Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlandse Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlandse Zaken

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ds. Zandi

Het was bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken, dat ook Ds Zandt het woord gevoerd heeft. Hij wees daarbij in zijn rede op de ondeugdelijke grondslag, waarop het bui- '••••i], '.nds beleid der Regering gegrondvest is. Het is de jammerlijke politiek, die met miskenning van God en Diens geopenbaiard Woord zich geheel naar Itumanistische beginselen richt. Dit blijkt daar wel heel duidelijk uit, dat deze politiek nog steeds haar betrouwen stelt in het instituut van de Organisatie der Verenigde Naties. Een politiek, die Nederland al enorme schade berokkend heeft. Deze Organisatie toch heeft er hard aan medegewerkt, dat Nederland tegen alle rechten gerechtigheid in van 7/8 van zijn koninkrijk beroofd is geworden en dat het buitenlandse beleid gewichtige Nederlandse belangen niet behartigt.

Het is te verstaan, dat deze politiek gevoerd en gehandhaafd wordt door een liberale minister, zoals mr Stikker er een is. Doch hoe zeer valt het te betreuren ei! af te keuren, dat de A.R. en C.H. nog maar steeds blijven zweren bij een instituut als de Organisatie der Verenigde Naties is! Hoe zijn zij daarbij boch ver afgegleden van eens door hen beleden beginselen! Hoe verloochenen zij daarbij mr Groen van Prinsterer! Het is waar, dat de Staatkundig Gereforrneerde Kamerleden om hun houding tegenover de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties vaak in een bespottelijk daglicht gesteld zijn en worden en daarvoor al heelwat smaad en hoon moesten en moeten verdragen. Doch het is niet minder waar, dat Ds Zandt geheel naar waarheid in zijn rede kon zeggen, dat al de voorspellingen welke zij aangaande de genoemde instituten gedaan hadden, letterhjk vervuld zijn geworden.

Dat is toch wel zeer opmerkehjk! Neen, de Heere, naar Wiens Woord en wet de S.G.P.-Kamerleden mochten spreken, heeft hen in deze niet beschaamd doen uitkomen. Hem komt dan in deze ook alleen alle eer toe. Ook is Ds Zandt voorts onder meer krachtig opgekomen tegen de onderdnikking en vervolging der Protestanten in Spanje en in Zuid-Amerikaanse staten, waarin Rome het voor het zeggen heeft. Dit heeft hem vele bittere opmerkingen in onderscheidene r.k. bladen bezorgd. Maar wie zal kunnen ontkennen, dat hij zich daarbij als een zoon der Hervorming gedragen heeft? Hetgeen hem zeer gunstig af doet steken tegen zo vele Protestanten, die zich als bastaard-kinderen der Hervorming gedragen, waar zij het niet voor het Protestantisme opnemen, opdat zij zich toch vooral niet gehaat bij Rome zullen maken en mogelijk te eniger tijd weer in coalitie met haar zullen kunnen optrekken; in een coalitie, mede waardoor Rome zo machtig en sterk in ons land geworden is. Tahijke hoogst ergerlijke staaltjes van vervolging en onderdrukking der Protestenten ter kennis van de Minister brengend, bepleitte Ds Zandt in het slot van zijn rede, dat de Minister de vervolgingen der Protestanten in de Organisatie der Verenigde Naties ter sprake zou brengen. Niet dat hij daar veel van verwachtte, dewdjl die Organisatie gewoon is met , twee maten te meten, maar dit zou ten minste ten gevolge hebben, dat deze graweldaden in bredere kring bekendheid zouden verkrijgen. Het ligt niet in onze bedoeling nader op de finesses van Ds Zandts rede in te gaan. Dit behoeft ook niet, daar wij diens rede in haar geheel in De Banier laten afdrukken. Ds Zandt sprak dan het navolgende:

Mijnheer de Voorzitter!

Gaarne wensen wij ons aan te sluiten bij de zeer vele leden, die in het Voorlopig Verslag woorden van lof hebben uitgesproken aan het adres van de Minister van Buitenlandse Zaken en zijn naast© medewerkers voor hun onvermoeide arbeid in binnen- en buitenland.

