Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET KONINKRIJK GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET KONINKRIJK GODS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uw Koninkrijk kome. Matiheüs 6 10

IV.

Hoe voortreffelijk, heerlijk, boven alle beschrijving uitnemend, begerens- en bemjnnenswaardig is toch het Koninkrijk Gods! Is het dit als een rijk van Gods liefde en gerechtigheid, van Gods wijsheid en kracht, het is het al even zeer als dat van Gods wonderbaar licht. De apostel Petrus getuigt dienaangaande-. „Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht".

Uit dit Goddelijk getuigenis, als uit zo vele andere uit de Heilige Schrift, blijkt onwedersprekelijk, dat Gods Koninkrijk een rijk des lichts is.

Doch hoe ellendig en vreselijk is het met de mens van nature gesteld, dat hij de duisternis liever heeft dan het licht! Zelfs zo, dat hij een kind der duisternis is! Doch wordt hem dit gezegd, dan ontmoet gij overal ter wereld heftige tegenspraak. Zowel in de openlijk goddeloze wereld, als in die der godsdienstige farizeërs.

De oude dopersen gaven hoog op van het innerlijke licht dat in hen was. En zij zijn waarlijk niet de enigen, die zulks gedaan hebben en doen. Ook de huidige wereld is nog vol van degenen, die wanen in zichzelf wel enig, niet weinigen zelfs veel licht te hebben. Doch zo lang de mens daarhenen gaat zoals zijn moeder hem gebaard heeft, heeft hij geen waarachtig licht; ook al moge hij kerkelijk en godsdienstig zijn en zijn kerkelijke verplichtingen waarnemen.

Inderdaad, hij kan een vals licht hebben, als het hcht van wereldse wijsheid, van een vermetel waangeloof, als dat der misleiding of dat van ijdel vertrouwen; maar al zulk licht is erger dan de duisternis, gelijk de Heere Jezus getuigt: „Indien het licht, dat in u is duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelf zijn!" Stellig, de natuurlijke mens kan, gelijk Hebreen 6 : 4 ons leert, een zekere algemene verlichting hebben, maar wat ontbreekt hem dan nog? Ach, veel, zeer veel. Ja alles, dewijl hij dat nieuwe schepsel in Christus Jezus, geschapen tot goede werken, niet deelachtig is en hij de geboorte uit God mist. Hij kan als de dwaze maagden zelfs veel in het geselschap der wijze verkeren, dat is inderdaad zo, maar die gemeenschap is slechts uitwendig, nooit in geest en waarheid. Hij heeft geen deel in de erve der Heiligen Gods in het licht, hij is geen lid van het heilig lichaam, waarvan Christus het Hoofd is; hij kan wel uiterlijk op de één of andere wijze met Hem verbonden zijn, maar is Hem niet waarlijk ingeplant. Hij is geen levende rank van de Wijnstok Christus, maar kan wel uiterlijk met Hem verbonden zijn door een kerkelijke, menselijke en vergankelijke band, gelijk de vruchten, die men aan een kerstboom bindt of de dode bloemen, waarmede men een kunstplant siert. Zeker, de natuurlijke mens kan daarbij een hoofd vol kennis hebben, die hem opgeblazen maakt, zelfs hoog opgeven van zijn geloof. Maar wat is het op de keper beschouwd? Enkel zelf verkregen geloof, enkel zelf verworven goed, enkel menselijk werk, enkel een door zichzelf opgemaakte gerechtigheid, een werk, dat de Heilige Geest nooit als het Zijne zal erkennen, omdat Hij er in werkelijkheid niet het geringste deel in gehad heeft.

O, de natuurlijke mens kan Gods Woord lezen en dat zelfs onderzoeken, hetzij hij dat doet uit opvoeding, hetzij om zijn weetgierigheid te verzadigen, hetzij om enige andere reden, zonder dat de Heilige Schrift hem zelf eens ooit gelezen heeft en zonder dat hij daarbij in der waarheid ooit eens het licht des Heiligen Geestes van node had of ooit over zichzelf heeft ingeroepen.

