Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

HAAR PROGRAM (no. 85)

Artikel 9"

In dit artikel wordt onze lezers dan het slotgedeelte van Ds Kerstens brochure „De Invaliditeitswet" geboden. Het luidt:

V V erkgevers en werkn«ners beiden dienen, op hurnie verklaring tegen verzekering gemoeds)bezwaar te hebben, te worden vrijgelaten. Beiden willen langs anderen weg de leniging der maatschappelijke nooden wachten. Geheel deze wet diene te vervallen. Er zijn m.i. teekenen, die er op wijzen: deze wetgeving was een stap naar de revolutie. De revolutie is niet te bezweren door in de door haar gewenschte lijn één en ander te doen. Alleen de vreeze Gods kan ons 'bewaren voor het ontzettende

kwaad, dat ons van alle zijden aangrijnst. Op uw knieën, Neerlands volk, op uw knieën voor God, terug naar Zijn Woord, dat alleen zal u kunnen beveiligen. Verlaat den ingeslagen weg en keert weder tot den Heere, want zoo niet, het verderf staat voor de deur; ook de maatschappelijke ellende roept ons toe: , , Hoort de roede en Wie ze besteld heeft".

Maar, getuige ook deze sociale wetgeviing, voor die roede zijn we doof; dat God ze bestelde, bemerken we niet; we , , houwen ons bakken uit, gebroken bakken, die geen water houden", en bedrijven in dat al twee boosheden tegen den God onzer vaderen. Wie zal ons overtuigen? de oogen openen, eer 't te laat is? Want hoe tegemoetkomend onze minister van arbeid ook zij, dit standpunt onderschrijft Zijn Excellentie niet. Veeleer meent de Regeering te doen wat tot het welzijn des volks dient. Doch voor gemoedsbezwaren wilde de minister al •liet mogelijke dosn. De Raden van Arbeid in den lande houden daarmede rekening! Hun dreigementen blijven weg! Ik meen te mogen zeggen, dat geen vervolging zal - worden ingesteld, ook niet a! betaalt op heden de patroon het loon aan den „werknemer", die geen rentekaart overleggen kon, wegens gemoeds- (bezwaar. Want toch op 16 December jongstleden mocht ik bij Jiet departement de belangen der arbeiders dienaangaande bespreken met den Secretaris-Generaal en de Chef der ai^beidersverzekering. Bij welk onderhoud Ds Kersten gezegd werd, dat 'het standpimt, waarop de minister zich onlangs heeft geplaatst is, dat met serieuze gemoedsbezwaren zoo eenigszins mogelijk moet wolden rekening gehouden en dat daarom overwogen wordt op welke wijze aan de Raden van Arbeid een aanwijzing kan worden gegeven, die in staat zal zijn, dat zonder de kans van misbruiken van anderen aard aan het genoemde euvel zoo spoedig mogelijk een einde gemaakt zal worden.

Ge ziet dus, er zal een uitweg gezocht worden voor de loonbetahng. Weigert men die betaling, dan is het dvidngelandij, geen vreeze meer. Temeer, terwijl ook de Verzekeringsraad den termijn van een maand, bedoeld in artikel 361 der Invaliditeitswet, verlengde tot 6 m.aanden. Daardoor kan gedurende dien tijd door de Raden van Arbeid worden uitgesteld de beslissing over het bestaan van den verzékeringsphctht. En binnen 6 maanden kan de wet er zijn, die ons vrijstelt.

Met blijdschap doe ik u van dien stand vian zaken mededeeling, en nog eens herhaal ik: „Staat vast, staat bij het gekozen standpunt onbeweeglijk, en de Heere zal uitkomst geven". Plakt geen zegels, aanvaardt geen rentekaarten, doch ook geen rente. En zij of worde het in onze ziele een betrouwen op den Heere en op Hem alleen, opdat Hij ons ook bij zoovele ellenden als het leven brengt, zingen doe: „Alle paden des Heeren zijn goedei-tierenheid en waarheid dengenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren". Want toch de gemoedsbezwaarden weigeren de verzekering te midden van alle maatschappelijke ellende, louter wijl zij zich met Gods doen vergenoegen vsdllen.