Het doet ons leed, dat wij op deze waarderende wijze Iniet voortgaan kunnen als wij

het gevoerde beleid

zelf, dat zich geheel aansluit bij dat van voorafgaande Kabinetten, gaan bespreken. Integendeel, dit beleid ontmoet bij ons zeer ernstige bezwaren. Reeds in de aanvang van de Memorie van Antwoord treffen wij een passage aan, waarmede wij allerminst onze instemming kunnen betuigen. Deze luidt:

„De Regering meent, dat deze door haar gevolgde politiek slechts dan zal kunnen leiden tot het gewenste doel, wanneer zij gebaseerd is op het geloof in en het vertrouwen op eigen geestelijke idealen en overtuiging".

Met verschuldigde eerbied voor de Regering en de Kamer, van wie door de Regering in de gewisselde stukken gezegd wordt, dat haar Regeringsbeleid in overeenstemming met het gevoelen der Kamer is, achten wij

de basis,

waarop haar beleid rust, en de grond, waarop dit verdedigd wordt, veel en veel .te zM'ak, ja zowel het een als het ander ondeugdelijk. Zij rusten en zijn gegrond op inzichten van mensen, die, hoe bekwaam zij overigens ook mogen zijn, feilbaar zijn en ook bij voortduring gefaald hebben.

Wij twijfelen in deze niet aan de oprechtheid van het geloof en van de overtuiging der Regering, noch ook daaraan, dat zij geheel te goeder trouw meent, geestelijke idealen na te jagen. Doch de grote vraag is, of hetgeen zij voor idealen aanzien, geen illusies zijn, hetgeen zij voor zegen aanmerkt, geen vloek is.

Haar voorafgaande Kabinetten en Kamers hebben ook al in dezelfde ti-ant a's de tegenwoordige gesproken over de

Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties

als over geestelijke idealen. Wat zij allerminst bleken te zijn. De Volkenbond heeft tijdens zijn bestaan allerlei ellende veroorzaakt en heeft bij zijn val niets dan ellende en verwarring nagelaten, terwijl de Organisatie der Verenigde Naties na vijf jaren reeds als vredesinstituut bankroet is geslagen. De

ontwapeningsactie,

welke hier in de Kamer en daar buiten onder andere ook in de Volkenbond gevoerd is, is ook al een geestelijk ideaal genoemd en als zodanig verheerlijkt. Ongetwijfeld is ontwapening een nobele zaak, een begerenswaardig goed, doch de actie, weDce er voor gevoerd is, rustte op een ondeugdelijke basis, de^vijl zij geen rekening hield met de werkelijkheid en de zondige aard van een iegelijk mens, en zich blind betoonde te zijn voor de omstandigheden, waaronder zij gevoerd werd. Zij gaf Hitler ruimschoots gelegenheid om Duitsland tot aan de tanden toe te bewapenen, terwijl de geallieerden zelf, ten gevolge van de gevoerde ontwapeningsactie, vrijwel geheel onbewapend bleven, met gevolg, dat, toen de tweede wereldoorlog uitbrak, Duitsland een zeer groot deel van Einopa in korte tijd onder de voet kon lopen, en dat de oorlog vijf jaren lang heeft geduurd, waardoor ontzaglijk veel ellende door honger, bombardementen en anderszins geleden is en milliosnen, mede tengevolge van de gevoerde ont­ wapeningsactie, het leven verloren hebben. Mede door die actie was het ook mogelijk, dat de Japanners

Indië

zo goed als geheel onbewapend aantroffen en, - hoewel onze vloot er bij opgeofferd werd, na dat offer zonder slag of stoot dit konden bezetten. Er zijn in de loop der geschiedenis al zo vele geestelijke idealen geweest, welke op louter menselijk inzicht en oordeel rustten, die gebleken zijn het tegendeel van een ideaal te zijn, dewijl men dwaallicht voor sterren heeft aangezien. Het biedt ons daarom niet de minste waarborg, dat de Regering, waar zij

