Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brood-, Vet- en Meelprijzen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brood-, Vet- en Meelprijzen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Positie der Bakkers

Rede van Ir van Dis

Onlangs kwam bij de Tweede Kamer in behandeling de nota, welke door de minister van Landbouw bij de Kamer was ingediend naar aanleiding van de door hem genomen maatregelen, welke onder meer betrekking hadden op de verhoging van de prijs van het volkswit- en bruinbrood en de verlaging van de margarine- en andere vetprijzen. Bij de gevoerde debatten, waaraan tal van sprekers deelnamen, werd door verscheidenen hunner tevens de positie der bakkersbedrijven besproken. Hiervoor was alle reden. De bakkers toch waren verplicht volksbrood te bakken, maar ze mochten de prijs met geen cent verhogen, ook al moesten zij ei geld bij leggen. De minister was van oordeel, dat het verlies op het volksbiood maar goed gemaakt moest worden door de verkoop van blank brood, gebak enz. Daartegen rees echter van de zijde der bakkers sterk verzet. De toestand is toch zo, dat de verkoop van blank brood sterk varieert. Er zijn streken in ons land, waar maar weinig blank brood en veel volksbrood door de bevolking geconsumeerd wordt, zodat de bakkers in die streken geen redelijke beloning voor hun arbeid verkregen. Terecht werd daartegen in de Kamer opgekomen.

Namens de fractie der S.G.P. werd dit gedaan door de heer van Dis, daarbij als volgt sprak: die

Mijnheer de Voorzitter!

Het is zeer wel te verstaan, dat maatïegelen, zoals door de minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening blijkens zijn brief van 2 Februari j.l. ten aanzien van de prijs van het voUcsbrood genomen] zijn, tot reacties aanleiding geven. Het geldt hier toch een volksvoedsel van de eerste orde, een voedingsmiddel, dat niet kan worden gemist en waarvoor de bevolking dagelijks terugkerende uitgaven moet doen. Met name voor de minder draagkrachtigen onder ons volk is dan ook de prijs van het volksbrood van het allergrootste belang. Elke stijging daarvan vergroot voor hen de uitgaven, hetgeen voor degenen, die over een

smalle beurs

beschikken en elke cent moeten omkeren vóórdat zij hem uitgeven, zeer onaangenaam is. Wij denken daarbij voornamelijk aan hen, die lage lonen en salarissen genieten, alsook aan zovele kleine pensioentrekkers en kleine renteniers, wier inkomsten geen enkele verhoging ondergingen en die door de toenemende duiui: e wel het allermeest getroffen wer- den, voorts aan nog* zovelen meer, die in soortgelijke omstandigheden verkeren. Voor hen allen is een verhoging van de broodprijs met 5 cent, zoals door de minister is voorgesteld, waarlijk niet gering. Ware het daarbij gebleven, dan zou te verwachten geweest zijn, dat de reactie van de bevolking tegen een dergelijke prijsverhoging veel sterker geweest zou zijn dan thans het geval is. De minister heeft namelijk niet alleen de prijs van het volkswittebrood en het bruinbrood met 5 cent per 800 gram verhoogd, maar hij heeft bovendien ter

compensatie

van deze prijsverhoging de prijs van de margarine, bak- en braadvet en slaolie met 24 cent per kg. verlaagd, hetgeen voor de margarine en het bak- en braadvet neerkomt op 6 cent per pakje. Neemt men een gezin van 4 personen, dat 7 a 8 volksbroden en 1250 a 1500 gram margarine per week gebruikt, dan zal de verhoogde prijs van het volksbrood tegen de verlaagde prijs van de margarine en andere vetten, volgens de brief van de minister, nagenoeg opwegen. Wanneer de praktijk de minister ten deze in het gelijk stelt, dan zal de door de geachte bewindsman genomen maatregel door de minder draagkrachtigen onder ons volk niet in alle scherpte worden gevoeld. Hiermede is echter over de kwestie van de broodprijzen nog niet alles gezegd. Behalve de consumenten is er nog een andere groep der bevolking, die bij de broodprijs ten allemauwste betrokken is. Wij hebben het oog op de

