Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET ALTAAR TE ATHENE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ALTAAR TE ATHENE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Want de stad doorgaande, en aanschouloende uw heïLigdominen, heb ik ook een altaar gevonden, op welke een opschrift slond: „De onbekende God!'. Deze dan. Die gij niet kennende dient, verkondig ik vlieden.

Hand. 17 : 23

Eén altaar zou ik haast vergeten, maar ik mag het niet vergeten. Het is zo mooi en uitwendig zo versierd met Bijbelteksten. Het is het altaar van de valse lijdelijkheid. Wat heeft dat altaar veel (jl^ianbidders! God heimelijk de schuld ge- ~ ven dat ze niet bekeerd worden. Het zijn de wettische stijven van hart, die, versteend als koper, noch door de wet verbrijzeld worden, noch door het liefeHjk Evangelie. Van verantwoordelijkheid wil men niet meer horen en met de algemene roeping wordt geen rekening gehouden. Vreselijk, door eigen schuld verloren te gaan.

En daar geheel aan de andere zijde zie ik nog een haar. . . . Zie, het heeft duizenden aanbidders. Hebt gij gelezen wat er boven staat? „Valse werkheiligheid". Maar hoe schoon ook het altaar is, natgemaakt met tranen, toch vijand van het souvereine Godswerk. Als daar van het vrije, souvereine Godswerk gepreekt wordt, stoten zij zich en worden boos en gaan weer offeren bij hun altaar. Want al zijn ze nog zo Gereformeerd met al jjLhun beschouwende kennis, ze zijn vijanden van de prediking, die alle gronden wegneemt buiten Christus.

Wij hebben de altaren zo lief, gelijk de Atheners. Maar hoe groot! de apostel Paulus komt daar met de leer van vrije genade ook in Athene: „Deze dan, Die gij niet kennende dient, verkondig ik uHeden".

Arme dwaze mensen met al hun wijsheid en godsdienst; ze kennen de ware God niet! Want hun godsdienst was niet anders dan een uiterlijk waarnemen van verdwaasde plichten, als offeren, buigen en lippenwerk. Is de godsdienst van de mens in 1932 anders?

Zeker, velen gaan naar de kerk; een bloot erkennen dat er een God is. Maar het is zonder wedergeboorte, zonder liefde en Gods gemeenschap. Het is een verdichtsel van eigen hart, een goeddunken van eigen gedachten. Neen, het was geen ware godsdienst te Athene, het was in de grond een onteren en tergen van de ware God. In het bijzonder komt dat hierin uit hoeveel goden ze dienen buiten God. En nu gaat de apostel Paulus aan dat volk de ware God verkondigen. En als het goed zal wezen met hen, moeten ze God leren kennen als de Souvereine, Christus als de Zaligmaker, door de Heilige Geest. Er is nog een overblijfsel op de aarde, een vertrapt volk, dat zich leert kennen als Atheners. Dat volk is uitverkoren van eeuwigheid en in de tijd komt de Heere hen door Woord en Geest ontdekken, dat ze een onbekende God dienen. Neen, in dat dienan hadden ze geen kennis aan de beloften Gods in Christus. Maar als de Heere naar Zijn eeuwig vrijmachtig welbehagen een mens komt te ontdekken, krijgt hij te zien dat hij God kwijt is.

O, wat ontmoet je dat weinig hier in Amerika, en ik denk in Holland ook niet veel. Mensen, die God kwijt zijn. Zijn er nog lezers, die daar bevindelijk door Woord en Geest kennis aan hebben? En oog voor de deugd van Gods rechtvaardigheid? Dan moet uw vrome altaar er aan, lezerf En dan de vijandschap tegen dat vrije Godswerk staat daar tegen op. Wij willen het altaar van onze godsdienst niet missen.

