Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET TELLEN ONZER DAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET TELLEN ONZER DAGEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(OP OUDEJAARSDAG)

Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart hekomen. Psalm 90 : 12

Het einde is er. Het einde is gekomen. Alzo roept tot ons met aangrijpende kracht de laatste dag des jaars. En in dat geroep klinke meer dan ooit de «tem: „De wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid". Al wat tijdelijk is vergaat, al wat begonnen is heeft een ' inde Het jaar, hoe lang het ook aanvankehjk' schijne, is zo spoedig vervlogen en voorbij is weder al datgene, wat een jaar geleden nog in de donkere sluier der toekomst lag gehuld. Ons oog worde geopend om op het heensnellend jaar terug te blikken en bij alle herinneringen van hef en leed te bemerken: „En vsdj vliegen daarheen. Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen".

Sla een blik terug en rondom u. Aanmerk toch wat de harten van Gods oprechte volk moet bewegen en ontroeren. Is het niet de geest van leugen en allerlei dwaling, van driest ongeloof en onbeschaamd bijgeloof, van hchtzinnigheid, losbandigheid en onverschilligheid, welke allerwege woelt? Do openbaring van allerlei gruwelen der ongerechtigheid ^over de ganse aarde?

ch, hoe geweldig is de macht der duisternis; hoe verheft zij zich steeds stouter en driester. Hoe omhult zij al meer en meer alles en allen, aftrekkende van Gods waarheid en heil. Hoe verheft zich de geest van de antichrist al stouter en stouter en verblindt de volkeren voor de heerlijkheid en zaligheid van het eeuwig Evangelie. Hoe is het geroep verdubbeld: Wij doen het zonder God. Welk een duisternis bedekt de aarde en donkerheid de volken. Hoe wordt de aarde als met de ban geslagen; oorlogen, geruchten van oorlogen, opstand, wrevel eu haat; de bronnen van welvaart over do ganse aarde toegestopt. Waarlijk, het einde van 1951 roept ons toe: „De toekomst des Heeren genaakt. Leer ons onze dagen tellen, dat wij een wijs hart hekomen".

En de kerke Ohjristi?

Ach, aan hoeveel ellende en versmaadheid, aan druk en verachting is zij ten prooi en zit ter neder als een weduwe van haar heerlijkheid beroofd. Want of er veel Christelijks zogenaamd geschiedt en of er al veel vertoon en beweging van een godsdienst naar het vlees ook dit jaar zich openbaarde, voor de Christus Gods en voor de zuivere leer, die naar de godzaligheid is, is schier geen plaats. Terwijl de werking en roering van de Heihge Geest in de waarachtige bekering van zondaren zo weinig is bespeurd. Ach, hoe gaat de moordenaar der zielen rond, om, ware het mogelijk, zelfs de uitverkorenen te verleiden; en bij al het roepen van vrede, vrede, alles tè verscheuren door twist en verdeeldheid. Ons oog kere zich naar binnen, opdat we onszelf onderzoeken en ons hart op onze wegen zetten. Wegen, zo vol van schuld, van murmureren en klagen, van afkering en versmading van des Heeren vriendelijke roepstemmen. Wanjt toch, onder alle bange noden en ellenden, waarmede dit jaar eindigt, is er nog zo veel oorzaak te bekennen en uit te roepen: „Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn". Dan zijn wij aan de algehele vernieling van de zonde, dood en hel tot op deze dag nog niet overgegeven. Dan heeft de Heere ons nog niet van Zijn aangezicht verworpen. Dan laat Hij aan het einde van dit jaar in Zijn goedertierenheid ons nog toeroepen en voorhouden dood en leven, zegen en vloek. Ach, v/erd het eens gezien en op de rechte wijze opgemerkt, het zou leiden tot een buigen voor God in het stof met de bede van Mozes: „Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wi] een wijs hart bekomen." Ach, wij leven veelal zo oppervlakkig, zo zorgeloos en onbekommerd. We zijn zo uit de aarde aards. De Heere mocht ons optrekken tot Hem, Die de tijden en de stonden in Zijn hand heeft en Die voor aUen die Hem vrezen is en blijft de Getrouwe en de Onveranderlijke, gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid. Die zal Zijn Woord gestand doen. Dat kan niet feüen. Terwijl al het vergankelijke zijn onbestendigheid en wankelbaarheid vertoont, blijft het waarheid wat Christus eens sprak: „De hemel en de aarde zullen voorbij gaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbij gaan". Het Woord des Heeren blijft in der

