Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BETER DAN IN HET BEGIN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BETER DAN IN HET BEGIN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

]a. Ik zal het beter nmken dan in uw beginselen. Ezechiël 36 : 11b

Ezechiël leefde in ballingschap met zijn landgenoten als hij deze woorden, namens de Heere, tot Israël mocht richten. Hij woonde aan de oever van de Chebar, een zijrivier van de Eufraat. Als hij deze profetie uitspreekt, moet hij zich richten tot de bergen van Israël. Die bergen vertegenwoordigden het land. Nu woonde E2Bchiël in de vlakte, temidden van vruchtbare landouwen. De Joodse nederzettingen verkeerden meestal in gunstige omstandigheden. Zij leefden in gezinsverband en hadden hun eigen oudsten. Wel waren zij ballingen, maar geen slaven. Zij genoten zelfs een l> etr^kelijke vrijheid.

En toch hadden de echte Israëlieten het niet naai- hun zin. Zij bleven ballingen. Als zij dan ook aan Babels stromen zitten, wenen zij en hebben zij hun harpen aan de wilgen gehangen. Vol heimwee was hun hart als ze aan Jeruzalem, de stad des groten Konings, dachten. Gods volk leefde in rouw als het dacht aan het beloofde en door eigen schuld verloren land. Zeker, waar zij nu woonden, droegen de velden zware vruchten, maar het land, overvloeiende van melk cii honing, is het van God gegeven land. Xroegev waren de bergan van Kanaan bezaaid, bebouwd, begroeid geweest en" l)edekt geweest met wijngaarden en bossen Toen zijn de oordeion gekomen en Israël is kaal geworden.

Maar God zal verand'ring geven. D' Allerhoogste maakt het goed; Na het zure geeft Hij 't zoet.

De heidenen hebben om Israels verwoesting gelachen, maar Gods hand zal zich tegen Edom verheffen en het maken tot een uiterste verwoesting. De bergen van Israël daarentegen zullen weder groen en vruchtbaar worden, de steden zullen herrijzen. Beesten en mensen zal de Heere op hen vermenigvuldigen en zij zullen vermenigvuldigd eu vruchtbaar zijn en dè Heere zal hen doen bewonen als in vorige tijden. Ja, zij zuHen schoner worden dan zij vroeger ooit geweest zijn, ifieer dan voorheen zal Hij hen voortaan begiftigen; Hij zal het beter maken dan in hun beginselen.

De mens maakt het van kwaad tot erger, maar dé Heere van goed tot beter! Van de laatste wereldoorlog herinneren wc ons het woord „deportatie". Vele Nederlanders werden uit het vaderland naar een vreemd land vervoerd. Dit vond verschillende malen plaats. Harten troerende gebeurtenissen vonden plaats. Het was niet met droge ogen aan te zien. Israël is eveneens in verschillen­ de groepen uit Kanaan naar Babel weggevoerd Ezechiël moest met de tweede wegvoering mede. Juda is nog niet aan de vernietiging overgegeven. Zedekia is door Nebukadnezar als vazal op Israels troon geplaatst. De ballingen maken zich over het verdere verloop bezorgd. Zullen zij ooit terugkomen en hoe zal het met hun landgenoten gaan in Israël? De profeet Ezechiël moet onder dergelijke omstandigheden in ballingschap het Woord des Heeren uitdragen.

Wat zullen die mensen gretig geluisterd hebben! Komt er verlossing? Zal de tijd van diijk ten einde zijn? Zullen ze terug kunnen naar hun eigen land? Wat zal Ezechiël te zeggen hebben? Wie dan slechts aards denkt, al is hij of zij Israëliet, komt met Ezechiël bedrogen uit. Nog beter, komt met de God van Ezechiël verkeerd uit. Want als Ezechiël gaat preken, gaat hij Gods Woord spreken. En die God gaat door een vlak veld en Zijn Naam is Heere der heren.

Wat preekt Ezechiël dan? Hij preekt in opdracht van God oordeel op oordeel. Willen zij daar naar luisteren? Helemaal niet! Zij willen een prediking beluisteren over de verlossing. Zij willen weg uit Babel en terug naar Kanaan. Maar Ezechiël preekt: Ga maar huizen bouwen en wijngaarden, want voorlopig ben je hier nog niet weg. En dan krijgen we de botsing. Het merendeel van de Israëlieten moest van zon prediking totaal niets hebben. Daar knepen ze de ogen en hielden zij de oren voor dicht. Zelfs in ballingschap gold het, dat Ezechiël alleen maar voor de liefhebbers predikte. Dus er waren ook Israëlieten, die van zijn prediking niets moesten hebben. Zoals we reeds vermeldden, de meesten niet. De grote massa was er nog niet achter, dat de oordelen er waren om de overtredingen. De meeste Israëlieten waren kinderen van Abraham en hadden Mozes tot hun wetgever. De namen Cod en Heere waren slechts klanken in hvm oren, waarvan zij de inhoud niet verstonden. Met al hun godsdienst dienden zij een vreemde god. Wat lippentaai en enkele koude vormen maakten hun ganse godsdienst uit. Strijd kenden ze niet, alleen dan de strijd om een bestaan hier op aarde. Van die , , vreemde" Israëlieten hebben we last tot in onze dagen. Ze zullen er zijn tot aan de jongste dag.

