Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kweekschoolwet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kweekschoolwet

17 minuten leestijd

TWEEDE KAMER

Rede van Ir van Dis

Onlangs kwam bij de Tweede Kamer een wetsontwerp in behandeling, dat betrekking heeft op het kweekschoolonderwijs. Dit was niet het eerste wetsontwerp, dat op deze materie betrekking heeft. In vroegere jaren, nog vóór de oorlog, hebben voorgangers van de huidige minister van onderwijs reeds pogingen gedaan om ten aanzien van het kweekschoolonderwijs nieuwe wettelijke regelingen in het leven te roepen, doch het bleef daarmede slechts bij het indienen van wetsontwerpen en bij de schriftelijke voorbereiding. Tot openbare behandeling kwam het met de desbetreffende wetsontwerpen nimmer.

Wat dit betreft heeft de huidige minister van Onderwijs dus meer resultaat van zijn werk gezien, want het door hem ingediende wetsontwerp kwam in openbare behandeling, terwijl het na enige wijzigingen ook door de Tweede Kamer aangenomen werd.

Dit ontwerp-Kweekschoolwet is het eerste, dat dit soort onderwijs bij de wet regelt. Er wordt o.m. in voorgesteld om de volledige opleiding tot onderwijzer vijf jaar te laten duren. Dit vijftal jaren wordt daarbij verdeeld in drie leerkringen. De eerste leerkring duurt twee jaar en bedoelt de algemene voiming van de leerling. Tot deze leerkring kunnen worden toegelaten jongelieden, die in het foezit zijn van een m.u.l.o-diploma, van een diploma 3-jarige H.B.S. of Handelsdagschool, dan wel drie jaar met goed gevolg een vijfjarige H.B.S. of gymnasium hebben gevolgd. De tweede leerkring duurt ook 2 jaar en heeft ten doel om de leerling in die tijd de bijzondere vorming als onderwijzer bij te brengen. Aan het einde van deze leerkring wordt een schoolexamen gedaan, waardoor de leerling, indien hij slaagt, onderwijzer wordt. De derde leerkring bevat één jaar. Aan het einde hiervan wordt een examen afgenomen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid, die de onderwijzer recht geeft op het vervullen van een betrekking als schoolhoofd.

Behalve dit schoolexamen voor de hoofdakte blijft de mogelijkheid bestaan om deze akte door middel van een staatsexamen te verkrijgen.

Verder bevat dit wetsontwerp allerlei andere bepalingen, zoals o.m. ten aanzien van de bevoegdheid van het onderwijzend kweekschoolpersoneel, terwijl ook de financiële gelijkstelling tussen openbare en bijzondere kweekschool er in is opgenomen.

Verscheidene sprekers voerden bij dit belangrijke wetsontwerp het woord. Namens de fractie der S.G.P. werd dit gedaan door Ir van Dis, die tevens van deze gelegenheid gebruik maakte om < erkenning van de bekende kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Krabbendijke bij de minister te be­ " pleiten. Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Aan de regeling van de opleiding voor < onderwijzers en onderwijzeressen, zoals i die tot op heden in ons land wordt toe­ ; gepast, kleven inderdaad ernstige bezwaren. Het wordt dan ook in onderwijskringen als een noodzakelijkheid be­ : schouwd, dat er te dien aanzien veran­ i deringen worden aangebracht. De minister heeft daartoe een poging onderno­ i men door een wetsontwerp in te dienen ' hetwelk de Kamer thans in behandeling ] heeft en waarover ook wij gaarne enke­ ] le opmerkingen wensen te maken. Hiertoe overgaande, moeten wij begin­ 3 nen met te constateren, dat dit wetsontwei-p helaas niet die verandering biedt, welke in de eerste plaats noodzakelijk zou zijn, namelijk deze, dat ook het kweekschoolonderwijs, evenals dit voor alle andere soorten onderwijs en inzonderheid wel voor het lager onderwijs geldt, gebaseerd behoort te zijn op de

