Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXXV.

Diep zedelijk verval ten tijde van Cyprianus.

Hebben wij de vorige maai aan de hand van één van Cyprianus' geschriften laten zien, dat de ontaarding ten tijde van Cyprianus zo ver voortgeschreden was, dat vaders en moeders, alsook andere naaste verwanten toeschouwers waren van gevechten hunner zoons en broeders met wilde dieren, in het vervolg richt Cyprianus de blik van zijn lezers naar de schouwburgen.

Het zo geliefde treurspel, aldus Cyprianus, bestaat daarin, dat men in versmaat de aloude wandaden in herinnering brengt. De oude gruwel van broedermoord en bloedschande wordt zo natuurlijk mogelijk u voorgesteld, opdat niet in de loop der tijden moge vergeten worden wat eens is misdreven. Aan mensen van allerlei leeftijd wordt het geleerd, dat hetgeen eens gebeurd is, nog wel eens weer kan geschieden. Zo sterven de wandaden door ouderdom niet, wordt een misdaad niet door de tijd begraven, gaat een schelmstuk niet in de vergetelheid verloren, integendeel, v/at vroeger schanddaad was, wordt nu een voorbeeld.

Elders vermaakt men zich met blijspelen en vindt er behagen in op schandelijke wijze herinnerd te worden aan wat tehuis is voorgevallen of er op gewezen te worden wat had kunnen geschieden. In het overspel wordt onderwijs gegeven, daar het aanschouwelijk voor ogen wordt gesteld en, daar ons vlees gemakkelijk komt tot de zonde als de openbare mening er verlof toe schenkt, gebeurt het, dat zij, die als een kuise echtgenoot naar de schouwburg ging, die als een ontuchtige weder verlaat. O, welk een besmetting der zeden! zo roept Cyprianus uit en hij gomt nog meerdere gruwelen op, die wij hier voorbij zullen gaan. Aan het eind hiervan vraagt hij hoe het mogelijk is, dat iemand, die zulks ziet en hoort, kuis en eerbaar zou kunnen blijven. Men volgt immers zijn goden maar na, die men vereert en de zonden zelf worden alzo tot godsdienstige verrichtingen.

En o, vervolgt Cyprianus, indien gij van de hoge plaats, waar ge gezeten zijt, met uw blik kondet doordringen in wat verborgen blijft, indien ge de gesloten deuren der slaapkameren kondet ontsluiten en aan het licht brengen wat daar in het geheim wordt misdreven, gij zoudt eerlozen zien, die verrichten wat door een eerbaar gelaat zelfs niet kan worden aangezien, en tonelen voor u hebben, waarvan het aanschouwen op zich zelf reeds vernederend is.

Heeft Cyprianus in het bovenstaande de diep verdorven toestanden zijner dagen'in het algemeen aanschouwelijk voorgesteld, hij heeft er niet minder op gewezen, dat er ook in de kerkelijke wereld veel was, , dat krachtens Gods Woord niet kan worden gedoogd. Dat komt onder meer tot uiting in zijn geschrift: „over de kleding der jonkvrouwen". Tevens vindt men in dafj ge}schrift de gedachten van Cyprianus over de ongehuwde staat, waarvoor toen reeds bij de voorgangers zich een zekere neiging begon te openbaren, ofschoon hij nog niet tot een verplichting was gem.aakt. Integendeel, de geestelijke stand om de voorgangers der gemeenten van die dagen in 't kort zo te noemen, was over het algemeen in de tweede eeuw nog gehuwd, terwijl er ook in het midden der derde eeuw nog van meerdere gehuwde presbyters (ouderlingen) gesproken wordt.

In de geschaiften van Cyprianus worden o.a. als zodanig genoemd Caecilius, Novatus, Numidicus. Toch werd het toen reeds als niet betamelijk meer beschouwd — ofschoon nog niet als verboden — om na de wijding tot een geestelijk ambt een huwelijk aan te gaan. En tweede huwelijk werd in elk geval voor strijdig met het Evangelie gehouden, waarbij men zich beriep op de woorden, dat een opziener ener vrouwe man behoort te zijn. Ook Cyprianus deelde, evenals TertuUianius, dit gevoelen. Al beschouwde hij het huwelijk voor een opziener niet bepaald ongeoorloofd, toch hield hij de ongehuwde staat en het vxijwuhg leven in de strengste onthouding voor ten hoogste eerbiedwaardig. Bovenal wekte hij de jonkvrouwen op tot kuisheid en het leiden van een ongehuwd leven. En inderdaad was er toen reeds een groot aantal vrouwen, dat, ofschoon nog levende temidden der wereld, zich aan God had toegewijd en zich tot de ongehuwde staat verbonden had.

Het verschil met de hedendaagse nonnen was, dat zij niet tezamen woonden. Onder deze vrouwen echter waren er velen, op wier leven heel wat aan te merken viel. Niet zelden gaven zij zich aan de grootste zedeloosheid over, terwijl zij veelal ijdel en behaagziek waren, schouwburgen en openbare baden bezochten en door haar opzichtige kleding in het oog liepen.

Cyprianus sprak ze dan ook ernstig toe. Hij waarschuwde ze tegen de vermaken der wereld, weUce de duivel gebruikte om ze te doen vallen. Hij smeekte deze ongehuwde vrouwen, dat ze zich toch van alle wereldse opschik zouden onthouden; ze hadden die immers niet nodig, daar zij aan niemand te behagen hadden en de ware kuisheid er ook niet mede bestaanbaar was, wijl de opschik tot zonde prikkelt en in de verleiding brengt om zich op uiterlijke schoonheid iets in te beelden. Zelfs die rijk zijn behoorden naar het oordeel van Cyprianus op de eenvoud in kleding geen uitzondering te maken. Haar lust moest veeleer zijn om de armen wel te doen; haar sieraad, rijk in God te zijn. Cyprianus schreef dienaangaande: „Laat het aan ontuchtigen over om uitgezochte tooisels aan te trekken, 't gelaat te blanketten, de haren de verven en de oren te doorboren om er juwelen in te hangen, evenals het bijwonen van bruiloften of het bezoeken van openbare badhuizen. Uw maagdenstaat moet in de eerste plaats door u zelve in waarde worden gehouden."

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1952

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1952

De Banier | 8 Pagina's