Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

HAAR PROGRAM (no 86)

Artikel 9

Nadat wij in vorige artikelen over artikel 9 van het program der S.G.P. de bezwaren, welke Ds Kersten in zijn geschriften tegen de dwangverzekeringswetgeving had geuit, hebben weergegeven, gaan wij thans over tot nadere bespreking van genoemd artikel.

Wij wensen daarbij een zijde van het sociale vraagstuk te bespreken, die gemeenlijk geheel verzwegen of slechts terloops en dan nog vaak met kennelijke tegenzin of op geheel onbijbelse wijze besproken wordt.

Het sociale vraagstuk staat niet op zichzelf, geheel los van het zedelijke, religieuze en geestelijke leven van een volk. Integendeel. Het is daarmede onverbrekelijk verbonden.

Is het wel gesteld met het zedelijk, religieus en geestelijk leven van een volk, dan is het sociale vraagstuk zo al niet geheel, dan toch voor een zeer groot deel opgelost, dan is het pauperisme daaronder grotendeels verdwenen en vertonen de maatschappelijke armoede en ellende niet die schrille kleuren, zoal? zij die heden ten dage in menig land te zien geven.

Lange tijd heeft men daarop niet gelet of er zelfs niet van willen horen of heeft men alle maatschappelijke jammer en kommer in sociaMstische en communistische kringen toegeschreven aan wat men daarin noemt het kapitahsme of de kapitalistische maatschappij.

In de laatste tijd is men meer tot erkenning gekomen, dat het sociale vraagstuk in nauw verband staat met het geestelijke leven des volk en dat het daarin zijn achter- en ondergrond heeft. Ten bewijze hiervan moge onder meer dienen, dat men thans in de officiële stukken van het departement van Sociale Zaken kan lezen over „de geestelijke volksgezondheid". Woorden, die er op wijzen, dat ook van regeringswege erkend wordt, dat er verband bestaat tussen het sociale vraagstuk en wat de regering noemt de geestelijke volksgezondheid.

Jammer genoeg is het, dat de regering mede ten behoeve van de oplossing van het sociale vraagstuk een geheel verkeerde kant uitgaat met de „geestelijke volksgezondheid". Zij toch is mede tot verheffing uit de sociale malaise voorstandster van de beoefening van sport, spel en toneel, welke zij met aanmerkelijke subsidies uit de rijksschatkist steunt eii slaat alzo de weg in, welke Goethe, die zichzelf een oude heiden heeft genoemd, in zijn geschrift „Aus meinem Leben" als een heilzame, het volk verheffende, heeft aangeprezen en welke Hitler en Mussolini hebben bewandeld. Wij ontkennen allerminst dat voorkomen beter is dan genezen. Doch de middelen, waarmede men het kwaad van het geestelijk verderf des volks wil voorkomen, dienen dan ook goed gekozen, deugdelijke middelen te zijn. Doch juist daar wil men niet aan, zelfs niet de A.R. en de C.H. in hun afkerigheid van de middelen, welke het onverminkte artikel 36 van de aloude Nederlandse Geloofsbelijdenis tot heil van het geestelijk welzijn des volks aangeeft.

En toch die weg zal het op moeten, wil men waarlijk ook tot esn oplossing van het sociale vraagstuk komen. Zeer naar waarheid toch heeft Beza eenmaal overheid en onderdaan als 't middel voor de oplossing van alle noden en vraagstukken voorgehouden: Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.

Er is ter wereld niets dat de bronnen van de volkswelvaart zo toestopt, en een volk zedelijk en geestelijk zo omlaag haalt, dan de zonde. Allerwege, op elk terrein, ook op dat van het sociale vraagstuk, gaat het wis en zeker op, dat alwaar moeder zonde de deur binnen gaat, dochter ellende haar op de voet volgt. De zonde werkt altijd als de mot in het kussen verwoestend; brengt immer als de kanker in een lichaam verderf en dood, stort zelfs welvarende steden, als Sodom en Gomorra, gelegen in de vruchtbare vlakte van de Jordaan als zij waren, in de afgrond, brengt over het o zo godsdienstige Jeruzalem de ver­ woesting. Zij vreet als de kanker voort, tast heel het lichaam aan, verderft wat er gezond in was en sleept het ten grave.

