Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXIV.

In het voorafgaande hebben wij in het licht gesteld, dat de woorden van de f-leere Jezus in vervulling zijn gegaan, waarmede Hij Zijn discipelen voorspelde, dat ze in de wereld verdrukking zouden hebben, dat ze van de voïïcen gehaat zouden worden, dat ze zouden overgeleverd en voor stadhouders en koningen geleid worden, ja ook, dat ze hun belijdenis met de dood zouden moeten bezegelen. Ook van deze woorden kan naar alle waarheid worden gezegd, dat er niet een jota, noch een tittel van voorbij gegaan is.

Dat kon ook niet anders, want Hij, Die deze woorden sprak, was de Zone Gods, Die Zelf God was, en wist wat er na Zijn dood en hemelvaart met Zijn kerk gebeuren zou. Vreselijk zijn de vervolgingen geweest onder verscheidene Romeinse keizers, gehjk wij dit met tal van voorbeelden hebben aangetoond. Toch was het wapen der vervolging niet i> et enige, dat de heidenen gehanteerd hebben om het Christendom uit te roeien. Neen, zij hébben ook nog een ander middel daartoe aangewend, namelijk dat van het wapen des geestes. Er stonden mannen op, die de bestrijding van het Christendom niet minder vinnig ter hand namen dan de anderen met het zwaard.

Onder hen bevonden zich Luciianus, Frontus, de leermeester van keizer Marcus Aurelius, Celsus, Porphyrius en, om er maar niet meer te noemen, Hiërocles. Bij de voomaMnsten dezer mannen wil-len wij in het volgende nader stilstaan. Allereerst iets over Lucianus.

Deze was een heidens wijsgeer en dichter uit de tweede eeuw na Christus. Hij reisde veel en schreef ook veel, voomamehjk satyrische geschriften (spotschriften), waarin hij behalve de godsdienst en het bijgeloof der heidenen, ook de Christelijke godsdienst bespottelijk maakte.

Vernam hij van cluistenen, aan wie het vermogen werd toegekend bezetenen en andere zieken te kunnen genezen, dan vergeleek hij dezen met de rondtrekkende geestenbezweerders en wichelaars van het gewone slag. Zowel dezen als genen waren volgens hem niet anders dan bedriegers. Zie hier een staaltje van de wijze, waarop hij over de Christenen zijner dagen schreef.

„Nog heden", — zo zegt Lucianus — „vereren zij die grote mens, die in Palestina gekruisigd is, omdat hij deze nieuwe verborgenheden heeft ingesteld. Die rampzaligen hebben zich diets gemaakt, dat zij geheel onsterfelijk zijn en eeuvidg leven zullen. Daarom verachten zij ook de dood en geven velen zichzelf over. Ook heeft hun eerst© wetgever — blijkbaar wordt door hem Christus Zelf bedoeld — hen overreed elkander als broeders te behandelen, zodra zij de oude zeden vaiarwel gezegd en de Griekso goden verloochend hebben om deze him gekruisigde leraar te vereren en naar zijn wetten hun leven in te richten. Zij verachten nu ook alles zonder onderscheid en houden al het andere voor onheilig, terwijl zij deze dingen zonder enige voldoende grond hebben aangenomen".

Uit dit korte citaat, dat aan één van Lucianus' geschriften ontleend is, blijkt meer dan genoegzaam, dat hij een vijand van het Christendom was.

Nog sterker echter kwam dit uit bij de boven reeds genoemde Celsus, die een boek schreef, dat, vertaald, de naam droeg van „het ware woord". Dit boek dateert van het jaar 180, doch bestaat niet meer als zodanig. Wat er van bekend is, is men alleen te weten kunnen komen uit de geschriften van de kerkvader Origenes, die Celsus bestreden heeft. Vrijwel alles, wat de latere tegenstanders tot op heden tegen het christelijk geloof, tegen de Evangeliën en de leer der Christelijke kerk hebben ingebracht, kan men in beginsel bij Celisus terugvinden.

Eerst laat hij in genoemd boek een Jood optreden, die Jezus een bedrieger. Mana een overspelige vrouw en de opstanding van Christus een leugen noemt.

Daarna voert hij sprekende een heidens filosoof in, die moet aantonen, dat Jodendom en Christendom ongerijmd of dwaas zijn. Mozes wordt daarbij al evenzeer een bedrieger genoemd. Het scheppingsverhaal wordt 'belachelijk gemaakt, tei-wijl door hem met de ark van Noach de spot gedreven wordt. Joden en Christenen houdt hij voorts voor de verachtelijkste volken, ze zijn voor hem, vergeleken bij de Grieken en Romeinen, nog minder dan wormen en vledermuizen. Van het feit, dat God Zich geopenbaard heeft, wilde hij vanzelfsprekend niets weten. Het Cliristendom is volgens hem afkomstig van de barbaren. Het verlangt een blind geloof, rust op geen redelijke grondslagen en houdt zich staande door de mensen vrees aan te jagen. Een ergernis was het hem, dat het Christendom er zich op beroemt, dat het voor de armen en onwijzen is. Hij beschuldigde de Christenen vervolgens van onwetendheid, willekeur, onverschilligheid jegens de staat en van sectenmakerij. Tot 'het Christendom behoorden vol­ gens hem slechts geringe, bijgelovige mensen, handwerkslieden, slaven, •vrouwen en kinderen. De meesten hunner waren volgens Celsus bedrogenen en de 'bedriegers zijn de apostelen, die de geschiedenis der wonderen verzonnen hebben en in het bijzonder de leugen van Jezus' opstanding hébben verbreid.

Zie hier enkele bijzonderheden over deze heidense christusverwerper, die onder de regering van Marcus Aurelius 't Christendom met al de wapenen van zijn scherpzinnigheid en verduisterd verstand aanviel. Geen oog hebbend voor de ware aard der zonde, had hij ook geen behoefte aan genade en verlossing. Wel zag hij, dat er kwaad in de wereld was, maar dat was volgens hem noodzakelijk; het 'had oorsprong noch einde, het zou er steeds blijven, gelijk in het algemeen volgens hem de natuur eeuwig dezelfde blijft. De oorzaak van het kwaad zocht hij dan ook geheel en al in de stof en daar deze door hem als eeuwig werd opgevat, was er ook van het kwaad geen verlossing mogeUjk.

Hoe zogenaamd wetenschappelijk dit alles ingekleed was, recht wetenschappelijk was deze hater van Christus en Zijn kerk helemaal niet. Hij bestreed onderscheidene waarheden, die de Evangeliën vermelden, zonder daarvoor enig gegrond bewijs aan te voeren. Zo bestreed hij, om slechts één voorbeeld te noemen, de onzondigheid van Christus, maar 'zonder enige daad des Hoeren te noemen, die hem tot die bestrijding het recht gaf. Celsus werd dan ook m het diepst der zaak louter door haat en vijandschap gedreven. En zoals hij 'geleefd heeft, zo is hij ook gestorven. Zonder God, zonder Christus, en daarom ook zonder hoop.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1951

De Banier | 8 Pagina's