„Het fundament, waarop en waarom zij tevreden zijn met hunnen tegenwoordigen staat, is omdat het zoo is de wil van hunnen God in Cluistus Jezus, en dat Die 'het zoo beschikt. De mens kan •het smartelijke niet liefhebben, begeeren als smartelijk; maar daar is een andere reden, waarom zij een tegenwtoordige kwade en smartelijke voorwaarde of staat omhelzen, namelijk, omdat het God zoo behaagt. Het is wat anders, zich tevreden te houden omidat God het zoo wil, dewijl daartegen niets te doen is, en alles voor Gods kracht en hand mloet zwichten, dan is het niet een zoo willen, de begeerten komen niet overeen met den staat; maar het is een zoo moeten, en dat scheelt dan niet veel van het heidensche noodlot; en het is wat anders den wil van God te omhelzen als ten hoogste in zichzelf, en voor hen beminnelijk. Zal de wü Gods kracht hebben tot vergenoeging, zoo moet men God aanmerken als zijnen God, als verzoend in Ghristus Jezus. Hier komt het geloof bizonder te pas; hetzij dat men met nadruk Jezus als Zich aanbiedende, aanneemt, en alzoo tot God komt; hetzij dat het geloof met wederkeering eu verzekerdheid van onzen staat der genade werkt; hetzij dat men zich alleen maar aanmerkt een verzioende te zijn door de hebbelijkheid des geloofs, zonder vernieuwde werking of verzekering; hetzij dat men alleen maar aankleeft om deel aan Jezus te hebben en zoo door Hem tot God komt 'hopende. Hoe sterker dan dit geloof is, hoe krachtiger dat ook de vergenoeging in den wil Gods is. Deze geloovige gestalte verwekt Heide tot God en liefde erkent de hoogheid Gods, en de betamelijkheid van ondei-worpenheid; liefde verwekt welgevallen aan den wil Gods, en dus overwint en overheersoht de liefde tot den v.il Gods de liefde tot zich zelven. Men gevoelt ondertusschen wel de smart van het kwade, die mag en moet blijven, maar de liefde tot Gods welbehagen heeft de overhand, en daiarom zijn hun begeerten met hunnen staat overeenkomende, men wil zoo, al is het met tranen in de oogen, omdat de Heere zoo wil. Welke hun liefelijk is boven al, en het bitter zoet, en het zware Mcht maakt. Ziet, dit in het volmaakte patroon, den Heere Jezus, Johannes 6 : 38: „Niet opdat Ik mijnen wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft". Matth. 26 : 32: „Doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt".

(Brakel, Redelijke Godsdienst: De Vergenoeging)

Ik besluit met van den Heea-e te begeeren, dat Hij over onze geëerfjiedigde Vorstirme, en over degenen, die met Haar ons regeeren, genadiglijk Zijn vleugelen uitbreide. Zijn vrees over hen allen gebiede, opdat bij het vreesehjk woeden der volkeren, zij esne verberging erlangen in de schuilplaats des Allerhoogsten, en zij vernachten in de schaduw des Aknachtigen. Draagt de belangen onzes lands in geibed en smeeking voor den Heere, gij, die bidden geleerd hebt; en gaat in teeren wandel voor het aangezicht des Heeren, verre van het kwaad der zonde, en de God des vredes zal met u zijn.

N. a alzo aan onze lezers in de vier laatste nummers van De Banier de inhoud van Ds Kerstens brochure „De Invaliditeitswet" weergegeven te hebben, wensen wij hun nog t«r lezing aan te bieden, wat Ds Kersten, nadat hij daarin eerst zijn bezwaren tegen de verzekering als zodanig in het kort had uiteengezet — zoals onze lezers die nu in den brede in zijn brochure „De Invaliditeitswet" beschreven, hebben kunnen lezen — in 'zijn rede „Van zwaren strijd", gehouden bij de opening van de Algemene Vergadering der Staatkundig Gereformeerde Partij (21 April 1927 te Rotterdam) — een rede, die ook ad heel moeih'jk meer te verkrijgen is en mede daarom opzettelijk nog eens onder de aandacht onzer lezers gebracht wordt — enigszins uitgebreid aangaande de verzckeringsdwang heeft gezegd. Dit luidt als volgt:

G. ' enoeg! Het ging niet zoo zeer om de bezwaren tegen de verzekering op te halen, als wel om te wijzen daarop, dat wij onderscheiden moeten tusschen verzekering en verzekeringsdwang.

Laat ons het aUen eens zijn, dat verzekering strijdt tegen Gods Woord; of laat het 'zijn, dat sommigen dit zoo diep niet inzien en 'bezweken voor uitgeoefende dwang (hoewel ik wenschte, dat wij allen in dezen tot klaarheid kwamen), de bezwaren tegen

DEN DWANG

zijn van staatkundigen aard. Die verzekeringsdwang stoelt op revolutionnairen wortel. Het is onbegrijpelijk, dat de Anti-Revolutionnairen zioh er in beroemen de verzekeringswetten tot stand te hebben gebracht. Had men eens rechtsomkeert gemaakt en het staatspensioen aanvaard, in principe ware het met wat wij nu hebben geen verschil geweest. De arbeider is onder ctuatele gebracht; de patroon onder toezicht van den Staat gesteld. Een wetgeving is ons geworden, die door en door on-Nederlands is.

Waartegen het volk vloekt; de zegelpldkkerij is duizenden een gruwel; op vele plaatsen wordt lijdelijk verzet gepleegd. Zelfs vele arbeiders haten deze v/etsregeling. Het land zucht om vrijmaking.

