Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundig Gereformeerde Partij

HAAR PROGRAM (No 91)

Artikel 9

In het vorige artikel is iiangevvezen, dat naar de eis van Gods Woord de particuliere milddadigheid betracht behoort te worden, alsook dat de S.G.P. zich geheel naar Gods getuigenis gedraagt en ook bepaaldelijk in het spoor van de Gereformeerde vadereu treedt, indien zij ter oplossing van het sociale vraagstuk mede de hulp van de particulieren ingeschakeld wenst te zien en maar niet alles op de rug van Vadertje Staat wil schuiven, ^oals de voorstanders van de dwangverzekeringswetgeving dit maar al te zeer doen, daarmede ons drijvendejn de richting van het staatssocialisme en van het communistische Rusland.

Het is waar, dat er te allen tijde particulieren te over zijn geweest, die de van Gods wege op hen gelegde plicht maar liefst zo ver mogelijk van zich afschoven en als er een ellendige was, hem met de priester en de Leviet voorbij gingen. En dat zijn er in onze tijd zovelen! Naar mate het uiterlijke beslag der Goddelijke waarheid onder ons volk zoek is geraakt, is hun aantal op een schrikbarende wijze toegenomen.

De zodanigen waren er, zijn er en zullen er zijn zo lang er mensen op aarde zijn.

Het mocht hun eens tot nut zijn als wij ook in dit artikel aan Brakel weder het woord geven.

Hij heeft, handelende over de milddadigheid, geschreven:

„Daar zijn mensen zonder natuurlijke Ji«'fde en alzo ook zonder barmhartigheid, wreed, die bijna alle menselijkheid heb- Jjeii uitgetrokken, zij rapen en schrapen ^o veel zij kunnen voor zichzelf, en dat zij hebben, houden zij met handen en tanden, daar mag niemand van te bed, zij zeggen met Nabal, 1 Samuel 25 : 11: Zou ik dan mijn brood en mijn water, en mijn geslacht vlees nemen.... en zou ik het de mannen geven, die ik niet weet vanwaar zij zijn? Zij trekken zich de armen niet aan, zij zijn daarover niet bewogen en zien zij iemand, zij gaan hem voorbij, gelijk de priester en de Leviet. Daar zijn mensen, die vrezen, dat ze bewogen zouden worden om wat te geven, daarom ontlopen zij de gelegenheden, zij draaien het hoofd om als zij een ellendige zien, zij doen hun deur toe.of lopen naar binnen. Als iemand bij hen komt om voor een arme te spreken, zij rieken het al van verre, zij slaan het in een andere praat, en hun hart krijgt een tegenheid in zulke voorspraken.

Daar zijn mensen, die wel bewogen worden, maar zij houden niet van geven; daarom verstijven zij hun hart, zij maken het hard en doen zichzelf geweld aan, opdat zij immers niet geven zouden en zetten de armen met een goed woord af, van hoedanigen Jacobus spreekt. Jacobus 2 : 15, 16: Indien nu een broeder of zuster naakt zou zijn en gebrek zou hebben van dagelijks voedsel, en iemand van u tot hem zou zeggen: ga heen in vrede, word warm en word verzadigd; en gijlieden zoudt hem niet geven de nooddruftigheid des lichaams, wat nuttigheid is dat? Dezen zoeken enige redenen, waarmede zij zichzelf verstijven en zich bij anderen, die wat van hen verzoeken, verontschuldigen, namelijk (a) ik heb het zelf nodig voor mij en de mijnen; (b) daar is zo veel te geven aan allerlei schatting en anderszins; (c) daar zijn zo vele armen, ik kan hen allen niet helpen, en ondertussen helpt men niemand; (d) ik weet niet of mijn gift wel besteed is, daar zijn zo vele bedriegers, men verdrinkt en verbanketteert het, waarvoor ik spaarzaam en arbeidzaam ben, ik ben zo veel bedrogen, dat ik geen medelijden met armen meer kan hebben, (e) Ik geef mijn aalmoezen in het zakje der diakenen, die zijn daarvoor om de armen te verzorgen, (f) Ik heb de armen in mijn testament bedacht, als ik dood ben zullen zij zo veel van mij hebben; en zijn alzo gehjk varkens, die in hun leven nergens toe deugen, maar na hun dood nuttig zijn. (g) Als ik eens in een betere staat zal zijn, en het wat ruimer heb, dan zal ik geven, dan zullen de armen daar gevoel van hebben; want ik heb wel goede genegenheid tot, milddadigheid. Door deze ea dergelijke redentjes verstijft men zijn hart en de slotsom is: niet te geven. Daar zijn anderen, die wel geven, maar niet uit rechte milddadigheid, (a) Die schandslialve geven, zij durven het niet laten, maar het gaat van des harten bloed af, het wordt hun van het hart geknepen, daar is een inwendige kwaadheid in het hart, terwijl de hand wat geeft, (b) Die geven om eer en prijs bij mensen te behalen; zij zouden de trompet wel eens willen geblazen hebben, als zij wat geven zullen aan de armen, opdat een ieder het mocht weten; en opdat het immers bekend mocht worden dat men milddadig is, zo brengt men het in de gesprekken te pas en men geeft dikwijls tienmaal meer op dan de daad t, . (c) Die 'hun geld maar kwijt maken, zij geven het daar maar henen, zonder inwendige bewegingen van liefde en medelijden; de armen krijgen wel wat, maar het is hun geen aalmoes. Komt, onbarmhartige gierigaards, hoort

