Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BETER DAN IN HET BEGIN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BETER DAN IN HET BEGIN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

]a. Ik zal het beter maken dan in uw beginselen. Ezechiël 36 : llh

Tenzij nu de Heere Zelf de Eerste geweest! ware, THe omgezien had naar Zijn volk, Israël zou zeker omgekomen zijn. Als de profeet Ezechiël dan ook een profetie der verlossing mag prediken, dan is dat niet om Israels vragen naar de Heere, maar het vragen van de Heere naar Israël. Door de oorde- _ ien is Israël niet vermurwd, met Zijn liefde zal Hij het volk op de knieën lirengen. Dit laatste geldt alleen Zijn duurgekochte volk. Wat zich verhardt zal des te zwaardei- in de dag des gerichts gestraft worden. En God is eeuwig vrij wie Hij verkiest en wie Hij laat liggen in de val, waarin de mens zich door eigen ongehoorzaamheid heeft gestort. Het is loutere genade als de ziel voor de souvereiniteit des Heeren mag vallen. Maaa' het wordt haar ook een eeuwig wonder als ze een nitverkorene mag zijn. Daar is niets van haar zelf bij, dat is alles van de Heere. De Heere leert Zijn volk Hem de ere te geven. Het echte werk van God keert altijd tot de Heere weder.

De Heere heeft de Zijnen liefgehad met een eeuwige liefde. Hij heeft gezworen , dat niemand één van de Zijnen uit Zijn i^hand zal rukken!

Als er dan geen redenen zijn bij dat volk, waarom Ezechiël een ander geluid mag laten horen, bij wie zijn die redenen dan wel te vinden? Ik hoor hét u reeds zeggen: God neemt redenen uit Zichzelf. Ja, zó is het!

Nu vloeien, omdat het van de Heere mag, de beloften rijkelijk uit Ezechiëls mond. De Heere heeft Zich gewend. Deze beloften zijn ja en amen in Christus. Zeker, Jeruzalem is in een puinhoop veranderd, maar dit is niet het laatste woord van God. Na het zure geeft Hij het zoet. Maar de Heere weet ook, dat er heel wat kinderen Abrahams zijn, die Hem de schuld geven van al de onlieilen. Zij zeggen: „De weg des Heeren is niet recht". De grote meerderheid is vijandig tegen God. Straks willen heel wat Israëlieten niet terug naar Kanaan. Maar nu gaat het de Heere om het overblijfsel en niet om de grote hoop. Wij zijn net omgekeerd van gedachten. En waarom komt die kleine rest er dan wel? Waren zij beter dan de grote massa? Wel neen, zij zijn zonder uitzondering van dezelfde lap geschem-d. Doch de Heere heeft gezegd: „Ik zal Mij doen overblijven een arm en ellendig volk, zij zullen op de Naam Mijner goedheid hopen". Het gaat om de geestelijke kern. Daarvoor mag en moet Ezechiël arbeiden.

Maar kan de Heere Zijn volk geen lichtere weg geven? Kunnen? Wat zou de Heere niet kunnen? Doch er staat geschreven; „Doch zij zullen weten van hoe grote nood en dood zij zijn verlost". Brengt de Heere hen dan expres in de verdrukkingen? O neen, het levende Sion was van de Heere afgeweken en daarom kwam de Heere het tegen. De Heere plaagt nooit uit lust tot plagen. Dfc Heere straft de zonden. Ja? Ja, Hij straft ons, maar naar onze zonden niet. Gods volk zondigt niet goedkoop. Menigmaal wordt het daaraan herinnerd. Hoe zalig nochtans, als God het in smart onder de schuld geeft te buigen. De Heere gaat altijd door een vlak veld, nooit over de zonde heen. Zo is het een daad Gods als Hij schuld als schuld ontdekt. Het is wederom een daad Gods als de zondaar de schuld als schuld erkent. Het is nogmaals een daad Gods als God de gemaakte schuld bedekt en vergeeft. Waar wordt de zondaar dan schuldenaar voor? Allereerst voor de roepstemmen, die de Heere hun zond, maar die ze niet opmerkten als roepstemmen in hun leven; voor de onmacht en onwil om voor God in de schuld te kunnen komen. En dan toch bedekking of vergeving der schulden te mogen ontvangen? Dat is voor hen een wonder. Dat krijgen ze te geloven en te zien.

Het is een wonder in hun ogen; Zij zien het, maar doorgronden 't niet.