\ bakkers,

over wie in de laatste maanden reeds meermalen in de Kamer is gesproken, omdat er van die zijde herhaaldelijk over is geklaagd, dat zij niet slechts geen winst, maar zelfs verlies op het volksbrood hebben. Wanneer men afgaat op de verhoging van de prijs van het volksbrood met 5 cent, dan zullen velen onder ons volk wellicht geneigd zijn om te menen, dat er voor de bakkers nu een veel betere toestand is ontstaan, dat zij nu geen verlies, maar een behoorlijke winst, volgens sommigen wellicht zelfs een hoge winst op het volksbrood zullen verkrijgen. De ingevoerde verhoging van 5 cent per 800 gram brood komt tóch hier op neer, dat er op 170 broden, welke uit 100 kg meel en bloem kunnen worden gebakken, ƒ 8.50 meer ontvangen zal worden. Hiervan wordt de bakker echter

niet beter,

want de minister heeft niet alleen de prijs van het volksbrood verhoogd, maar ook de prijs van meel en bloem. Do prijsstijging hiervan bedraagt eveneens ƒ 8.50 per 100 kg, zodat de bakkers door de stijging van de prijs van het volksbrood geen cent meer op het volksbrood zullen verdienen.

Nu is er opgemerkt — en dit is, naar wij menen ook het standpunt van de minister — dat door de ingevoerde verhogmg van de prijs van het volksbrood het verschil in prijs met het witbrood geringer is geworden, zodat er reden is om aan te nemen, dat de bevolking meer blank brood zal gaan afnemen. Wij kunnen deze opvatting echter geenszins delen. Het wil ons voorkomen, dat in deze dure tijd degenen, die gewoon zijn volksbrood te gebruiken, niet zullen overgaan op witbrood, dat toch nog altijd 8 cent 'hoger in prijs is dan het volksbrood. Daar komt echter nog iets anders bij. Het is namelijk een feit, dat er in ons land een

grote verscheidenheid

bestaat, wat de omzet in witbrood betreft. In sommige streken heeft men daarin een grote omzet, in andere een veel kleinere. In Amsterdam b.v. zijn er bakkerijen, welker omzet in witbrood 80 pet. van de totale omzet is; op de Veluwe en in andere streken echter zijn er tal van bakkerijen, die slechts een omzet van 20 pet witbrood hebben. Het gaat dus niet aan om te zeggen, dat, wat de bakkers op het volksbrood te kort komen, ruimschoots wordt goedgemaakt door de omzet van vvdtbrood. In haar algemeenheid is deze stelling beslist onjuist. Op de bakkersvergadering van de

afdeling Zwolle,

omvattende Noordwest-Overijssel en de Noord-Veluwe, welke dezer dagen gehouden werd en waar circa 300 bakkers bijeen waren, is dit terecht nog eens met alle nadruk naar voren gebracht. Door deze verschillen in de omzet van witbrood in verschillende gedeelten van het land krijgt men de toestand, dat er bakkerijen zijn, die met lonende prijzen kunnen werken, terwijl vele andere bakkerijen er onmogelijk mee uit kunnen komen. Wij achten een dergelijke toestand hoogst onbillijk. De arbeider, en dus ook de bakker, is naar Gods Woord zijn loon waardig. Het gaat dus niet aan om hem

zonder een redelijke beloning

of zeKs met verlies te laten werken. Wij achten het dan ook onjuist van de regering om zich op het standpunt te stellen, dat de winst op het witbrood het verlies op het volksbrood moet goedmaken. Door een dergelijke regeling wordt in bepaalde steden en streken van ons land, waar veel meer volksbrood dan witbrood wordt gebakken en omgezet, aan de bakkers te kort gedaan. Wij bepleiten daarom bij de minister ten sterkste om het daarheen te leiden, dat aan de door ons genoemde klachten van die bakkers, wier arbeid niet naar behoren beloond wordt en die mogelijk zelfs met verlies moeten werken, wordt tegemoet gekomen.

Na de rede van de minister van Landbouw en die van de staatssecretaris van Sociale Zaksn werd er gerepliceerd. Ook de heer van Dis nam daaraan deel, waarbij hij steun toezegde aan de motie van de heer van de Wetering, welke aldus luidde:

„De Kamer, gelet op de Nota betreffende de brood-, bloem- en meelprijzen en de daarop gevolgde verslagen der vaste Commissie voor de Middenstand van deze Kamer, gehoord de beraadslagingen over deze Nota, nodigt de regering uit ten spoedigste voor volksbrood een maximumprijs vast te stellen, welke gebaseerd is op de kostprijs daarvan op zichzelf — zonder toepassing van de z.g. compensatiegedachte — vermeerderd met een redelijke ondememerswinst, en gaat over tot de orde van de dag".