haar geestelijk ideaal

op louter menselijke inzichten, in het onderhavige geval op die van haarzelf en die van de Kamer, baseert, beweert, dat zij de rechte weg is ingeslagen. Dit betwisten wij haar zelfs met alle beslistheid, waar zij haar medewerking ver- ^ leent aan en haar betrouwen stelt in de Organisatie der Verenigde Naties. Nog afgezien van de tonnen gouds, welke Nederland daaraan jaar op jaar opoffert, kunnen wij daarin geen geestelijk ideaal zien. Het is toch allerminst een geestelijk ideaal, als die Organisatie er aan medewerkt, , dat kleine naties als de onze van 7/8 van hun koninkrijk beroofd worden, of dat, zonder dat daartegen ook zelfs maar een woord van protest van die Organisatie gehoord wordt,

een klein volk

als het Ambonese uitgehongerd en uitgemoord wordt, en zij ons het tegendeel te aanschouwen geeft van wat in haar Handvest als één der voornaamst© doeleinden van haar bprichting en bestaan geschreven staat, namelijk, dat zij de rechten en vrijheden van de volken . ook die der kleinsten, beschermen en veilig stellen wil. Dat zij dan ook m.et zulk een ergerlijke schending van haar eigen beginselen reeds na 5 jaar als vredesinstituut bankroet geslagen is en dat het thans reeds nodig geworden is een Noord-Atlantisch Pact te sluiten, verwon^lert ons geenszins. Wat ons wel verwondert, is, dat de

Anti-Revolutionnairen Christelijk-Historischen en

zelfs na de zo smadelijke en tonrechtvaardige bejegening, welke ons land is ten deel gevallen, zich altijd nog min of m.eer vurige voorstanders van de door ons besproken organisatie blijven betonen. Dat 'kunnen wij maar slecht verstaan. Gelijk wij ook trouwens heel de liefde en genegenheid, hun warme pleidooien, welke zij er vdor gehouden hebben, niet kunnen verstaan. Een warm pleidooi hield professor Anema er enige jaren terug voor, toen hij zijn pleidooi niet met een beroep op Calvijn, maar op Hugo de Groot besloot. Op Hugo de Groot, van wie Mr Groen van Prinsterer zeer naar waarheid met bewijzen gestaafd toonde, dat hij de grondlegger van de beginselen der Franse revolutie was. Van de Franse revolutie, naar wier grondbeginselen zowel de Volkenbond als de Organisatie der Verenigde Naties geheel ingericht waren en zijn.

Professor Anema,

hoewel A.R. zijnde, sprak dan ook als een liberaal. Dit ontging de verslaggevers van de liberale bladen niet, want des daags nadat hij zijn rede gehouden had, volgde daarop in de liberale bladen bij wijze van spreken een oorverdo­ vend applaus, zoals Groen van Prinsterer van die kant heel zijn leven lang niet ten deel is gevallen. Uit die zo hartelijke instemming met professor Anema's rede bleek, dat die verslaggevers hun onderscheidingsvermogen niet hadden verloren en haar beginselen getrouw waren gebleven, hetgeen van professor Anema en de A.R. en C.H. op dit punt niet kan worden gezegd. Hoe is het te betreuren, dat zij zo zeer en zo ver van hun beginselen zijn afgegleden! Hoe is het mogelijk — vraagt men zich wel eens af — dat het wel gefundeerde oordeel, dat

Mr Groen van Prinsterer

over de Volkenbond en dergelijke instituten uitsprak als te zijn een tweede torenbouw van Babel, wiens val zeker te wachten stond, door hen met diepe minachting is genegeerd? Hoe is het mogelijk, ik herhaal het, dat zij nog steeds maar in hun zo jammerlijke dwaling volharden en dat zonder dat er ook nog m.aar ooit een woord over hun lippen is gekomen, waaruit valt af te leiden, dat zij erkennen in deze van eens beleden beginselen te zijn afgeweken. In tegenstelling met hen heeft

