Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXV.

Porphyrus, Rome, Hierocles.

a Celsus, die in de tweede eeuw onzer artelling leefde, willen we thans iets ar voren brengen over Porphyrus, eneens een bestrijder van het Chrisndom, doch uit het begin der vierde uw en van een scherpzinniger geest an eerstgenoemde. b ro v v op d so

Met Celsus had hij gemeen, dat hij voortkwam uit een wijsgerige school, welke bekend staat als de Platonische school. Desniettemin was hij een sterk voorstander van de oude heidense godsdienst met zijn talrijke beelden. Zo noemde hij het vereren der godheid op de voorvaderlijke v^'ijze de grootste vrucht der vroomheid. En aangaande de beelden zei hij; „Door beelden, die men met het zinnelijlc oog kon aanschouwen, stelden de ouden God en Zijn krachten voor. Door het zichtbare Beeldden zij het onzichtbare af voor hen die geleerd hadden in de beeldtenissen, even als in de boeken, een schrift te lezen, dat van de goden handelt".

Het behoeft ons niet te verwonderen, zo vervolgde Porphyrus, dat onwetenden in de standbeelden slechts hout en steen aanschouwen, evenmin als dat zij, die niet lezen kunnen, in de gedenkzuilen slechts stenen, in de schrijftafelen mets dan hout, in de boeken enkel een s; imenstel van papyrus zien. Men ziet, dat het gebruik der beelden door deze bestrijder van het Christendom al op gelijke wijze verdedigd werd als Rome dit later ook deed. Rome toch leert niet, dat men bij de beelden als voorwerpen moet blijven staan en deze als zodanig aanbidden en vereren moet. Neen, volgens de echte Roomse leer, door het Concilie van Trente vastgesteld, moet wel aan de beelden van Christus, van Maria en de andere heiligen de verschuldigde eer en vei'ering betuigd worden, maar daarbij mag een rooms-katholiek niet geloven, dat deze verering de beelden zelf toekomt. Alle verering is volgens Rome slechts gericht op de zogenaamde prototypen, die er door worden voorgesteld, dus op de personen, waarvan het beeld een voorstelling heet te geven. Daarom leert Rome ook niet, dat de beelden zelf aangebeden mogen worden, doch voor zo ver die afbeelding Christus moet voorstellen, geldt die aanbidding ook Hem alleen en wat de beelden van Maria en andere heiligen betreft, heeft de verering op hen alleen betrekking. Knielt een r.k. voor een beeld, dan geldt zijn gebed — altijd volgens Rome's leer — en-kel de persoon, die door het beeld wordt voorgesteld, en niet het beeld zelf. Bij Rome zien we dus inderdaad een grote overeenkomst met de heidenen der oudheid, die gelijk Porphynts verhaalt, door de zichtbare beelden het onzichtbare afbeeldden en daarmede zelfs God en Zijn krachten voorstelden. Rome beeft dit dan ook kennelijk van de heidenen overgenomen. Ook in dit opzicht staat Rome dus verre verwijderd van de apostelen en de oude Christelijke kerk, die van het aanbidden van Christus en het vereren der heüigen in de vorm van beelden niet hebben willen weten. Mede daarom ook is het, dat Porphyrus, de wijsgerige heiden, van het Christendom en zijn belijders niets moest hebben, al heeft hij zijn bestrijding op matige wijze gevoerd.

Hij heeft dit gedaan in een boekwerk, waarin hij zocht te bewijzen, dat de Heilige Schrift met zichzelf en de apostelen, met name Paulus en Petrus met elkander in tegenspraak waren. Wij zullen op de inhoud van dit boek hier maar niet verder ingaan. Insgelijks zullen we ons niet al te zeer verdiepen in een ander werk van dezelfde scluijver, waarin hij al evenzeer over het Christendom handelt, kennelijk met het doel om de uitbreiding daarvan tegen te gaan. Hij tracht daarin een stelsel te ontwikkelen uit zogenaamde oude godspraken getrokken, waardoor hij meende te voldoen aan de alom ontwaakte behoefte aan 'n door goddelijk gezag gestaafde godsdienstleer. Onder die door hem vermelde godspraken komen er ook enige voor, die betrekking habben op Christus en het Christendom. Zo wordt er melding gemaakt van een heiden, wiens vrouw Christin geworden was en nu niet wist hoe zich in deze te moeten gedragen. Daarom wendde hij zich om raad tot één der priesters, die in de naam der orakels spraken. Hij vroeg de priester welke god hij verzoenen moest om zijn vrouw van de omhelzing van het Christendom terug te brengen. De priester, die bekend was met de kracht der overtuiging van de christenen, antwoordde hem, dat het gemakkelijker voor hem zou zijn op vlietend water te schrijven of door de lucht te vliegen, dan de gezindheid zijner eens verontreinigde, goddeloze vrouw te veranderen en dat men haar maar moest laten begaan met het bewenen van haar gestorven God. Andere heidgnen vroegen zich af of er geen reden was om Christus, vanwege hetgeen zij van Hem hoorden, met de overige goden als God te vereren. Zij raadpleegden liierover het orakel en het is opmerkelijk, dat de priesters, die de godspraak overbrachten, van Christus geen kwaad zeiden.

Hun antwoord luidde: „De Wijze weet, dat de onsterfelijke ziel na het lichaam voortleeft, maar de ziel van deze Man v/as uitstekend door vroomheid". En toen de eersten daarop de vraag stelden waarom Christus gestorven was, h.ernam de godspraak: „Het lichaam bezwijkt reeds voor lichter lijden, maar de ziel, der vromen verheft zich tot de hemelse gewesten".

Porphyrus tekent hierbij aan, dat men Christus derhalve niet moest lasteren, maar hen, die Hem als God vereerden, beklagen.

Nog een derde vooraanstaande bestrijder van het Christendom was Hierocles, stadhouder van Bythinië, later van Alexandrië. Deze viel het Christendom aan terwijl de vervolging onder keizer Diocletianus in volle gang was. Hij was zelfs één van de bewerkers dier vervolging. Voor het oog deed hij zich echter geheel anders voor, gelijk ook tot uiting komt in de titel van zijn boek, die aldus luidde: Woorden der waarheidsliefde tot de christenen. In veel sprak hij daarin Celsus en Porphyrus na, doch tevens ontzag hij zich niet om aangaande het leven des Heeren de grofste onwaarheden te vertellen.

Tegenover deze bestrijders verwekte de Heere echter mannen, toegerust met verstand en wetenschap om het Christendom tegen de aanvallers te verdedigen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1951

De Banier | 8 Pagina's