vaste grondslag

van Gods onfeilbaar Woord. Voorheen hebben wij in deze Kamer er meerdere malen op aangedrongen, dat de overheid tot die grondslag zou terugkeren. Allereerst omdat dit de door God geëiste grondslag is en voorts omdat dit onder beding van Gods zegen heilzame gevolgen voor ons volk zou hebben gehad. Ze zouden, om op één belangrijk punt te wijzen, de machten, van ongeloof en revolutie niet tot zulk een groei en bloei gekomen zijn, indien de overheid op die zo even door mij genoemde grondslag het onderwijs in al zijn vertakkingen, ook het kweekschoolonderwijs, had ingericht. Zo was het ook in de tijd der

Reformatie,

toen de kerk het recht had om de onderwijzers vóór hun intrede in de school te onderzoeken in zake de Gereformeerde religie en tot de scholen toegang had om op het onderwijs toezicht te houden. Wij zullen op deze hoogst gewichtige zijde van het kweekschoolonderwijs niet verder ingaan, omdat het onderhavige wetsontwerp zich daartoe niet leent en wij groot gevaar zouden lopen om tot do orde te worden geroepen. Wij zullen diaarom nog slechts volstaan met op te merken, dat Regering en Staten-Generaal weleer een ander stelsel aanvaard en ingevoerd hebben, namelijk het in wezen revolutionnaire stelsel van

„elck wat vMs".

Dit stelsel is in onze wetgeving vastgelegd, zodat wij gedwongen zijn daarmede rekening te houden. Nu dit zo is, achten wij het echter een zeer voorname eis van billijkheid, dat dit stelsel in de praktijk rechtvaardig wordt toegepast en dat ook aan kleine groepen der bevolking geen moeilijkheden in de weg worden gelegd, wanneer zij een kweekschool willen oprichten en in stand houden. Wij hebben hier bepaaldelijk het oog op de bestaande kweekschool op Gereformeerde grondslag te

Krahhendijke

in de provincie Zeeland, die geheel met eigen middelen is opgericht en in stand gehouden wordt. Deze school, welke druk bezocht wordt, telde verleden jaar al meer dan honderd leerlingen, terwijl het aantal voor de onderwijzersakte geslaagden zeer groot is, zodat van deskimdige zijde meer dan eenmaal over het op deze kweekschool gegeven onderwijs bijzondere waardering is uitgesproken. Wij bevelen deze school, die ii\ een grote behoefte voorziet, dan ook dringend in de welwillende aandacht van de minister aan. Te meer is hiervoor alle reden, omdat deze school op het

platteland

gelegen is. Juist toch voor het platteland bestaan er bij de huidige wettelijke regeling der onderwijzersopleiding grote bezwaren.

Nadat toch in 1936 de rijksbijdrage voor de bijzondere normaallessen verviel, kwam het platteland hier en daar in grote moeilijkheden, daar juist het platteland veel jongelui levert, die naar de kweekschool willen. Daardoor toch werd, voor wat de Protestantse onderwij­ zersopleiding betreft, geheel Zeeland op Middelburg; heel de Veluwe op Nijmegen of Utrecht; Noordbrabant op Dordrecht of Gorcum; Overijssel op Zwolle enz. aangewezen. Nu heeft het oa« getroffen, dat in het wetsontwerp voor deze moeilijkheid onzes inziens

geen afdoende opiogsing

aan de hand gedaan wordt. Indien ^w^ dit juist bezien, achten wij zulks ©ea ernstige leemte in het wetsontwerp, daar het voor vele bewoners van het platteland zeer bezwaarlijk, zo niet onmogelijk is, als zij tot de financieel weinig draagkrachtigen behoren, om hun kinderen naar een stadskweekschool te sturen. Het is toch ongetwijfeld van groot belang voor de plattelandsbewoners, dat zij hun kinderen in de naaste omgeving naar de kweekschool kunnen stiuren. Daarbij komt, dat, als de minister dt behoefte aan een kweekschool op het platteland wel erkennen mocht, het door hem ingediende wetsontwerp nog andere moeilijkheden voor de oprichting en instandhouding van kweekscholen op het platteland oplevert. Op het platteland toch zal men altijd moeite hebben met het aanstellen van personeel, d»t aan de door dit wetsontwerp