O, dat ontdekte volk krijgt een smart, en ze roepen uit: Ik heb tegen God gezondigd! En nu gaat ge dat altaar afbreken. Maar hoe meer gij aan het trekken gaat om dat allaar af te breken, hoe vaster het komt te staan. Zalig als de Heere het altaar gaat afbreken. Dan komt alles er tegen op. De grootste vijand zit van binnen. Maar als de Heere werkt door Woord en Geest, dan krijgt gij betrekking op God en het altaar wordt een last. Als dat door vrije genade ervaren mag worden, dan zult ge het door genade moeten zeggen, dat de altaren niet buiten ons zijn, maar in ons. Dat onze ogen eens open gingen, dat wij voor de spiegel der wet geplaatst mochten worden, wat zouden wij onze godsdienst gewijd zien op het altaar van de onbekende God. Vreselijk, de natuurstaaC van de mens zonder God. En toch godsdienstig willen wezen. „Gijlieden gaat met stro zwanger en zult stoppelen baren; uw geest zal u als vuur verslinden".

Hoe verschrikkelijk, onder de vloek en toom te zijn, kinderen der hel en des duivels, een slaaf der zonde. Zijt gij reeds ontdekt aan het altaar van uw bestaan? Dit jaar kan wel eens het stervensjaar worden, en met een misschientje zal het niet gaan, medereiziger naar de eeuwigheid!

Kunt gij, jonge mensen, het uithouden met sport en spel? Hoe onverdragelijk zal het zijn, als de Heere u in het gericht zal brengen! Wat zal u dan helpen? De sleurgodsdienst en het geloof aan een onbekende God? Uw roepen: Heere, Heere? Dan zult ge uw godsdienst in de hel beklagen met een eeuwige spijt waarop ge de hemel verwacht hebt!

Wonder van genade: de apostel Paulus kwam toch te spreken op de Areopagus om tot de Atheners te verkondigen de leer van vrije genade. De genadetijd was nog niet voorbij. De Heere komt nog met de voorstelling van genade. O, geliefde lezers, ge mocht eens recht verstaan, dat het nog mogelijk is. De Heere spreekt in Spreuken 8 : 35: „Want die Mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van de Heere". Hoort toch, jonge mensen! hoort toch, gij oude lieden en grijze hoofden, wier tijd nabij is; hoort het: het kan nog. O, vraagt toch veel om van koning te veranderen! Straks is het te laat. Als ge sterft met het altaar van de onbekende God: voor eeuwig te laat.

Volk van God, wat hebben wij toch een altaren. En wat kunnen wij het daarbij toch uithouden. Wij lezen in Gods Woord van koning Joas, dat hij deed dat recht was in de ogen des Heeren, alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen. En volk van God, wat kunnen wij toch de hoogten blijven koesteren en daarom komt de Heere Zich terug te i'; ; : iuden. Dat er eens een klagen mocht wezen over de breuk van Sion. En dat de afgoden eens over de muur geworpen werden, gelijk koning Manasse dit mocht doen. Als daar de uitgangen in levendige verzuchting naar gericht mogen worden, dan is het geen wonder, volk van God, dat de wereld u haat, maar ook het beschouwende christendom u haat, al hebben ze de boeken van Mozes in hun handen. Bange tijden beleven wij, Gods voUc wordt geplaagd Kinderen Gods, hebt geen gemeenschap met de altaren der wereld; weest getrouw in het vermanen tegen de oppervlakkige godsdienst yan deze tijd. O volk, hier is het strijd en tegenheden, en vreze: zal ik mij niet bedriegen? Maar weet het: de Heere is getrouw. Straks komt de tijd dat ge geen onbekende God zult ontmoeten. Het is slechts een verdrukking van tien dagen. O bedrukt volk, zalige toekomst van het Sion Gods. . . . eeuwig wonder: geen onbekende God te ontmoeten. - »•" En het mocht u temidden van al'oo^ verbreking gegeven worden om ^i", 's Heeren kracht gelrouw te zijn tot ^''^ dood.

S.C. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1952

De Banier | 8 Pagina's

HET ALTAAR TE ATHENE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1952

De Banier | 8 Pagina's