Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

xc.

Ontstemming te Carthago en te Rome. Gezag van Cyprianus herstelt zich.

Zó ver gingen de Carthaagse confessores zelfs, dat zij in een schrijven aan Cyprianus te kennen gaven, dat zij aan alle afvalligen, zonder uitzondering, vergiffenis hadden geschonken en hem verzochten hiervan aan alle Afrikaanse bisschoppen mededeling te doen.

Was Cyprianus over dit onbevoegde optreden der belijders al zeer ontstemd, zijn ontstemming werd nog groter, toen hij vernam, dat zelfs een deel van de voorgangers zich bij de weerspannige belijders aansloot, him getuigschriften erkende en zelfs met de afvalhgen het Heilig Avondmaal vierde. Daarbij kreeg Cyprianus bijval van het grootste deel der leden der gemeente, die zich er ten zeerste aan ergerden, dat hun voorgangers en de confessores (belijders) zo toegevend en zacht waren jegens de afvalligen. Zij konden er hun goedkeuring niet aan hechten, dat de afvalligen zo maar, zonder boete, weder aangenomen werden en dezelfde rechten genoten, als die honderden, die zonder aarzeling goed en bloed, leven en vrijheid om des geloofs wil hadden vejl gehad. En, zo zeiden ze, als de afvalligen zo toegevend behandeld worden, welke straf blijft er dan in het vervolg over voor diegenen, die zich aan veel geringei-e vergrijpen hebben schuldig gemaakt?

Behalve te Carthago zelf, verwekte het optreden der Carthaagse voorgangers ook sterke afkeuring bij de gemeente te Rome. Zo zelfs, dat men daar onmiddellijk een einde maakte aan de vriendschap, die tussen de voorgangers van beide gemeenten, vooral naar aanleiding van het uitwijken van Cyprianus tijdens de vervolging, was ontstaan. Te Rome toch had men de vervolging üit de eerste hand gekregen. Ze had daar, als zijnde de residentie van de keizer, het hevigst gewoed. Velen hadden daardoor het hun geschonken geloof standvastig mogen blijven belijden in de ure der verzoeking en hun leven gegeven voor de zaak des Heeren. Zelfs bisschop Fabianus was als martelaar gestorven en zou men dan zo toegevend kunnen zijn jegens de afvalligen of met voorgangers samenstemmen, die zulke afvalligen beschennden? Dat was te veel voor de leden van de gemeente te Rome.

de te­ Het is te begrijpen, dat dit voor Carthaagse voorgangers een grote genslag was.

Reeds meende men Cyprianus bij de gemeente te Rome in discrediet te hebben gebracht, maar nu keerden de rollen om. Door hun verkeerd beleid hadden zij bewerkt, dat een groot deel van de Carthaagse gemeente en van die te Rome hun vijandig gezind werd. Voor Cyprianus bracht dit een gunstige ommekeer. Hij had nu niets anders te doen dan op te treden als verdediger van de door de Carthaagse voorgangers verkrachte tucht om terstond zijn eigen gemeente en die van Rome wederom gunstig voor hem te stemmen en tevens eigen gezag te versterken en te bevestigen.. Toch wilde Cyprianus daarbij met beleid en voorzichtigheid te werk gaan. Te grote gesü'engheid zou wellicht aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van scheuring en dat moest zo mogelijk vermeden worden. Daarom besloot Cyprianus zijn vroegere strenge mening omtrent de afvalligen, die overeenstemde met die van TertuUianus, te laten varen en een mildere houding tegenover hen aan te nemen. Hij liet zich dienaangaande in één zijner geschriften onder meer als volgt uit: „Ik heb medelijden met al onze broe­ ders, die door de zwaarte der vervolging zijn gevallen en hun wonden smarten ook mij; zij hebben mij het hart gebroken, maar de Goddelijke genade kan hen behouden".

Overeenkomstig deze mildere houding tegenover de afvalhgen gaf hij in onderscheidene brieven aan de hem trouw gebleven voorgangers verlof om aan de afvalligen, die zich het minst bezondigd hadden en door de confessores bijzonderlijk aanbevolen werden, in stervensnood de handen op te leggen en het HeUig Avondmaal uit te reiken, terwijl hij voorts aan alle afvalligen gezamenlijk beloofde, dat hun eerlang gelegenheid tot wederopneming in de gemeente zou worden aangeboden, daar hij torstond na terugkomst uit zijn schuilplaats een vergadering zou beleggen om hun zaak te onderzoeken. Hij bleef echter weigeren om de getuigschriften der belijders onvoorwaardelijk geldig te verklaren en de afvalhgen aldus, zonder enige boete, weder in de gemeente toe te laten. Ook ten deze wenste CjTprianus niet overijld en onvoorzichtig te handelen. Vooral ten aanzien van de thureficati en de sacrificati, dat waren de afvalligen, die voor de beelden van keizer of afgoden wierook hadden gebrand, of op de altaren der afgoden hadden geofferd, was het moeilijk te bepalen wat gedaan moest worden.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's