toe wat God van u en tot u zegt, of het een middel mocht zijn tot uw bekering. Gij zijt dieven en moordenaars. Dieven zijt gij, want hetgeen gij hebt, heeft God u gegeven niet alleen voor u, maar met uitdrukkelijk bevel, om de armen naar uw vermogen daarvan mede te delen. Als gij het dan voor u alleen behoudt, zo ontsteelt gij de aimen, op wie de aanwijziging en wisselbrief hield. Moordenaars zijt gij, niet alleen ten opzichte van de wreedheid, die in de onbarmhartigheid ligt, maar ook omdat de armen, zo veel in u is, van honger en naaktheid vergaan; blijven zij in het leven, dat is door u niet, maar door anderen, die hen helpen. Nu weet gij, dat dieven en moordenaars het Koninkrijk der hemelen niet zullen beërven en zo dan ook gij niet. Gij wordt onder de allergoddelooste en gruwelijkste zondaren gesteld. Gij weet dat Sodom met al zijn inwoners, ouders en kinderen, van God met vuur, dat van de hemel viel, verbrand is en dat God die steden tot een voorbeeld gesteld heeft degenen, die goddeloos zouden leven, 2 Petrus 2 : 6. Wat was nu hun goddeloosheid? Het was onbarmhartigheid nevens de armen, die zonde, waarin gij leeft. Ezechiël 16 : 49: Ziet, dat was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom. Hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en haar dochteren, maar zij sterkte de hand des armen en nooddruftigen niet.

Dat doet gij ook niet, zo zijt gij dan haar gelijk; en gelijk in zonden zal u ook gelijk Tir srrarren nraicenT Beeldt u niet in dat gij geloof en liefde Gods in uw hart hebt, want zo die daar waren, gij zoudt ook barmhartig en milddadig zijn, bijzonder over de arme godzaligen.

Geen milddadigheid, geen geloof. Jacobus 2 : 17. Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelf dood; vers 18: Toont mij uw geloof uit uw werken. Geen milddadigheid, geen liefde Gods. 1 Johannes 3 : 17: Zo nu wie het goed der wereld heeft en ziet zijn broeder gebrek hebben en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?

Al uw godsdienst is ijdel en tevergeefs, .zelfs uw vasten en bidden. God heeft er geen behagen in en hoort het niet. De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen te bezoeken in hun verdrukkingen. Jacobus 1 : 27. De Joden hadden veel op met de godsdienst, zochten God dagelijks en hadden lust aan de kennis Zijner wegen, waren veel in vasten en bidden, en klaagden dat God hen niet hoorde, Jesaja 58 : 2 en 5. Maar God toont dat Hij er geen behagen in had, omdat zij geen barmhartigheid en welda- .digheid nevens de armen hadden, vers 5. Zou het zulk een vasten zijn, dat Ik verkiezen zoude? Vers 7: Is het niet, dat gij de hongerigen uw brood mededeelt en de arme verdrevenen in uw huis- brengt; als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt en, dat gij u voor uw vlees niet verbergt? iCn klaagt gij dat God u niet helpt en uw gebed niet hoort, het is geen wonder! dewijl gij niet hoort naar het geschrei der armen. Spreuken 21 : 15: Die zijn oor stopt voor het geschrei der armen, die zal ook roepen en niet verhoord worden.