gestelde eiee»

voldoet. Daarom achten wij het Keer wenselijk, ja noodzakelijk, dat art. 11, lic' 6, wordt aangevuld met de bepaling, dat in bijzondere gevallen de minister, de Onderwijsraad gehoord, kan afwijken van hetgeen artikel 11, lid 1, sub b, voorschrijft omtrent de eisen van benoembaarheid, zodat niet alleen voor een jaar tijdelijk, maar voor vast een niet volledige bevoegde zal kunnen worden aangesteld. Wij bepleiten dit ook al vooral ten opzichte van de kweekschool te Krabbendijke, die reeds vanaf 1 Juli 1950 werkt onder een situatie, die de minister, volgens ons verstrekte inlichtingen, zelf heeft geschapen en door Zi^ ne Excellentie als een

„krachttoei^'

gekenmerkt is. Dit in aanmerking namende, zijn wij van oordeel, dat deze kweekschool toch ook wel enige rechten heeft wat het personeel betreft, evenals andere kweekscholen, waarvan het personeel, al of niet bevoegd, krachtens artikel 53 der overgangsbepalingen zijn rechten blijft behouden, ook als dit wetsontwerp tot wet verheven wordt. Wij kunnen voorts niet nalaten bij de minister met alle klem te bepleiten, dat de kweekschool te Krabbendijke alsnog de rechten zal verkrijgen van

andere erkende,

zij het dan misschien nog niet gesubsideerde, kweekscholen, daar deze kweekschool de enige is, die reeds tot zulk een grote ontwikkeling gekomen is, getuige het feit, dat er verleden jaar ruim 100 leerlingen waren en er thans reeds 128 leerlingen zijn en de examens een zeer gimstig verloop hadden. Wat verder het wetsontwerp betreft, zijn wij met personen, die in onderwijszaken alleszins deskundig zijn, de mening toegedaan, dat de eisen, die daarin aan de benoembaarheid van het onderwijzend personeel gesteld worden, te hoog zijn. Het wil ons met hen voorkomen, dat de nadruk veel meer gelegd moet worden op de

praktische bektoaamheid

van de leerkrachten. Er kunnen toch leerkrachten zijn — de voorbeelden hiervan hebben zich meermalen in de prafc- tijk voorgedaan — die volledig bevoegd zijn, die verscheidene akten bezitten, ja, die zelfs een imiversitaire opleiding genoten hebben en wat vakkennis betreft uitmunten, maar die toch voor het geven van onderwijs ongeschikt zijn. Mijnheer de Voorzitter! Wij wensen vervolgens nog iets op te merken over de duur van de onderwijzersstudie en de hoge kosten, die daaraan verbonden zijn. Velen, die de kweekschool wensen te bezoeken, komen uit financieel

weinig draagkrachtige

gezinnen. Voor hen is de in het wetsontwerp gestelde eis, dat zij, na de u.l.o.-school doorlopen te hebben, nog vier jaar de kweekschool moeten bezoeken om de onderwijzersakte te behalen ea vijf jaar als zij de akte van hoofdonderwijzer wensen te verkrijgen, wel uiterst zwaar. Deze jongelui zullen minstens acht jaar moeten leren voordat zij iets kunnen gaan verdienen, hetgeen er zeker niet toe mee zal werken om voor onderwijzer te gaan leren. Het wdl ons dan ook voorkomen — zoals ook door andere sprekers is bepleit — dat het aanbeveling verdient om de eerste twee jaren van de kweekschool, of de eerste kerkring, zoals deze periode in het wetsontwerp genoemd wordt, tot

