Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

XCIL

Strijd tussen Cyprianus en de clerus met diakenen.

Twee omstandigheden waren er, die aan Cpyrianus moeilijke ogenblikken bezorgden, waarvan de laatste wel in de sterkste mate. Die omstandigheden had Cyprianus echter zelf in het leven geroepen. Ten eerste had hij vóór zijn terugkeer naar Carthago verscheidenen van zijn getrouwste vrienden geheel op eigen gezag, dus zonder de andere voorgangers daarin te kennen, in opengevallen betrekkingen benoemd. Zo werd Aurelius tot lector aangesteld, evenals Celerinus, een jeugdig persoon, die de martelaarstitel verworven 'had. Laatstgenoemde had Celerina tot grootmoeder en Laurentius en Ignatius tot oom.s, die ook alle drie de martelaarsdood gestorven waren. Voorts had Cyprianus onder meer een zekere Numidicus tot ouderling aangesteld, omdat deze, ofschoon door de heidenen reeds half verbrand en onder een steenhoop begraven, toch nog door zijn dochter was gered kunnen worden en in hoog aanzien bij de gemeente stond. Hoewel deze aanstellingen bij de voorgangers, vooral bij hen, die vijandig te-

genover Cyprianus stonden, ergernis verwekten, vwst deze door te verklaren, dat hij zulks op Gods uitdrukkelijk bevel had gedaan en daarom gemeend had, dat het niet nodig was eerst met mensen er over te spreken, de gemoederen tot zwijgen te brengen. Op groter verzet stiritte Cyprianus doordat hij aan een viertal mannen, waarvan er twee bisschoppen en twee ouderlingen, onder wie Numidicus, waren, opdroeg om voordat hij zelf te Carthago verscheen, de armenzaken te regelen. Zij moesten de behoeftigen ondersteuning uitreiken, een som gelds van Cyprianus zelf uitdelen en er onderzoek naar doen wie onder de armere leden het meest waardig waren door vroomheid, zachtmoedigheid en ootmoed, om met kerkelijke betrekkingen van lagere rang te worden bedeeld.

Vooral de voorgangers, die tijdens Cyprianus' afwezigheid de Carthaagse gemeente bestuurd hadden, gevoelden zich door deze maatregel ten zeerste gekienkt. Hadden zij zich niet getrouw van hun plicht gekweten, dat er nu vreemden moesten gezonden worden om de inwendige belangen der gemeente te regelen? En moesten zij zich onderwerpen aan een ouderling als Numidicus, die op onwettige wijze, zonder hun toestemming, was benoemd? Behalve de hier bedoelde voorgangers waren ook de diakenen over de zending van het viertal mannen zeer verbitterd. De bisschop behoorde volgens hen toch bij alles wat de armenzaken betrof eerst met hen te onderhandelen. Nauwelijks waren de afgezanten van Cyprianus dan ook te Carthago aangekomen en hadden zij het doel hunner zending bekend gemaakt, of het onweder brak los, doordat één der diakenen, Felicissimus, verklaarde, dat een ieder, die tot zijn wijk behoorde en de bevelen van de bisschop gehoorzamen zou, niet meer tot de kerkelijke gemeenschap zou worden toegelaten. Het spreekt vanzelf, dat de afgezanten, zodra zij van hun zending bij Cyprianus waren teruggekeerd, deze van hun bevinding in kennis stelden. Cyprianus toonde zich over het voorgevallene hoogst verontwaardigd. Hij gelastte zelfs dat Felicissimus en allen, , die zich met 'hem aan het verzet schuldig hadden gemaakt, moesten geëxcommimiceerd worden, aan weUc bevel werd voldaan, zonder echter dat Fehcissimus en de zijnen zich er enigszins om bekreunden. Integendeel, zij gingen voort zich tegen de bevelen van de bisschop te verzetten, waarbij we echter direct hieraan wensen toe te voegen, dat later gebleken is, dat Felicissimus niet de hoofddader van het verzet was. Nader onderzoek bracht toch aan 't licht dat Felicissimus slechts een werktuig was in de handen van de clerus, de voorgangers, onder wie vooral een vijftal van de aanvang van zijn benoeming tot bisschop af zich vijandig tegenover Cyprianus had betoond. Onder dit vijftal bevonden zich Fortunatus en Novatus, aan wie Felicissimus zijn aanstelling tot diaken te danken had. Cyprianus, die eerst Felicissimus als aanvoerder der vijandige partij had aangemerkt, kwam hiervan dan ook na emige tijd terug. Hij kreeg te zien, dat hij ten deze gedwaald had en dat niet Felicissimus maar Novatus het hoofd der verzetspartij was. i

Deze Novatus was geen bisschop zoals ten onrechte door sommigen beweerd is en nog beweerd wordt, doch ouderling. Cyprianus noemt hem in zijn geschriften telkens zo, terwijl hij ook later te Rome, bij gelegenheid van de Novatiaanse twisten, als ouderling voorkomt. Cyprianus heeft aan 't adres van Novatus zware beschuldigingen geuit, doch bij nader onderzoek is gebleken, dat de kerkvader in deze van partijdigheid niet vrij te pleiten is. De gevolgen van een en ander waren intussen voor de Carthaagse gemeente zeer onaangenaam. Door de excommunicatie van Felicissimus en zijn aanhangers toch was er in deze gemeente een formele scheuring ontstaan. Aan de ene zijde stond de diaken met zijn partij uit de voorgangers, waarbij zich al spoedig ook de lapsi (afvalligen) voegden, benevens de confessores (belijders), die de getuigschriften aan de lapsi hadden uitgereikt en zich in hun rechten door Cyprianus gekrenkt achtten. Aan de andere kant bevond zich Cyprianus met zijn omvangrijke aanhang, (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's