Mr Oud

hun dezer dagen een beschamend voorbeeld gegeven, toen hij rond en eerHjk er voor uitkwam, dat men in het liberale kamp in vroeger dagen te weinig oog gehad heeft voor wat men in belijdende kringen de zonde noemde. Het verheugt ons, dat hij tot dat inzicht is gekomen en wij wensen hem van harte toe, dat het bij deze bekentenis niet zal blijven, maar dat hij de leer van Gods Woord aangaande de val van de mens onvoorwaardelijk mag leren omhelzen. Evenzeer wensen wij de Anti-Revolutionnairen en Christelijk-Historischen toe dat zij tot de erkentenis komen, schromelijk gedwaald te hebben, in deze geen rekening houdende met de val des mensen en met Gods getuigenis. Mijnheer de Voorzitter! Instituten als de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties zijn geheel aanvaardbaar als men met Pelagius

niet aan de erfzonde

gelooft, met Erasmus de vrije wil des mensen belijdt en met de Franse Revolutie van oordeel is, dat de mens van nature goed en in zijn gevallen staat van een hoge, geestelijke adel is. Inderdaad, zulk een oordeel en gevoelen delend, dan zijn het zelfs prachtige instellingen en dan kunnen wij 'het zeer wel begrijpen, dat men er warm voor gevoelt en bet nauwelijks kan verdragen, als daar ook maar een kwaad woord van gesproken wordt. Zo was het ook wel te verstaan, en ook te verdragen, dat wij, nadat wij onze eerste redevoering, nu al jaren geleden, tegen de Volkenbond hadden uitgesproken, in tal van bladen, ja zelfs in de radio werden uitgetekend als heel achterlijke mensen, die hun verlichte en beschaafde tijd niet verstonden. Zo was het ook wel te verstaan, dat Minister van Kleffens, in de geest van het Arianisme en Pelagianisme sprekend, als wij hier in de Kamer onze bezwaren tegen de Organisatie der Verenigde Naties inbrachten, ons uit de hoogte bij de , , Heere Heere" zeggers indeelde, die wel Heere, Heere zeiden, maar de wil des Vaders niet deden. Zo ook wel te verstaan, dat professor Anema, enkele jaren terug in de Eerste Kamer zeide, dat, toen wij ons bij vernieuwing tegen de Volkenbond keerden, wij onze jaarlijkse litanie weer gezongen hadden. Zo is het ook te verstaan, dat men ons in zekere kringen beschouwt als

de laatsten der Mohikanen

als een ras, dat morgen of oveimorgen geheel van de aardbodem verdwenen zal zijn. Het laatste is bovendien ook niets nieuws. Niet dan een herhahng van ai honderd malen en meer gedane beweringen. Het was, om maar één van die zo vele beweringen in herinnering te brengen, Voltaire, een rijk met talenten begiftigd man, wij ontkennen dit niet, die verklaarde, dat na honderd jaren er van de strenge orthodoxie geen spoor of zweem meer op de aarde zou zijn, ja, zelfs Christus' zaak niet meer bepleit zou worden. Maar, Mijnheer de Voorzitter, hoe bekwaam in wereldse zaken Voltaire ook moge geweest zijn, zijn lichaam is reeds lang tot stof vergaan, doch

de orthodoxie is er nog en Christus' zaak is er ook nog

en zal er zijn zo lang de wereld bestaat. Mijnheer de Voorzitter! Men zou eens wat gehooi'd hebben, als het met de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties ©ven goed gegaan was als het er nu slecht mee verlopen is, over de Staatkundig Gereformeerden. De hoon en de kleinering, die hen in den beginne zo veelvuldig zijn aangedaan, waaraan de Anti-Revolutionnairen en Christelijk- Historischen hebben meegedaan, zouden stellig verhonderdvoudigd zijn gewc den. Wat zou er dan al niet uitgeba-' zuind zijn over hun dwaasheid, over hun achterlijkheid, over de gewisse ondergang van de laatsten der Mohikanen. Wis en zeker, zij zouden ons

onder kleinerende redevoeringen,

geschriften, krantenartikelen en een vloed van woorden bedolven hebben, indien onze voorzeggingen aangaande de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties niet waren uitgekomen, gelijk zij