één jaar

terug te brengen. Mocht de minister daartoe niet bereid zijn, dan zouden wij hem willen vragen om aan jongelui, die de vierjarige u.l.o.-school en de eerste leerkring van de kweekschool doorlopen hebben, doch daarna het kweekschoolonderwijs niet willen of om financiële redenen niet kunnen voortzetten, een diploma uit te reiken, zo iets als een h.b.s.-diploma, daar zij anders praktisch nergens terecht kunnen. Mijnheer de Voorzitter! Thans wensen wij enkele opmerkingen te maken over het kten vervallen van de

spHsing

in akto van ondervidjzer en die van lioofdonderwijzer, gelijk in het wetsnntv'i'erp wordt voorgesteld. Wij vragen ons namelijk af, of er in de praktijk van hetgeen hier wordt voorgesteld veel terecht zal komen. Het is toch te vrezen, dat er velen zullen zijn, die, na vier jaar de kweekschool gevolgd te hebben en de a-acte te hebben behaald welke hun het recht geeft om onderwijzer te worden aan een school voor gewoon lager onderwijs, er van zullen afzien om nog een jaar op de kweekschool te blijven om de b-aete te behalen, welke hun het recht geeft om aan alle soorten lagere scholen onderwijs te geven en ook tot h5ofd van een school te worden benoemd. Veeleer ligt het onzes inziens voor de hand, dat zij, die de a-acte na een ondenvijsperiode van 8 jaren behaald hebben, om

financiële

of andere redenen een betrekking als onderwijzer zullen zoeken en de kweekschool zullen verlaten. Zij zullen dit te meer doen, omdat voor hen toch de weg openblijft om een hoofdactecursus te volgen en langs de weg van het Staatsexamen de hoofdacte te behalen. Ook het feit, dat men in het vijfde jaar volgens het wetsontwerp een bepaalde tijd zal moeten doorbrengen aan onderscheidene scholen voor lager onderwijs, namehjk aan een u.l.o.-school, een v.g.l.o.-school en een b.l.o.-school, zal menigeen er van kunnen doen terugschrikken om het vijfde leerjaar te volgen, daar met aftrek van de vacantie

drie soorten onderwijs

zuUen moeten worden afgedaan, zodat de kans bestaat, ja zelfs niet gering is, dat zij er niet in zullen slagen om de b- akte aan het einde van het vijfde leer^ jaar te behalen. Vooral de minder draagkrachtige kwekelingen zullen er, naar het ons wil voorkomen, al spoedig toe komen om het vijfde leerjaar niet te volgen, zodat terecht de vraag gesteld kan worden, die ook inderdaad gesteld is — wij wijzen o.a. op een artikel, voorkomend in „De Nieuwe Eeuw" van 16 September 1950 — of het invoeren van de vijfde klasse wel het effect zal hebben, dat de minister er zich van bHjkt voor te stellen. Ook is er alle redsn voor het stellen van de vraag of het wel een verbetering te achten is, dat het vak geschiedenis van het verplichte leerprogram voor de b- akte wordt afgevoerd, gelijk in het wetsontwerp wordt voorgesteld. Wij moeten difc vraag ontkennend beantwoorden, daar wij de kennis der geschiedenis, inzonderheid der vaderlandse geschiedenis, van zeer groot belang achten. Wij wensen dan ook met andere sprekers er bij de minister op aan te dringen ten aanzien van het onderwijs in geschiedenis op hetgeen door hem wordt voorgesteld terug te komen. Wat voorts de kwestie betreft, welke gisteren door de heer van Sleen ter sprake is gebracht, namelijk die van het stellen van de eis van het