Hij kan bidden, omdat hij bidden wil, niet omdat hij bidden moet, daartoe door de Geest des Heeren gedrongen, niet Gods Geest bidt in hem, maar hij bidt zelf. Hij kan een grote verstandelijke bevatting hebben van des mensen ellende, daarover zelfs veel, bij voorkeur honderd uit, spreken, terwijl hij nog nooit zijn eigen ellende gekend en gevoeld heeft; ihij kan voorgeven veel licht te hebben in Goddelijke zaken, zonder dat ooit het licht des Heiligen Geestes zaligmakend in hem is opgegaan; hij kan^ zeggen, dat , hij in Jezus gelooft, zonder ooit in den .gelove naar Zijn gerechtigheid gehongerd en gedorst te hebben; hij kan zich vast en zeker onder de heiligen Gods rekenen, zonder ooit door Christus' bloed geheiligd en gereinigd te zijn Voorwaar, daar is wat vals licht in de wereld, waarbij en waardoor men in zekere zin uit de openbare wereld der goddeloosheid zelfs kan gaan, maar waarbij , men nimmer door een waar geloof een Jidmaat van Christus en alzo Zijner zalving deelachtig is geworden, opdat men Zijn Naam bekenne en zichzelf tot een levend dankoffer Hem offere en met een vrije en goede consciëntie in dit leven tegen de zonde en de duivel strijde, en hiernamaals met Hem over alle creaturen regere.

Ja, daar is wat vals licht, waarbij en waardoor men eigenmachtig en eigenhandig in het Koninkrijk Gods waant te kunnen binnendringen, men een'christelijke vorm in spreken en handelen vertoont en men de christelijke vlag hoog vun de toren laat wapperen, maar waarbij niet het minste aanwezig is van wat de Heilige Geest in hem gewrocht heeft; het leven Gods, de wedergeboorte ont- .bieekt.

Het valse licht is niet het licht des Heiligen Geestes, zoals dat in de wedergeborenen wordt aangetroffen, maar een koud licht, dat een iegelijk mens voor eeuwig misleidt.

Het is niet het licht, dat gezaaid is voor de rechtvaardige; noch het schijnend licht, dat het pad des rechtvaardigen verlicht; noch het licht, dat met waarheid, geloof en liefde vermengd is, dat God zendt om te brengen tot de berg Zijner heiligheid en tot Zijn woningen. Dat valse licht geeft geen wezenlijke overtuiging van zonde en schuld, geen verbroken hart en verslagen geest, geen vertedering en vernedering voor en onder de heilige, rechtvaardige en goeddoende , God, tegen Wie men gezondigd heeft, geen waarachtige honger en dorst naar Christus gerechtigheid, doet niet uit diepten van ellende tot God roepen: O God, zijt mij, zondaar, genadig; en verwekt ook nooit in der waarheid het getuigenis van de apostel Paulus: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het Jichaam dezes doods? Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere. Het open- Jjaart zijn bezitters nooit hun hoogmoed , en ongeloof, waarin zij met de gehele .wereld verzonken liggen, alsook niet de .arglistigheid, bedriegelijkheid en dodelijkheid huns harten, noch het heihge Wezen Gods en doet hen het licht nim- , mer in Gods licht zien. Het ontsteekt nimmer in hen de heilige vlam der liefde tot God en Zijn Gezalfde, een vlam, die in de harten der Emmaüsgangers ontstoken werd, toen Christus hun de Schriften opende, hun ogen geopend werden en zij Hem kenden en zij tot elkander zeiden: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg en als Hij ons de Schriften opende? Neen, neen, nooit kan met te veel lof van het licht van Gods Koninkrijk gesproken worden; nooit dit licht te zeer en te dringend worden aangeprezen en nooit de waarde en de heerlijkheid ervan te hoog worden aangeslagen.