alle letterlijk vervuld

zijn geworden. Wij wensen daar nog eens nadrukkelijk de aandacht op te vestigen. Allerminst om daarmede onze eigen wijsheid te verheffen. Wij beker^ nen toch, dat wij geen wijsheid hebben en dat zij ons gegeven moet worden, evenals wij in alles van het gegevene moeten leven. In mijn geboortedorp was destijds een liberale dokter, die meer dan eens gezegd heeft: Ik geloof niet, dat wat de Heidelberger Catechismus leert, namelijk, dat de mens onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad is, maar alf ik de gedragingen des mensen zie, dan moet ik het wel geloven. Een merkwaardig getuigenis uit een liberale mond. Van de A.R. en C.H. moet men aannemen, dat zij de uitspraak van de Heidelberger Catechismus wel geloven. Maar als zij die dan geloven, hebben zij hun Catechismus toch wel op hun kerkbanken laten liggen, toen zij hun instemming betoond hebben met

de beginselen van Rousseau,

waarop zowel de Volkenbond als de Organisatie der Verenigde Naties geheel gefundeerd zijn, namelijk deze, dat de wereld buiten God om zeer wel door de rede en het menselijk verstand te regeren zijn. En dit niet alleen. Ook hebben zij generlei rekening gehouden met de uitspraken van Gods Woord, dat ons leert, dat er onder al de mensen niet één is, die goed is, en ook niet één is, (jje goed doet, zelfs niet tot één toe, en dat men tevergeefs zijn heil van des Piensen kind verwacht, en- dat zelfs derene vervloekt is, die vlees tot zijn arm stelt. De door mij genoemde instituten adenien een gans andere geest, namelijk

die der humanisten.

N'aar hun opvattingen zijn zowel de Volkenbond als de Organisatie der Verenigde Naties opgericht. Daarom was Gods Woord in die instituten ook contrabande. Daarom zat de hoogmoed er ook op de troon. Die instituten toch zouden met niiskenning van God en Zijn Woord in eigen kracht de wereldvrede en een ongekende welvaart brengen. Bij de algemene beschouwingen hebben wij in herinnering gebracht, dat de oude Christenen geschreven hebben, dat

de nederigheid

de radix pacis, de wortel des vredes is. Nederigheid en ootmoed jegens God viel er in de onderhavige instellingen niet op te merken. Integendeel, het was hoogmoed al wat de klok sloeg, hoogmoed, die op niets anders dan op zelfverheerhjking en eigen baat bedacht is, geHjk ook blijkt uit de handelingen. De grote mogendheden toch hebben er alles en de kleinen er niets te zeggen. Met menselijk vermogen en verstand zou een soort van paradijs op aarde door hen geht worden. De Heere heeft er zichtlaar in geblazen. Zijn Woord bevestigende, dat Hij de hovaardigen wederstaat. Mijnheer de Voorzitter! Het ligt niet in mijn bedoeling nader op de

vele misslagen

\an genoemde instituten in te gaan. Wij hebben er talrijke in onze vroegere redevoeringen aangewezen. Wij achten ons er van ontslagen om ze nog eens weder op te sommen. Als vsdj dit zouden willen doen, dan zou bij de ons toegemeten tijd de tijd er ons toe ontbreken. Wij willen ons dan ook bepalen bij de huidige gang van zaken. In de thans plaats hebbende Algemene Vergadering te Parijs is weder duidelijk aan de dag pkomen, dat deze nog immer een zeer ^^ve is. Daarin is

een scheldpartij

voorgekomen, die al hoogst schadelijk moet inwerken op het pubheke fatsoen en de goede zeden onder de volken; daar zijn redevoeringen gehouden, welke de onderscheidene volken nog meer en meer m elkander ophitsen; daar is weder gebleken, dat het de vertegenwoordigers van kleine naties wel toegestaan is om redevoeringen te houden, maar dat zij verder niets dan lege briefjes hebben in te brengen; daar gaat het hoe langer hoe meer de kant uit van die, waarheen liet ook uiteindelijk naar toe toe gegaan is in de Volkenbond, namelijk, dat daarin twee partijen fel tegenover elkander bmen te staan, zodat de organisatie hoe langer hoe meer niet de vrede, maar de oorlog dient. Dat men tot enige overeenstemming gebmen is, daarvan is ook in de laatste dagen in de Parijse Algemene Vergadering, nu er redevoeringen gehouden worden, waarin althans de scheldwoor- (len ontbreken, niets gebleken. Donker laat de toekomst zich inzien, ook al omdat er