De oordelen en vloeken Gods zullen de onbarmhartigen treffen, tijdelijk en eeuwig, de Heere vervloekt hen en hun goederen, misschien zal het hun in dit leven nog tot een stuks brood komen, en zij mochten het wel beleven, dat hun kinderen moesten gaan bedelen en dat zij ^blijde waren, dat er nog armhuizen, , weeshuizen en gasthuizen waren. En zo het hun al in de wereld niet overkwam, het zal hun in de eeuwigheid overkomen; wat zal het naar zijn te horen dat verschrikkelijke vonnis ten jongsten dage, als de Heere Jezus tot hen zal zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het helse vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is. Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en gij he'bt Mij niet bezocht, Matth. 25 : 41-45. Merkt toch op en verleidt u niet met betere inbeeldingen en verwachtingen te hebben. Of meent gij, dat Jezus in de dag des oordeels zou zeggen: gij hebt dat alles gedaan, daar gij het niet gedaan hebt? Jacobus 2 : 15: Een onbarmhartig oordeel zal gaan over degene, die geen barmhartigheid gedaan heeft.

En gij, gelovigen, in wie waarlijk het beginsel der milddadigheid is, uit het gezegde kunt ge ook zien, hoe zeer u nog ontbreekt de uitwerking der barmhartigiheid, welk een gruwelijke zonde onbaimhartigheid en geen milddadigheid te oefenen is en wat gij waardig zijt. i-tet ZIJ u tot Descnammg voor ooa en "" tot diepe vernedering en verfoeiing van uzelf, vergezelschapt met blijde en dankibare erkentenis, dat de Heere Jezus door , Zijn bloed ook deze misdaden wegge- , nomen heeft en laat de goedertierenheid , Gods u bewegen om voortaan meerdere , milddadigheid te oefenen.

.Welaan dan, godzaligen, zaait u tot geiTechtigheid, maait tot weldadigheid, Ho- , sea 10 : 12. Bewaart weldadigheid eu fecht, en wacht geduriglijk op Uw God, ^osea 12 : 7. En om u te meerder op te jA'ekken, zo let met een gelovig hart op (leze zaken.

ftegelen leren, maar voorbeelden trekken, daarom ziet op milddadigen, die u zijn voorgegaan en een voorbeeld hebben nagelaten. Het volmaakte voorbeeld is de Heere Jezus, Die gij, omdat Hij u de Liefste is, ook het vrolijkst en gewilligst moest navolgen. Leest de geschiedenissen Zijns levens, de Evangehsten, en gij zult zien, dat al Zijn gangen enkel barmhartigheid, enkel milddadigheid .waren. Gedurig leest gij: Jezus, met innerlijke ontferming bewogen zijnde. En het bleef niet bij de beweging, maar die, eindigde in daden! Hij genas kranken, Hij spijsde de hongerigen. Hij gaf de bedrukten hun doden levend weder; Hij ging het gehele land door goeddoende; hierin heeft Hij ons een voorbeeld nagelaten, opdat wij Zijn voetstappen zouden navolgen; doet dan zoals Hij deed en dat in hefde tot Hem, gelijk ook uw naam, christen, u daartoe verplicht. Voegt hierbij het voorbeeld van Job. Wie kan zijn milddadigheid lezen zonder tot navolging bewogen te worden? Job 29 : 15, 16: De blinden was ik tot ogen en de kreupelen tot voeten. Ik was de nooddruftigen een vader. Job 31 : 16- 2(): o ik de armen hun begeerten onthouden heb, of de ogen der weduwen heb laten versmachten, en mijn bete alleen gegeten heb, zodat de wees van die niet gegeten heeft! (Want van mijn jonkheid aan is hij bij mij opgetogen, als bij een vader, en van mijn moeders buik aan heb ik hen geleid). Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was en dat de nooddruftige geen deksel had; zo zijn lendenen mij niet •gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner lammeren verwarmd werd! Dat was een man!

Voegt bij die man ook een voorbeeld van een milddadige vrouw, namelijk Thabita of Dorcas. Van deze ziet Handelingen 9 : 36. Te Joppe was een zekere discipelin, met name Thabita, welke, overgezet zijnde, is gezegd Dorcas. Deze was vol van goede werken en aalmoezen, die zij deed. Vers 39. En al de weduwen stonden bij hem, wenende en tonende de rokken en klederen, die Dor fas gemaakt had als zij bij hen was. •Oat was een moeder van de armen Zij deed niet hier en daar wat goeds; maar zij was vol, overvloedig, overlopende van goede werken en van aalmoezen, dat ^ijn giften, die uit ontferming voortkomen, zodat zij niet alleen gaf, maar zij f; af uit ontferming, het hart was eerst bewogen en het bewogen hart bewoog de hand. Zij kocht niet alleen stof en liet er klederen van maken, maar haar liefde jio'- milddadigheid was zo groot, dat zij vermaak had die zelf te maken en met Aaar eigen maaksel de weduwen te kleden".

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952

De Banier | 8 Pagina's