Omgekeerd is er niets wat zo zeer de volkswelvaart bevordert dan de vreze des Heeren, daar zij de belofte van dit en het toekomende leven in zich heeft en is er niets wat zo zeer de sociale ellende bestrijdt en de kop indrukt dan het leven overeenWomstig Gods geboden. Hoe meer een volk zich daarnaar gedraagt, hoe meer het daarbij zal welvaren.

Voorwaar, er is geen deugdelijker middel om het sociale vraagstuk tot een oplossing te brengen dan de betrachting van Gods geboden.

Doch wie gelooft dit nog? Wie houdt er in onze dagen zelfs nog enige rekening n)ede? Wie richt zijn leven daarnaar in? Is het niet allerbedroevendst, te moeten waarnemen, dat ons volk steeds verder wegzakt in miskenning en verachting van Gods geboden en in het bedrijven van allerlei zonde? Men geve er maar acht op, hoe de ontheiliging van Gods dag hand over hand ten onzent toeneemt, hoe Gods heilige Naam onder ons volk misbruikt wordt, hoe een ontzaggelijke menigte vaq openbajre zonden dag aan dag door ons volk bedreven wordt.

Is het niet allerbedroevendst te moeten zien, dat ons volk al even hartstochtelijk naar brood en spelen vraagt als eertijds de heidenen in het Romeinse rijk naar , , panem et circenses", naar brocjd en spelen vroegen, wat tenslotte de ondergang van het eens zo machtige Romeinse rijk bracht?

Is het niet allerbedroevendst, dat bij het overgrote deel van ons volk de hoofdvraag huns levens is: „Wat zullen wij eten? of wat zullen wij drinken? of waarmede zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen" — sprak Christus?

Is het niet allerbedroevendst, dat zovele toneelvoorstellingen, zo vele füms, zo veel lectuur — het laatstgenoemde soms nog wel uit de belastingE> enningen van regeringswege gesubsidieerd — welke de goede zeden onder ons volk verderven, ongehinderd worden toegelaten? Dit toch is niet alleen Gode onterend, zielsverdervend en goede zeden verwoestend, maar werkt er ook hard aan mede, dat onze gevangenissen, onze zenuwlijders- en krankzinnigengestichten tot de nok toe gevuld zijn en dat het plichtsge-voel en de betrachting van de plicht, de goede trouw en de natuurlijke eerlijkheid onder ons volk hoe langer hoe minder worden aangetroffen en dat het plegen van echtbreuk, fraude, oplichting, diefstal, roof en moord er onder aan de orde van de dag is, en idat onze tijd hoe langer hoe meer gaat verschillen van de tijd, waarvan Tertullianus getuigde: „Dagelijks worden er van de onzen (christenen) voor de rechters gebracht, doch geen hunner ooit om enig misdrijf, maar alleen om het geloof".

Is het niet allerbedroevendst, dat de huidige regering evenzeer als die onder de coalitiekabinetten zich afkerig betoont om ons land naar Gods Woord en wet — als overheid, welke van God als Zijn dienaresse ingesteld is, is zij daartoe toch ten duurste verplicht — te.regeren; dat zij afkerig het oor wendt als zij daarop gewezen wordt, alsook als zij in de Tweede Kamer aangemaand wordt om ons volk op te wekken tot een dotmoedige terugkeer tot de betrachting van Gods geboden; alsook, is het niet allerbedroevendst, dat de Kamerleden der S.G.P. de enigen in heel bet Parlement zijn, die zulks de regering voorhouden?

Men zegge niet dat dit alles niets met het sociale vraagstuk uitstaande heeft. Dan toch slaat men de plank geheel mis. Dit is heel gemakkelijk te bewijzen.

Koning David regeerde naar, Gods Woord en wet. Het zilver werd in zijn dagen en in die van zijn zoon als niets geteld. Dit wijst er op, dat er toen ter tijde een algemene welvaart onder het volk van Israël was en dat er toen geen sociaal vraagstuk, geen noodlijdendheid onder dat volk bestond, 2(oals wij die heden ten dage kennen.