Zonder twijfel, de Staatkundig Gereformeerde Partij heeft de worsteling aangebonden om ontheffing van dezen dwang. Dat andere regeling worde gegeven! Dat voor versteening weder liefdezorg kome. En zoo al men niet te bewegen zij tot geheele vrijlating, men breke met het stelsel van fondsvorming. Hoe lang nog zal men machtige kapitalen onttrekken aan de bedrijven, die reeds onder zoo zware belastingen zuchten? Voor wie brengt men de mülioenen saam, waarvoor men nauwelijks goede beleggingen weet te vinden? Aan de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam zijn müHoenen en nog eens miüioenen opgestapeld, terwijl het .volk zucht onder werkloosheid, verergerd door den zwaren socialen druk.

Ik heb gepoogd u beide terreinen af te bakenen, dat van de persoonlijke overtuiging en het staatkundig gebied. Als politieke partij nu bewegen wij ons op het laatste. Laat ons trachten elkander daar te vinden en saam den strijd aan te binden tegen den geest onzer eeuw; den strijd voor losmaking der aangelegde banden. Die kamp moge met vereende krachten gestreden tot de vrijheid daagt; tot geen Raad van Arbeid meer over zij, geen zegel meer Wordt geplakt! Doch laat ons den strijd niet vertroebelen door over elkanders consciëntie t© gaan heerschen. Voorwaar, vsdj zouden verder gaan dan onze bevoegdheid strekt; verder dan de kerk zelfs gaat en gaan mag of kan. De kerk treedt, gehjk Calvijn ons onderwees, alleen leerend op in consciëntiegevallen. Zou de gedragslijn van een poHtieke partij niet tot het politieke leven beperkt blijven? Overdenke een ieder rustig wat in dezen

de weg zij, dien wij hebben te kiezen en schenke God ons saam een weinig geloof, om in kinderlijk betrouwen op Hem ons in Zijne hand te geven. Maar zij toch uit ons midden uitgebannen het heersohen over elkanders geweten, en de zucht naar censure, die zelfs de kerk niet toepast.

Zo ver over hetgeen, dat Ds Kersten in zijn brochure „De Invaliditeitswet" geschreven heeft en in zijn rede „Van zwaren strijd" gezegd heeft.

De strijd tegen de verzekeringsdwang is door de S.G.P. als politieke partij onverzwakt en bij voortduring voortgezet. En Ds Kersten, èn Ds Zandt, èn Ir van Dis zijn 'bij voortduring in hun Kamerredevoeringen, indien daarvoor geschikte gelegenheid geboden werd, tegen de verzekeringsdwang opgekomen. Deels met succes, in zo verre mede door hun toedoen bereikt is, dat in onderscheiden wetten uitzonderingsbepalingen •voor de gewetensbezwaarden zijn opgenomen; deels zonder resultaat, in zo verre de dubbele belasting in de Invaliditeitswet, waarover Ds Kersten zeer terecht zich in zijn brochm-e „De Invaliditeitswet" en ook later wel tegenover de Regering beklaagd heeft en als een onrecht, gepleegd jegens de gewetensbezwaarden gewezen heeft, daaruit niet is weggenomen; ofschoon er wel eens in de Kamer door een minister met een slag om de arm gezegd is, dat deze weggeno­ men zou worden. Doch het is daart(_ tot op de dag van heden nog steeds nis gekomen, hoe zeer daar ook door A Kamerleden der S.G.P., zowel door A één als de ander, herhaaldelijk op s^ gedrongen is. Deels ook zonder resul taat, in zo verre de verzekeringswetge ving niet is ingetrokken of zo gewijagd dat alle bezwaren voor de geweten^ zwaarden daaruit verdwenen waren maar veeleer nog is uitgebreid gewor den.

Doch daarover zullen wij het in dit artikei niet in den brede hebben, doch wensen daarover in volgende artikelen handelen, waarin wij dan ook het stand. punt, dat de S.G.P. iimeemt op hét so ciale terrein, gaan bespreken. Uit die besprekingen zal dan wel zeer duidelijk blijken, dat het niet dan klare laster is, zoals maar al te vaak gezegd en schreven wordt, dat de S.G.P. niets over heeft voor de arbeiders en de behoeftigen, die in nood verkeren. Het stelsel, dat de S.G.P. voorstaat, komt geheel overeen met Gods Woord, en de prajctijk, welke onze Gereformeerde vaderen te dien aanzien gevoerd hebben, en k bovendien veel voordeliger voor de arbeiders en behoeftigen, dewijl er bij de huidige verzekeringswetgeving veel te veel aan de strijkstok blijft hangen, dewijl er voor de uitoefening er van een heirleger van beambten en ambtenaren — tegen wie wij overigens niets hebben, daar wij de goede beambten en ambtenaren 'zeer waarderen — nodig is, medl„ waardoor de uitkering aan arbeiders en behoeftigen menigwerf schriel, soms zeer schriel is, waartegen de Kamerlet den der S.G.P. gedurig geprotesteerd hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1951

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1951

De Banier | 8 Pagina's