middelbaar onderwijs

ais toelating tot de kweekschool, dienaangaande wensen wij op te merken, dat wij daar beslist tegen zijn. Ten deze kunnen wdj, met inachtneming van hetgeen wij tevoren gezegd hebben over de eerste leerkring, ons beter verenigen met het wetsontwerp, waarbij het u.I.o.-diploma als eis van toelating tot de kweekschool wordt gesteld. Wel zijn vn) er voor, dat zij, die een h.b.s.-diploma hebben en voor onderwijzer of onderwijzeres willen gaan studeren, direct in de tweede leerkring worden geplaatst, zodat zij na twee jaar de a-akte of na drie jaar de b-akte kunnen behalen. Bij deze opmerkingen zullen wij het laten en met belangstelling het antwoord van de de minister afwachten.

Nadat de minister de onderscheidene sprekers beantwoord had, werden de replieken gehouden. Aangezien de minister niet de vaste toezegging had gegeven, dat erkenning van de kweekschool te Krabbendijke op korte termijn verwacht kon worden, vroeg de afgevaardigde der S.G.P. het woord om andermaal met alle aandrang en met alleszins deugdelijke argumenten de erkenning voor te staan van deze kweekschool, die in zulk een grote behoefte voorziet, waar zij zich ten doel stelt het aankomend onderwijzend personeel niet slechts in de onderscheidene vakken te bekwamen, maar bovenal ook om het in doleer van Gods Woord overeenkomstig de aloude, onverminkte belijdenis der Gereformeerde vaderen te onderrichten.

Ir. van Dis sprak bij deze replieken, waarvoor slechts een zeer korte spreektijd toegestaan was, de volgende rede uit:

Mijnheer de Voorzitter!

Van de gelegenheid tot repliek wens ik gaarne gebruik te maken om nogmaals een en ander te zeggen over de belangrijke kwestie der erkenning van de kweekschool op Gereformeerde grondslag te Krabbendijke, waaraan een tweetal internaten, een jongens- en een meis­ den een stille hoop, dat de minister ons de verheugende mededeling zou doen, dat de erkenning van deze school binnen zeer korte tijd te verwachten is. Het antwoord van de minister heeft ons ten deze echter zeer teleurgesteld, daar eerst nog onder het oog zal moeten worden gezien of deze kweekschool wel past in een zeker plan. De minister heeft dus wel

geen aftüijzend

antwoord gegeven en de mogelijkheid opengelaten, dat aan de door ons gestelde vraag alsnog zal worden voldaan, maar zekerheid heeft de minister ons hieromtrent niet gegeven. Wij kunnen daarom niet nalaten nogmaals er op te wijzen, dat deze kweekschool in een zeer grote behoefte voorziet. Dat is niet slechts onze persoonlijke mening, doch ook die van zeer vooraanstaande personen, o.a. de Commissaris van H.M. de Koningin in de provincie Zeeland en van de leden van het College van Gedeputeerde Staten in de provincie Zeeland. Beide, zowel de Commissaris der Koningin, als het College van Gedeputeerde Staten, hebben volgens mij verstrekte u; hchtingen, te kennen gegeven, dat zij het erkennen van de door mij genoemde kweekschool van

zeer groot belang

achten. Dat is ook wel begrijpelijk. Het is toch een kweekschool, die in een belangrijke behoefte voldoet, omdat aldaar de onderwijzers worden opgeleid overeenkomstig de godsdienstige overtuiging van hen, die hun kinderen naar deze kweekschool sturen. Als bewijs, dat deze kweekschool inderdaad aan deze behoefte voldoet, is door mij er reeds op gewezen, dat zij verleden jaar ruim 100 leerlingen telde en thans refeds bijna 130. Dat een dergelijke school geen erkenning heeft, tervvdjl andere kweekscholen met een veel kleiner aantal leerhngen wel een erkenning hebben, achten wij een

grote onbillijkheid.