Ook de historie van ons eigen land levert daarvoor het bewijs. Toen toch ons volk overeenkomstig het onverminkte artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis geregeeerd werd, toen beleefde het zijn gouden eeuw; toen bloeiden zijn negotie en navigatie; toen was er een algemene volkswelvaart. Doch naar mate de overheid dat artikel verzaakte, naar mate zij zich van God en Zijn wet afkeerde, en naar mate ons volk — zo de koning, zo het volk — haar daarin volgde, zonk ook Neerlands welvaart, deed zich ook het pauperisme, de vreselijke maatschappelijke armoede en ellende, voor. Hoe jammerlijk was het te dien opzichte in de vijftig jaren, welke aan de Franse revolutie voorafgingen, waarin de ongeloofstheorieën bij overheid en onderdaan in ons land diepe wortels geschoten hadden, gesteld! Het verval in religie en zeden was groot, maar ook het verval in welvaart. Zij gingen hand aan hand. Wie daaraan soms mocht twijfelen, die kan dit met feiten gestaafd en bewezen, lezen in de geschiedenisbeschrijving van ons land, in die van mr Groen van Prinsterer, die wel de kimdigste en betrouwbaarste geschiedenisbeschrijver van ons land is; die kan zich van deze waarheid evenzeer overtuigen door de zo lezenswaardige biddagspredikaties van ds van der Groe te lezen.

Gewis, ook in deze geldt het: wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Neen neen, het pauperisme, de hoog geklommen armoede, de geweldige noodlijdendheid, de bittere maatschappelijke ellende kwamen tijdens de gouden eeuw onder ons volk niet voor. De ongeloofstheorieën der Franse revolutie hebben deze er gebracht. In deze kunnen wij ons beroepen zelfs op een tegenstander der Christelijke religie, op niemand minder dan de grondlegger van het materialistische socialistische Marxisme, op Karl Marx, die in één zijner geschriften volmondig bekent, dat de toestand van de arbeiders door en na de Franse revolutie veel slechter geworden is.

Het lijdt dan niet de minste twijfel, dat het sociale vraagstuk niet op zich zelf, geheel los van het zedelijke, religieuze en geestelijk leven van een volk staat. Het is daar integendeel zeer nauvr mee verbonden. Bloeit dit, openbaart het zich overeenkomstig Gods Woord en Wet, dan is dit de nekslag voor het pauperisme. Niet dat er alsdan in het geheel geen maatschappehjke armoede meer zal zijn, die zal er altijd wel blijven bestaan, maar Gods Woord leert ons, dat rijken en armen elkander ontmoeten: de Heere heeft ze allen gemaakt. Het verschil tussen rijken en armen treft men overal ter wereld aan. Ook in de communistische rijken, In de Sovvqet-Unie en haar vasalstaten. Ook daar is een groot onderscheid tussen de rijk betaalde hoge ambtenaren en de eveneens rijk gasalarieerde toneelspelers en de gewone man, hetgeen men zelfs in de kleding kan waarnemen, want de eersten gaan er gekleed in hoogst dure en kostbare kleedij — zloals men de vrouwen van de Russische ambassadeurs in kostbare kleedij met dtire diamanten op foto's kan zien — doch niet de gewone man, die men meermalen in behoeftige omstandigheden kan aantreffen. Ook zuUen in dat land, waar Gods Woord en Wet het richtsnoer van het regeringsbeleid uitmaken, invaliden A) personen zijn, die vanwege hini lichaamsgesteldheid geen lonende arbeid, waarmede zij in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, zijn. Doch daar staat tegenover, dat er twee factoren, welke van het hoogste belang zijn, er wel zullen zijn, welke in onze huidige maatschappij zo zeer zoek zijn, dat is liefde en barmhartigheid.

Dit heeft het gouden tijdpeA van oni volksbestaan wel heel overtuigend uitgewezen. Het is geen overtuigde aanhanger van de leer der gereformeerde vaderen, integendeel, als het er op aan komt een bestrijder er van, het is de liberale geschiedschrijver Mr Fruin, die in één van zijn geschriften met kennelijke bewondering mededeelt, dat do vreemdeling, die toen ter tijde ons land bezocht, er ten hoogste verbaasd was over de enorme geldsommen, die ter ^, niging van de noden van invalide arb«P ders, maatschappelijk minbedeelden en behoeftigen, door onze gereformeerde voorouders werden uitgegeven, welke wel zeer afsteken tegen de schriele uitkeringen van de tegenwoordige dwangverzekeringswetgeving.