Op dat plaatsje mogen ze zalig genieten en. zwijgen onder de Heere. Daar is de Heere goed en zij zijn slechte mensen. Daar valt de Heere mee en zij vallen zich tegen. Daar is plaats voor genade, plaats voor Gods zegeningen. Nu mogen zij het horen: Aan het lijden zal een einde komen; de nacht gaat wijken. Ezechiël roept hen op niet langer te twijfelen en het verledene niet terug te verlangen, want Ik zal het beter maken dan voorheen. Gij zult meer' ontvangen dan ge ooit gehad hebt. Wat ge vroeger gekregen hebt, was goed, maar dat wordt niet herhaald; de gunstbewijzen zullen vermeerderd en verdiept worden.

U is een beter lot bereid; Uw heilzon is aan 't dagen!

Hij zal het beter maken dan in him beginselen. Hoe groot was het voorrecht, dat de Heere Israël straks uit ballingschap deed wederkeren. Maar hoe rijk deze gebeurtenis ook was, todi is de terugkeer uit ballingschap slechts ten dele de vervulling van deze belofte. Achter deze belofte hgt hoger en schoner heerlijkheid. .^Is staatkundige macht is Is­

raël nooit weer tot dezelfde hoogte opgeklommen van voorheen. De oude theocratie was weg. Als staat bleef Israël afhankelijk van de wereldmachten, die het omringden.

Ezechiël is een strenge prediker geweest. Veel heeft hij gesproken over de heiligheid Gods, Die geen gemeenschap kan hebben met de zonde. Het eerste gedeelte van zijn leven heeft hij met deze prediking gevuld. Vlammend en scherp is hij hierin door gaan trekken. Dit alles op Gods bevel. Nu handhaaft hij in zijn prediking de heihgheid Gods, maar God geeft hem de vrijmoedigheid thans ook het licht te laten vallen op de trouw Gods. Omdat God de heüige is, blijft Hij Zichzelf gelijk en kan Hij niet ontrouw worden aan Zijn verbond. Om Zijns Zelfs wil zal Hij Zijn volk behouden. Al zou Juda als aards koninklijk vervallen, daarmede vervalt 't rijk van God nog niet.

Deze historie heeft ons veel te zeggen. Het Oud-Testamentische Israël is afschaduwing van het Koninkrijk der hemelen op aarde. Daarom heeft deze geschiedenis een geesteHjke betekenis. De Heere heeft Israël weleer uit Eg\pte geleid en door de Rode Zee ge\'oerd. Bij de berg Sinaï heeft Hij het aangenomen als Zijn volk. Hij gaf Israël Zijn wetten en onderscheidde hen alzo boven alle andere volken. God Zelf was Koning van dit volk.

Maar de Heere gaat van goed tot beter. De schaduwen van het Oude Verbond gaan wijken. Christus Zelf komt op aarde. Hij is de Middelaar van dat veel betere verbond. De bediening van de Middelaar is immers beter dan die van de hogepriester van het Oude Verbond. De wassingen en de reinigingen en offeranden nemen met Zijn komst en arbeid een einde. De wetten waren goed, maar zijn door het werk van de Christus verouderd

en moeten een einde nemen. Dan verkrijgen zij, die, onder de wet zijnde, niets verschillen van een dienstknecht, de aanneming tot kinderen.

Hij neemt het eerste weg om het tweede daar te stellen. En wanneer Hij dan voortgaat van goed tot beter, vallen de snoeren in lieflijker plaatsen dan ooit gehoopt kon worden.

O volk, de Heere heeft aan u gewerkt. Hij heeft het begin gemaakt. Dat begin was goed. De Heere heeft u door onwederstandelijke genade op de knieën gebracht. De nood van uw toestand voor God werd u ontdekt, en omdat de nood toen nood was, zijt ge voor het eerst in uw leven tot God gaan roepen. Toen heeft de Heere u Zelf tot Hem de toevlucht doen nemen. Ge zijt als schuldenaar voor God door God neergelegd. Ge hebt daar voor God moeten en willen belijden, dat ge precies dezelfde waart, die in Ezechiël in al zijn walgelijkheid wordt getekend.

Toen is de strijd in uw leven begonnen. Daar waren in uw leven die akeHge zonden, die ge zo gaarne de hand boven het hoofd hieldt. Tegen die zonden bent u het eerst opgetrokken en u hebt overwinning op overv\inning geboekt. Als de satan op u afkwam, zeidet ge: Satan, henen uit! En hij deed het. Voor de eer des Heeren hebt ge met kracht geijverd. Ge werdt een zeer nauw levend mens. Er kon en mocht niets meer bij door. \'oordat ge uw dagelijks werk begont, zijt ge eerst op de knieën gegaan voor God. Moest er iets gebeuren in het leven, ge vroegt eerst aan de Heere hoe het moest en of het was naar de reinheid van Zijn wil. Niets durfdet ge doen zonder de Heere. Maar. . . . hoe is het nu?

S. v. R.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's

BETER DAN IN HET BEGIN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's