Ir van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

De heer staatssecretaris heeft in zijn rede ten volle gehandhaafd, wat door de minister reeds in zijn brief was medegedeeld, namelijk, dat de verlaging van de prijzen van margarine en andere spijsvetten zijns inziens genoegzaam opweegt tegen de verhoging van de prijs van het volksbrood. Slechts voor een bedrag van 5 cent per week zal er volgens de regering, gemiddeld genomen, geen compensatie zijn. Het komt ons voor, dat zowel de minister als de heer staatssecretaris ten deze een te

optimistische voorstelling

van zaken hebben gegeven. Verleden week waren wij deze mening ook reeds to^edaan, doch sedert Vrijdag zijn wij in deze mening niet weinig versterkt door een paar stemmen uit de praktijk, waaruit wel zeer duidehjk blijkt, dat er van een compensatie als door de minister is aangegeven geen sprake is. Daar deze stemmen, welke wij aantrof- > en in de „Nieuwe Haagsche Courant" van 9 Februari 1.1., ongetwijfeld niet op zichzelf staan, doch weergeven wat er onder zeer velen van ons volk leeft, wensen wij deze stemmen onder de aandacht van de regering en van de Kamer te brengen. In het

ene geval

begint het betreffende gezinshoofd met op te merken, dat de minister zich in zijn berekening heeft vergist. Hij wijst er voorts op, dat zijn weekloon ƒ 34, 65 bedraagt, waar nog eenmaal per drie maanden ƒ 36, 44 aan kinderbijslag bij komt. Zijn uitgaven bedragen voor huishuur ƒ 7; voor brandstof ƒ 5, 55; voor gas en electriciteit ƒ 3; voor dagblad ƒ 0, 47 en voor andere vaste kosten ƒ 0, 83 alles per week. Van het overschietende loon moeten dan betaald worden brood, boter, vlees, vet, aardappelen, groenten, melk, zeep, kleding, schoeisel, enz. Daar men zich uitermate beperken moet, is voor dit gezin brood het hoofdvoedsel. Met 7 a 8 volksbroden per week kan dit gezin er dan ook onmogelijk komen. Men heeft er 9% nodig, waarvan 3 alleen voor het kind. Voor dit en soortgelijke gezinnen is de consumptie dus veel ongunstiger dan in do brief van de minister wordt voorgesteld. Het

tweede geval

betreft niet een arbeidersgezin, maar wel een gezin, dat even groot is als de minister in zijn brief als norm heeft genomen, namelijk een gezin van 4 personen. Uit hetgeen het hoofd van dit gezin riieédeelt, blijkt, dat hij met 7 a 8 broden beslist niet uitkomt, dat hij zelfs iedere dag 2 broden nodig heeft, dat is 14 broden per week. Dit betekent dus een hogere uitgave van 70 cent per week. Voor die 14 broden heeft men nodig 6 pakjes margarine, welke tezamen 36 cent goedkoper geworden zijn.Voor dit gezin blijft alzo een meerdere uitgave van 34 cent per week bestaan. Dit is dus circa 6 maal het bedrag, dat volgens de minister gemiddeld ongecompenseerd zal blijven. Gelet op de stemmen uit de praktijk. Mijnheer de Voorzitter, vsdl het ons zo veel te meer voorkomen, dat de berekening van de minister niet opgaat. Evenzeer blijkt er uit, dat de mening, dat het

verbruik van witbrood

zal gaan stijgen, sterk betwijfeld moet worden. De minister blijkt hierover, volgens hetgeen door hem in zijn rede werd gezegd, een meer optimistische gedachte te hebben, doch moest toch toegeven, dat ten deze een afwachtende houding behoort te worden aangenomen. Hiermede zijn de bakkers, die maar weinig witbrood omzetten, echter niet geholpen. Daarom zullen er voor de bakkers op korte termijn maatregelen genomen moeten worden, welke er toe zullen kunnen leiden, dat zij voor hun arbeid een redelijke beloning ontvangen.

De minister heeft te dien aanzien, behalve de afschaffing van de verplichte levering van volksbrood een nieuwe commissie aangekondigd. Gezien de ervaring, die de bakkers met commissies hebben opgedaan, en gelet op het feit, dat er nu reeds vier jaar lang tussen regering en bakkers een vrij heftige strijd wordt gevoerd, zullen wij aan de gewijzigde motie van de heer van de Wetering, waarin de regering wordt uitgenodigd om ten spoedigste maatregelen te nemen, waardoor de bakkers voor hun arbeid een behoorlijke beloning zullen ontvangen, waartoe, zoals de heer van de Wetering in zijn nadere toelichting van de motie zoeven opgemerkt heeft, het geenszins nodig is om de broodprijs te verhogen, onze steun geven, indien althans de regering niet bereid mocht blijken te zijn om de inhoud dezer motie alsnog over te nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1952

De Banier | 8 Pagina's

Brood-, Vet- en Meelprijzen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1952

De Banier | 8 Pagina's