Het staat dan ook wel als een paal boven water, dat de huidige dwangverzekeringswetgeving de oplossing van het sociale vraagstuk niet kan brengen. En dit niet alleen. Zij werkt hoogst verlammend voor de betoning van liefde en barmhartigheid, voert ons het pad op van het staatssocialisme, waarin Vadertje Staat over een ieder alles gebiedt en voor een ieder, of hij daarmede ingenomen is of idet, alles regelt Z^ draagt er ook het hare toe bij, dat de arme in zijn nood zich hoe langer hoe minder in zijn gebeden tot de Heere gaat wenden, die, zoals Huntington dat zeer juist heeft uitgedrukt, de kassier der armen is; en wel van die armen, die zich in den gelove tot Hem mogen wenden. Zo ondermijnt zij het geloof in de voorzienigheid Gods, veroorzaakt zij, dat de Heere niets meer aan de behoeftigen kwijt kan, omdat Vadertje Staat voor hen de zorg, al is het dan een zeer zuinige, voor hen op zich gensomen heeft.

Hierbij dient echter opgemerkt te worden, dat het geloof niet aller is en dat de schare van ongelovigen in onze dagen onrustbarend groot is, welke, naar de uitspraak van Gods Woord, niet aan de hongerdood mogen prijsgegeven worden, maar welke, naar Goddelijke ordinantie, op Christehjke wijze bijstand geboden dient te worden.

Schrijvende over artikel 9 van het program der S.G.P., hebben wij niet kunnen nalaten er eens de volle aandacht r' te vestigen, dat het zogenaamde so- ^.é\e vraagstuk ten nauwste verbonden is met het zedelijke, religieuze en geesteUjke leven van een volk, alsook dat van de dwangverzekeringswetgeving nimmer de oplossing van dit vraagstuk te verwachten is. Wie dan ook het paupeiisme wil bestrijden, de hoog geklommen nood, de schrikkehjke maatschappelijke ellende en armoede wil helpen lenigen, zoals die in deze zo ontzaggelijke dure tijd ; Zich niet alleen in een arbeidersgezin kan voordoen, maar ook evenzeer in dat van kleine zelfstandigen en van andere maatschappelijk noodlijdenden kan voordoen, die zoekt met de S.G.P. het heil in een terugkeer naar de betrachting van Gods geboden. Daar zal ons volk alleen wel bij kunnen varen. Dat zal het sociaal vraagstuk meteen kunnen oplossen in die zin, dat het pauperisme met al zijn ellenden, zoals die in het gouden tijdperk niet gekend werd, ook dan niet meer gekend zal worden. Wij hebben wel te verstaan, dat wij ook in deze met een God te doen hebben, Die niet liegen kan, met die God, Die Zich met een dure eed aan Zijn belofte verbonden heeft, die luidt: Die Mij eren, zal Ik eren.

Welk een uiterst gunstige omkeer zou er in de verhouding tussen God en mens, tussen mens en mens. ook in de maatschappelijke verhouding, komen, indien naar Gods Wet betracht werd God Hef te hebben boven alles en zijn naaste als zichzelf.

Neen, waarlijk de S.G.P. verzet zich tegen de dwangverzekeringswetgeving. niet omdat zij zich niet om het lot van de arbeiders, van dat van" invaliden, van maatschappelijk slecht bedeelden en behoeftigen niet bekreunt. Hun noden gaan haar wel ter dege ter harte, zij wil zelfs een milder en weldadiger verzorging van hen, dan de schriele bedeling van de dwangverzekering hen geeft. Zij verwacht dit echter niet van ondeugdelijke lapmiddelen, zoals de dwangverzekeringswetgeving, waarvan bepaaldelijk de Anti-revolutionnairen en Christelijk-historischen grote verwachtingen hebben en zozeer bij zweren, doch van een terugkeer tot Gods Woord en Wet, die ook alleen ten aanzien van het sociale vraagstuk de uitkomst kan brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1952

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1952

De Banier | 8 Pagina's