in Amerika

"P tal van punten tussen de vooraanstaande partijen en personen geen overeenstemming bestaat, en ook al niet ten Opzichte van West-Europa. Een invloed­ rijke senator als Robert Taft is, vertrouwt de Organisatie der Verenigde Naties niet, daar zij volgens hem de Verenigde Staten van Amerika de bescherming niet kan bieden, die zij nodig hebben. Ook wil hij, dat Amerika zich veel en veel minder zal bemoeien met het Westen dan thans het geval is, maar zich meer met het Oosten zal inlaten, waar wezenlijke Amerikaanse belangen hggen. Onzekerheid bestaat er ten deze nog immer, welke koers de Amerikaanse politiek tenslotte zal volgen. Onzekerheid niet alleen te dezen opzichte, doch ook onzekerheid op tal van andere punten. Onzekerheid, of

West-Europa

tenslotte de kosten zal kunnen dragen, welke het militaire plan van het Atlantisch Pact van hen vordert, zelfs indien Amerika hen enigermate te hulp komt. Onzekerheid evenzeer op het punt van het Em-opese leger, of de 43 divisies, die daarin tot stand moeten komen, wel ooit tot stand zullen komen. Onzekerheid o\er

het lot van Duitsland,

of dit al dan niet in het Europese leger zal opgenomen worden. Onzekerheid op nog al zo vele andere punten ans de Egyptische en Perzische geschillen. Bij al die onzekerheid echter één zekerheid, en wel een voor Nederland zeer onaangename, namelijk, dat

een buitenlands beleid,

in ons land, hetwelk Nederlandse belangen dient, niet meer bestaat. Wij hebben dit gezien bij de behandeling van de Indonesische kwestie in de Veiligheidsraad; wij hebben dit gezien bij het sluiten van het vredesverdrag met Japan, waarop wij thans niet nader kunnen ingaan. Wij zien, dat ook bij andere beslissingen, waarin Nederlandse belangen opgeofferd worden aan het internationalisme, en dat wel zonder dat 'n deugdelijk verweer tegen het dreigend gevaar van het communisme in het leven wordt geroepen. Mr Groen van Prinsterer heeft tegen

dat internationalisme

waaraan Nederlandse belangen worden opgeofferd, zo menigmaal in zijn geschriften gewaarschuwd, doch èn de Volkenbond, èn de Organisatie der Verenigde Naties hebben ook mede deze verderfelijke invloed gehad, dat ter wille van een internationale reputatie de meest belangrijke zaken aan die reputatie zijn opgeofferd. Mijnheer de Voorzitter! Wat de

vervolgingen der Protestanten

in Spanje en in Zuid-Amerikaanse staten betreft, 'waarover wij thans gaan spreken, doet het ons leed, dat Zijne Excellentie er, blijkens zijn in de Memorie van Antwoord afgelegde verklaring, nog steeds niet toe over wil gaan om een krachtig protest bij de regeringen van de desbetreffende staten, als ook bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in te dienen. Een paar jaar geleden maakte de Minister zich van een soortgehjk verzoek nog al heel gemakkelijk af door te zeggen, dat er hem bewijzen geleverd moesten worden, dat de vervolgingen inderdaad plaats vonden.

Dat was wel heel wat wonderlijks, want de bewijzen waren geleverd door ons en door de berichten in onderscheidene dagbladen. Deze berichten zijn sindsdien nog bevestigd geworden door het rapport van dr Thijssen en dr van der Linden. Het waren destijds geen gefantaseerde mededelingen, neen, zij berustten geheel op waarheid. Gelijk het ook nu geen loos gerucht is, wat door ons aangaande de vervolgingen in Zuid- Amerikaanse staten en Spanje ter kennis van de geachte bewindsman is en wordt gebracht. Gruweldaden, al even ergerlijk als die, welke achter 't Russische gordijn worden bedreven. In deze vinden wij het een schromelijk onrecht,

een meten met twee maten,

indien de gruweldaden achter het Russische gordijn in de vergaderingen van de organisaties der Verenigde Naties wel in behandeling genomen worden en die achter het Spaanse en Zuid-Amerikaanse gordijn niet. De Minister heeft in zijn Memorie van Antwoord verklaard, dat:

„na een door ondergetekende ingesteld onderzoek gebleken is, dat in genoemde landen, met name in Columbia en Venezuela in verband met het katholieke land, het Protestantse zendingswerk niet wordt bevorderd, maar de missionaire arbeid bij voorkeur wordt voorbehouden aan katholieke missionarissen. Van vervolging van Protestanten in die landen is niets gebleken, behoudens een enkel incident".