Wij willen hiermede allenninst zeggen, dat de minister elke kweekschool maar zou moeten erkennen, ook als blijkt, dat het daar gegeven onderwijs beslist ondeugdelijk is, daarin uitkomend, dat de candidaten, die zich voor het Staatsexamen voor onderwijzer opgeven, slechts voor een gering percentage slagen. Ware dit met de kweekschool te Krabbendijke het geval, dan zouden wij de moed niet hebben om voor deze school op te komen en voor haar op erkenning op korte termijn, in elk geval vóór het inwerkingtreden van de Kweekschoolwet, waarvan de Kamer thans het ontwerp behandelt, bij de minister aan te dringen. Zo staat het echter met dez^ kweekschool niet. De uitslagen der onderwijzersexamens, afgelegd door de leerlingen der

Krabhendijkse

kweekschool, zijn alleszins bevredigend, ja zelfs zeer bevredigend. In 1950 toch slaagden er voor het Staatsexamen 17 van de 19 examinandi, dat is bijna 90 pet. In 1951 waren het er 12 van de 15, dat is 80 pet. Gemiddeld alzo 85 pet. terwijl het totaal aantal geslaagden voor het Staatsexamen circa 60 pot. was. Do resultaten van het onderwijs van de kweekschool te Krabbendijke zijn alzo zeer gunstig te noemen. Hieraan kan nog worden toegevoegd, dat het aantal scholen, waar personeel van deze kweekschool verlangd wordt, zeer groot is. Op grond van de door mij genoemde feiten. Mijnheer de Voorzitter, is het, dat wij erkenning van deze kweekschool

alleszins verantwoord

achten. Zonder deze erkenning toch doen zich voor deze kweekschool verscheidene moeilijkheden voor. Wij wijzen er slechts op, dat tei-wijl leerlingen van erkende kweekscholen beurzsn kunnen krijgen, de leerlingen van de kweekschool te Krabbendijke hiervan uitgesloten zijn, omdat deze kweekschool niet erkend is. Hierdoor drukken op deze school zware financiële lasten, die moedig gedragen zijn, maar waarvan toch gezegd moet worden, dat het onbillijk is deze lasten op genoemde school nog langer te laten drukken, ook waar salarissen, leermiddelen enz. uit eigen middelen worden betaald en deze kweekschool haar bestaansrecht, getuige het grote aantal leerlingen en de gunstige uitslag der examens, tenvoUe bewezen heeft. Ook worden wegens het ontbreken der erkenning door de leerlingen moeilijkheden ondervonden met het oog op

uitstel van militaire dienst,

in verband met de studie. Het is mij bekend. Mijnheer de Voorzitter, dat de minister ten aanzien van deze laatste moeilijkheid een zeer welwillende houding tegenover deze kweekschool heeft aangenomen, waarvoor vsaj de minister zeer erkentelijk zijn. Ook weten wij, dat de minister per 1 Januaii 1951 aan het bestuur der onderhavige kweekschool heeft bericht, dat toen nog geen erkenning verleend kon worden, omdat Zijne Excellentie eerst de resultaten van het onderwijs van deze kv-eekschool wilde afwachten. Welnu, Mijnheer de Voorzitter, de resultaten zijn thans voor 1950 en 1951 bekend. Wij hebben de cijfers genoemd, waarbij gebleken is, dat de vergelijking met andere kweekscholen

glansrijk

kan worden doorstaan. Hierop lettend. Mijnheer de Voorzitter, zijn wij van oordeel, dat er geen reden is om aan de Krabbendijkse kweekschool nog langer de erkenning te onthouden. Te meer bepleiten wij dit, omdat deze school het volledige karakter van esn echte kweekschool heeft.

Met alle nadruk bevelen wi] dan ook nogmaals bij de minister aan, dat door hem de kweekschool te Krabbendijke op zo kort mogelijke termijn, in eUc geval vóór het in werking treden dezer kweekschoolwet, de verlangde erkenning zal worden verleend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1952

De Banier | 8 Pagina's

De Kweekschoolwet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1952

De Banier | 8 Pagina's