eeuwigheid. Dat Woord behore daarom een eerste plaats te hebben in hart en huis, in kerk en school, in raadsvergadering en bij de volksvertegenwoordiging, in het vorstelijk paleis en bij de raadsheren van de kroon. Ach, dat het zo ware. Dat is de oplossing van de zogenaamde sociale kwestie. Ach, zij hebben des Heeren Woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben? Waar het Woord des Heeren heerschappij voert en men voor de majesteit van het Goddelijk Getuigenis buigt en zich daaraan onderwerpt, daar zuUen we erkennen, ja kennen en erkennen, dat het de zonde is als de oorzaak van alle leed. Daar is geboren een droefheid naar God, een onderzoeken van onze wegen en een wederkeren tot de Heere, tot de oude paden van ware godsvrucht. Daai' zal men met Mozes leren bidden: „Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen".

De psalmist heeft Gods voorzienigheid en macht geroemd, de broosheid en de nietigheid van des mensen leven beschreven, dat welhaast afgesneden wordt als vrucht van de zonde en het oordeel en de verbolgenheid des Heeren. Maar dan uit hij zich in dit smeekgebed, dat een elk van Gods volk bijzonder tot het zijne make bij de wisse- Img der tijden en het heensnellen der jaren.

Mozes spreekt van „dagen tellen" en onderwijst ons de korte duur van ons leven, alsook dat wij acht zullen geven op de dagen, die ons ten leven gegeven zijn, naar het vermaan van de apostel: „Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, de tijd uitkopende, wetende, dat de dagen boos zijn". Hoe menigeen had zich voorgesteld nog jaren des levens voor zich te hebben, maar God sneed zijn levensdraad af. Dat we toch toezien en eens rekening hielden met de kortheid en nietigheid en vergankelijkheid van leven en daartegenover met Hem, il . eeuwig is, aan de euwigheid, die wi. met snelle schreden tegemoet gaan. Dat Hij ons leren mocht alzo onze dagen te tellen, zó tellen, dat het die vracht «fwerpe, dat wij een vwjs hart bekomen. Om van de dingen van het stof losgeiflaakt te mogen worden en op des Heeren daden te mogen merken en zich in Hem te mogen verliezen. Dat is de enige, maar ook de altijd nog algenoegzame troost, ook in deze dagen van verschrikking en verwarring, van ontzetting en beroering. O, de arme mens, zo­ als hij van God is afgevallen en uit Adam is, is vervreemd van God en van het leven, dan heeft liij alle wijsheid verloren, dan is zijn hart een verstandeloos hart. Een wijs hart nu is zuDc een hart, dat eigen dwaasheid erkent en Agurs belijdenis (Spreuken 30 : 1) op zich toepast. Een wijs hart is bij hem, die geleerd heeft niet op zijn hart te vertrouwen, want die op zijn hart vertrouwt, is een zot. Een wijs hart is een door de Heilige Geest vernieuwd en verstandig gemaakt hart, dat heil en zaligheid alleen doet zoeken in en verwacht van de Heere Jezus Christus, om in Hem rust en vrede te vinden. Zulk een hart wordt gedurig geleid in de wijsheid Gods, die van boven is en doet al het aardse en vergankelijke als dwaasheid kennen.

Daarom, een wijs hart is een genadegave Gods. Derhalve, zij, die menen de vidjsheid in zichzelf te bezitten, zijn er van verstoken; die zich op eigen wijsheid verlaten, hebben Hem niet gekend. Die de opperste Wijsheid is. Die allen zullen beschaamd staan in die dag, als zij in hun dwaasheid voor allen openbaar zullen worden, als die zich hier aan de wijsheid Gods hebben gestoten- Maar welgelukzalig dan dat voik dat de Heere vreest en in Zijn wegen wandelt. Mozes' gebed is het hunne: „Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen". Die zal wandelen in het hcht der levenden. Zijn pad door dit Mesech is uitgestippeld, die zal zijn ziel uitdragen als een buit uit deze tegenwoordige boze wereld. Want wat ook wankele en bezwijke, in de Heere is een eeuwige Rotssteen. Hij verandert niet. Dat is de sterkte en troost van Gods oprechte volk bij aUe wisseling der tijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1951

De Banier | 8 Pagina's

HET TELLEN ONZER DAGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1951

De Banier | 8 Pagina's