Dit onderzoek moet toch wel zeer oppervlakkig geschied zijn. Niet alleen onzerzijds, maar ook van andere zijde, zijn er bewijzen aan de Minister voorgelegd, die heel overtuigend uitwijzen, dat er niet een enkel incident in de desbetreffende staten voorvalt, maar dat daarin wel ter dege onderdrukking en vervolging van Protestanten plaats vinden. Voor

wat Columbia betreft,

moge ik de Minister verwijzen naar de schrikkelijke vervolgingen, welke door rnij bij de Algemene Beschouwingen zijn medegedeeld. Voor wat Venezela betreft, wil ik Zijne Excellentie in kennis stellen van een bericht in de „Nieuwe Haagse Courant" van 3 Augustus j.I., inhoudend dat bij een decreet van een gouvemem-. van een provincie in Venezuela alle Protestantse gelovigen uit bepaalde gebieden verbannen werden. Dit decreet werd door de Minister van Justitie bekrachtigd met een verbod tot het houden van godsdienstoefeningen en gebedssamenkomsten. En ook met hetgeen Zijne Excellentie ons aangaande Spanje in de Memorie van Antwoord medegedeeld heeft, kunnen wij al evenmin accoord gaan. De Minister zegt daarvan: „In Spanje, waar zich vroeger wel anti-Protestantse manifestaties voordeden, hebben deze zioh sedert begin 1948 niet meer herhaald".

Ook in deze geeft het antwoord van de Minister ons geen getrouw beeld van de stand van zaken.

In Spanje

hebben zich niet alleen anti Protestantse manifestaties voorgedaan, maar daar zijn onder aanbeveling en op aanstichting van de hoge Spaanse geestelijkheid Protestantse kerken vernield, het meubilair stuk geslagen, kerkgangers, onder wie grijsaards, gemolesteerd, hoge boeten geheven als straf voor het bezoeken van Protestantse kerken en gezelschappen. In Spanje kan zelfs een gouverneur een predikant doen vervolgen, indien deze nota bene bij bezoek aan huis een gebed doet, zodat men met recht kan zeggen, dat de inquisitie in Spanje op volle toeren draait." De Minister heeft het wel voorgesteld of dit alles sinds het begin van 1948 tot het verleden l> ehoort, doch

de veelvuldige klachten

welke uit Spanje van de Protestanten tot ons komen, spreken wel een geheel andere taal. Zij luiden geheel eenparig, dat onderdi-ukking en vervolging er nog steeds voorkomen. Een bewijs daarvan is te vinden in de (Vlaamse) „Voorwaarts" van Augustus 1950, waarin vernield wordt, dat op een bekendmaking van een kardinaal, waarin het Protestantisme wellicht gevaarlijker werd voorgesteld dan het atheïsme en communisme, door een groep militaiien te Barcelona een Protestantse kapel werd binnengedrongen, waarin zij alles verwoestten. Te Madrid vernielden 50 phalangistische studenten de nieuwe Baptistenkerk. Mijnheer de Voorzitter! Het staat wel onbetwist vast, dat

in Spanje en in de Zuid- Amerikaanse staten

onderdrukking en vervolging der Protestanten heden nog aan de orde van de dag zijn. En daarom is de geachte bewindsman er niet mee af als hij in de Memorie van Antwoord schrijft: „Ondergetekende meent, dat de kerkelijke organisaties in de eerste plaats in aanmerking komen om op dit onderwerp de aandacht te vestigen". Nu, dit doen zij wel, maar daar heeft Rome maling aan en daarvan ti-ekt zij zich niets aan. Ook zal dit het geval zijn indien de raad, welke de Minister terloops heeft gegeven, wordt opgevolgd, a's hij in de Memorie van Antwoord heeft geschreven, dat er organisaties moeten komen, die er op aandringen, dat er verandering zal komen. Ook dit optreden

