steeds met dit oude bijgeloof behept waren. Niemand waagde het dan ook om zijn hand aan het beeld te slaan.

Plotseling echter trad een soldaat naar voren, die het Christendom van harte was toegedaan en met het oude bijgeloof finaal gebroken had. Hij droeg een bij! in zijn hand. Bij het beeld gekomen, hief hij de bijl omhoog om deze vervolgens met een krachtige zwaai op het kinnebakken van de afgod te doen neerkomen. Daar hem niets overkwam, was het bijgeloof weerlegd en kon het beeld zonder verdere moeilijkheden te ondervinden, vernietigd worden. Een zelfde lot ondergingen nu alle tempels te Alexandrië en in het aan Egyptische heiligdommen zo rijke gewest, dat aan een zijtak van de Nijl zijn naam ontleende. Bovendien werden er enkele tempels in kerken en kloosters veranderd. Ook in andere delen van het Romeinse rijk hadden dergelijke gebeurtenissen plaats, waarbij zich nu en dan bloedige botsingen voordeden, gelijk te Apamea in Syrië, waar Marcellus, een bisschop, door de heidenen verbrand werd, toen hij aan het hoofd van een stoet gewapende krijgsknechten en zwaardvechters tegen één der grootste tempels der stad optrok.

Vanaf het jaar 391 verschenen er onderscheidene wetten, waarbij op straffe van geldboete of met nog zwaardere straffen de heidense afgodendienst met alles wat er toe behoorde verboden werd. Waren er heidense overheden, die het overtreden dezer wetten bevorderden, dan werden ook zij met geldboeten gestraft. Kreeg het heidendom in het Oosten aldus een geduchte slag, in het Westen was het ï^iog tamelijk machtig.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1951

De Banier | 8 Pagina's