Zij hebben de meeste praatjes en heersen graag, veel kritiek op een ander, behalve op zichzelf. Ze zijn kwelgeesten voor het kerkelijk leven, die betweters. Zelfs, ja juist op geroepen knechten des Heeren hebben zij vaak scheipe kritiek. Ezechiël wist er van mee te praten. En dan kritiek uit eigen kamp, niet van de Babyloniërs. Die wisten er ook niets van. Dat heb je altijd van mensen, die tei zake kundig zijn. Als we dan maar niet vergeten, dat de ter zake kundigen in Ezechiël bij de onbekeerden worden gerekend, door God nog wel!

De profeet heeft echter zijn joeping verstaan — door genade alleen — en ging Israël prediken, dat de Heere met Zijn oordelen door zou trekken. Of ze het wilden horen of niet, het was Gods boodschap. Dat zou eerst gebeuren. Ik trek door met de oordelen, spreekt de Heere. Het ganse land zal veroverd worden, Israël zal geheel worden weggevoerd. En steun niet op Egypte, want dat is slechts een gebroken rietstengel. Juist dat vertrouwen op vreemde volkeren bewees, dat Israël niet wilde weten dat het om eigen schuld in Babel vertoefde.

V/at gaan ze nu doen? Ze gaan andere profeten beluisteren. O, wat preken die mooi! Dat is een andere klank! Hoor! Israël zal verlost worden en al de vijanden zullen op het kinnebakken geslagen worden en de valse profeten, die de Heere niet vertrouwen, zullen uit het midden van Israël weggevaagd worden. Immers er staat geschreven:

God zal Zijn waarheid nimmer krenken: Matu- eeuwig Zijn verbond gedenken. Zijn Woord wordt altoos trouw volbracht Tot in het duizendste geslacht, 't Verbond met Abraham, Zijn vrind, Bevestigt Hij van kind tot kind.

Eaat die ongeluksprofeet ophouden met die pessimistische preken. Het is altijd het zelfde. Oordeel en dan nog eens 'oordeel. Maar God gaat door. Israël wordt verwoest. Nebukadnezar verschijnt op­ nieuw voor de poorten van Jeruzalem. Zeker, de belegering duurt anderhalf jaar. maar dan valt de stad. Inmiddels heeft de honger zijn intrek gedaan en heeft de pest vele offers gevergd. De vi'iand stormt de stad in en vernield haar giondig. De oordelen, door Ezechiël uitgesproken, gaan in vervulling. Ook in de uitoefening Zijner oordelen is de Heere een Waarmaker van Zijn Woord. Israël is te gronde gegaan. Nog meer ballingen moeten de reis naar Babel aanvaarden.

Deze gang van zaken heeft natuurlijk invloed op de ballingen, die reeds in Babel zijn. Ze zien nu dat het woord, door Ezechiël gesproken, de volle waarheid is. Aan de laatste strohalm hebben zij zich nog vastgeklampt. God heeft de vlam er onder gehouden, de laatste menselijke hoop is in rook opgegaan. Het is voor hen sHkdonkere nacht geworden. Zij zeggen: „Onze beenderen zijn verdord en onze verwachting is verloren; wij zijn afgesneden." Nu bege- 1071 ^ij de vroegere tijd terug. Wat moet daar van terecht komen? O, als de Heere Zelf niet altijd opnieuw de Eerste is, zullen we zelfs niet in zo'n staat de eersten zijn, die om uitkomst s.neken bij de Heere. Ook na ont\'angen genade is de mens onwillig en onmachtig de Heere te zoeken. Heeft hij door genade iets van zijn doodstaat voor God leren kennen, dan moet hij niet denken, dat hij het allemaal nu weet, of er voldoende van kent. Het is vooral Ezechiël, die dikwijls moet profeteren: , , Graaf dieper, mensenkind, en ge zult meer gruwelen vinden". Ook dat is genade als het dieper graven plaats mag vinden, en dit graven geschiedt onder leiding en toezicht van de Heere, anders zouden wij er een grond van durven maken voor de eeuwigheid.

S. V. R.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's

BETER DAN IN HET BEGIN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's