van zulke organisaties

zal niet het gewenste effect opleveren. Rome zal er zich totaal niets van aantrekken. Neen, Mijnheer de Voorzitter, de Minister achten wij om de zaak zelf, om de onderdrukking en vervolging der Protestanten, geroepen bij de Regeringen van de • betrokken landen te dezer zake alles aan te wenden om aan de gruwelijke vervolgingen der Protestanten een einde te maken, gelijk eenmaal Stadhouder Willem III en Cromwell ui hun tijd gedaan hebben ten behoeve van de vervolgde Protestanten in Italië. En dit niet alleen. De Minister richte zich tot de Organisatie der Verenigde Naties. Niet dat wij daar enige verwachting van hebben. Doch daardoor komen tenminste deze schandelijke vervolgingen en onderdrukking

meer ter kennis

van heel de wereld. Al hebben wij er alle grond voor te vrezen dat door de Organisatie der Verenigde Naties ook in deze met twee maten gemeten zal worden, namelijk dat de vervolgingen achter het Russische ijzeren gordijn, gelijk daartoe reeds besloten is, wel in behandeling, maar die achter het Spaanse en Zuid-Amerikaanse gordijn niet door genoemd instituut in behandeling genomen zullen worden, al zijn zij in beginsel even verfoeilijk en afschuwelijk als de eerstgenoemden, daar zij toch even zeer een jammerlijke inbreuk maken op de rechten en vrijheden van de minderheden, zoals de Organisatie der Verenigde Naties die belijdt voor te staan. Mijnheer de Voorzitter! Voorts nog een kort woord over het gezantschap bij de paus.

Ons standpunt is ten deze onveranderd gebleven. Nog niet zo lang geleden hebben wij daar blijk van gegeven door het indienen van een amendement om dat gezantschap af te schaffen. Dat amendement kon slechts een negental stemmen bekomen, waaronder nog twee van onze eigen fractie. Ten.slotte nog dit. In het Voorlopig Verslag lezen wij, dat er een geestelijk reveil voor onze Westelijke wereld nodig geacht wordt. Wij staan ook een reveil voor en wel die, welke een terugkeer tot

Gods Woord en Wet

inhoudt. Daarvan verwachten wij de zo nodige zegen Gods, zowel voor het binnenland als voor het buitenland, weshalve wij die bij de Regering ten zeerste aanbevelen.

De rede van Ds Zandt had tenminste ten gevolge, dat de Minister in zijn rede verklaarde, dat hij een onderzoek zou instellen naar de mogelijkheid om de vervolgingen der Protestanten in Spanje en in Zuid-Amerikaanse Staten bij de Organisatie der Verenigde Naties aanhangig te maken.

Dit was voor Ds Zandt aanleiding om met een kort woord daarop aan te dringen, alsook dat de Minister daarbij de nodige voortvarendheid zou beti-achten en dat deze zo spoedig mogelijk de Kamer zou inlichten over het resultaat van zijn onderzoek. Ds Zandt deed dit in de navolgende bewoordingen ;

Mijnheer de Voorzitter!

Het antwoord, dat de Minister heeft gegeven op hetgeen onzerzijds met betrekking tot de geloofsvervolging in Spanje en de Zuid-Amerikaanse staten naar voren is gebracht, geeft ons aanleiding te dien aanzien nog heel kort iets te zeggen.

Als wij de Minister goed beluisterd hebben, dan is door hem een onderzoek in het vooruitzicht gesteld naar de mogelijkheid om deze zo hoogst gewichtige kwestie bij de Organisatie der Verenigde Naties aanhangig te maken. Wij hopen, dat de Minister, gelijk hij zulks bij andere zaken altijd doet, ook in deze aangelegenheid de nodige voortvarendheid zal betiachten en alles in het werk zal stellen om te bewerken, dat er aan de vervolging der Protestanten in onderscheidene rooms-katholieke landen een einde zal komen. Wij bepleiten met nadruk, dat de Minister de Kamer zo spoedig mogelijk, desnoods bij afzonderlijke Nota, over het resultaat van zijn onderzoek zal inlichten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1951

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlandse Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1951

De Banier | 8 Pagina's