Zonder dat licht is er in heel de wereld geen waarachtig licht, al beelden de wereldwijzen en de waangelovigen zich het tegendeel nog zo zeer in; zou heel het .menselijk geslacht in de buitenste duitemis eeuwiglijk verzinken. O, welk een onschatbaar voorrecht, welk een onverdiende gave Gods is het, dat het waarachtige licht in Zijn Koninkrijk er is! Dit is het licht des levens, zoals de Heere het Zelf in Zijn Woord noemt, dat een iegelijk mens, die dit deelachtig mag , worden en daarin wandelt, in de zalige wegen Gods doet treden; het hcht, dat ihem de duisternis openbaart, hem de schellen van zijn ogen en het deksel van zijn hart wegneemt en ook voor hem de duisternis verdrijft; het is het licht, dat afdaalt van de Vader der lichten. , Gewis, dit licht begiftigt hem met Godsen zelfkennis, dat hij voor Gods aangezicht een schuldig, verloren, ellendig, on- en strafwaardig, ja doem- en hei­ waardig mens wordt, doet hem van alle werkheiligheid, waarin vele Protestanten met Rome hun heil zoeken, afzien en hem zijn reinigmaking en zahgheid in Christus' alleen reinigend bloed en offerande zoeken en vinden.

Indien het licht des Geestes een mens zaligend opgaat, voor zeker, het zal hem zichzelf doen verfoeien, een walg aan zichzeit en een welbehagen in de straf zijner ongerechtigheid doen verkrijgen; het zal hem met de Geest der genade en der gebeden vervullen, dat hij door de Heere met smeking en geween tot Zijn .Koninkrijk geleid zal worden. Het is alleen dit zalige licht des Heiligen Geestes. dat hem heilbegerig met honger en dorst naar Christus zal uitdrijven, hem met een heilige onrust zal vervullen, dat hij niet eerder kan rusten dan dat hij door Christus Jezus in God rust mag vinden.

Ja, het is alleen door dat licht, dat een mens lust in heiligmaking bekomt, be- ^geert Gode welbehagelijk te leven en dat , hi> met de apostel naar de inwendige , mens een vermaak in Gods wet bekomt en met hem leert: Niet dat ik het airede .gegrepen heb, of airede volmaakt ben, .maar ik jaag er naar, of ik het ook grij- , pen mocht, waartoe ik van Christus Jezus pok gegrepen ben.

Hoe heilzaam is toch dit licht, dat een mens doet kennen de enige en waarachti- .g^ God en Jezus Christus, Die Hij gezonden heeft!

Op aarde openbaart het hem de duisternis en verdrijft haar in Christus Jezus' aangezicht airede. Al is het ook, dat Gods Jcinderen hier ten dele kennen, eenmaal , a]s zij mogen - wandelen in de volle stromen van Gods licht, zullen zij er zich •eeuwig in verblijden. Ja al is het ook, (dat zij op aarde slechts ten dele kennen, zó veel kinderen alle kinderen Gods en dan toch wel omdat zij allen van ganser harte bekennen, dat in Gods Koninkrijk alleen slechts licht en leven te vinden zijn, dat daarin slechts alleen de enige wezenlijke vertroosting te bekomen is en dat daarin slechts alleen de ware schatten en rijkdommen gelegen zijn. Ach, hoe •vaak ontbreekt het hun aan geloof en igeloofslicht om dit waarlijk te geloven en te zien.

Nochtans, de ware schatten en rijkdom- •men zijn er in Gods Koninkrijk. Daarin is genade hier en heerlijkheid hiernamaals; de strijd aan deze kant van het igraf en de kroon aan de overzijde; de voorsmaken des eeuwigen levens op aar- , de en het eeuwige leven zelf in de he- •mel; de verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus Jezus, in het sterfelijke hchaam, en een eeuwig volzalig aanschouwen in een onverderfelijk en onsterfelijk Jichaam.

.Och, dat wij allen reikhalzend mochten uitzien naar de schatten van Gods Koninkrijk, welke de mot niet kan verderven en de dief niet kan stelen, schatten, , zo rijk, zo heerlijk en waardevol, dat wij er in een volgende overdenking nog eens over wensen te handelen.

.Delft * Z,

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952

De Banier | 8 Pagina's

HET KONINKRIJK GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952

De Banier | 8 Pagina's