Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONDWETSHERZIENING IN TWEEDE LEZING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONDWETSHERZIENING IN TWEEDE LEZING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Uitbreiding der Tweede Kamer

Red e van ir van D IS

Het kan de lezers bekend zijn, dat de regering met haar voorstellen tot wijziging der grondwet reeds bij de behandeling in eerste termijn, de zogenaamde eerste lezing — niet erg gelukkig is geweest. Van al haar voorstellen toch bleef er toen na de behandeling door de Tweede en Eerste Kamer slechts een tweetal over, dat in tweede lezing, dus na ontbinding der beide Kamers en na nieuwe verkiezingen, aan het oordeel der Staten-Generaal kon onderworpen worden. Deze twee voorstellen hadden betrekking op de uitbreiding der Tweede Kamer van 100 op 150 leden, en op de regeling der buitenlandse betrekkingen.

Daar de Kamer met het eerste voorstel haast wilde maken, om zo mogelijk de uitbreiding der Tweede Kamer spoedig tot stand te brengen, werd dit het eerst behandeld. In het laatst van September zal dan bij leven en welzijn het tweede voorstel behandeld worden.

Het spreekt vanzelf, dat er over het voorstel tot uitbreiding der Tweede Kamer ditmaal niet in den brede behoefde gesproken te worden. Reeds in Februari van dit jaar had de Tweede Kamer zich er genoegzaam over uitgesproken en het betreffende voorstel met 67 tegen 20 stemmen aanvaard. Namens de Staatkundig Gereformeerde fractie had Ds Zandt zich toen al voor het voorstel tot uitbreiding verklaard, opmerkende, dat deze uitbreiding, gelet op de uitbreiding der werkzaamheden, gewenst, zo niet noodzakelijk geacht werd.

De heer Van Dis, die bij de tweede lezing over dit voorstel het woord voerde, kon dus volstaan met zich hierbij aan te sluiten en te verklaren, dat van Staatkundig Gereformeerde zijde ook thans voor het voorstel zou worden gestemd, al bestonden er bezwaren tegen de mogelijkheid van stemoverdracht, welke mogelijkheid in het voorstel was opgenomen door aanneming van het amendement-Andriessen.

De Kamer kreeg zich echter bij deze tweede lezing niet alleen uit te spreken over het voorstel der regering, maar ook nog over een motie, welke door de woordvoerder van de Partij van de Arbeid, mr Donker, bij de behandeling van het regeringsvoorstel werd ingediend.

Deze motie beoogde om het de kleine partijen moeilijk te maken om bij een volgende Tweede Kamerverkiezing een zetel te verwerven, wanneer de uitbreidmg van het aantal leden der Tweede Kamer doorgang zou hebben.

Het is namelijk duidelijk, dat bij de uitbreiding met 50 procent de kiesdeler, dit is het getal, dat men verkrijgt bij deling van het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen, door het aantal Kamerleden, kleiner wordt. Voor een kleine partij zou het bij een volgende verkiezing dus gemakkehjker worden om een zetel te behalen. Om dit nu te voorkomen, diende mr Donker een motie in, welke medeondertekend was door de hpren Romme (K.V.P.), Schouten (A.R.P.), Tilanus (C.H.) en Oud (V.V.D.), en waarin de regering verzocht werd om bij de Kamer een zodanige wijziging der kieswet voor te stellen, dat bij een volgende Tweede Kamerverkiezing niet éénmaal, doch anderhalfmaal de kiesdeler nodig is om voor een Kamerzetel in aanmerking te komen. Een voorstel dus, dat veel overeenkomst vertoont met dat, hetwelk in 1935 door de A.R. minister mr de Wilde werd voorgesteld, waarin deze de eis voor driemaal de kiesdeler in de wet wilde doen opnemen om een zetel in de Kamer te kunnen verwerven. Een voorstel, dat dus nog veel verder ging en nog veel onbillijker was dan hetgeen nu door mr Donker, mede namens de andere genoemde heren, werd ingediend, omdat het niet anderhalf, maar driemaal de kiesdeler stelde bij een aantal Kamer- leden van 100. De meerderheid der Kamer heeft echter dat voorstel van mr de Wilde niet willen aanvaarden, zodat het nimmer in de wet is opgenomen.

Het was te voorzien, dat de thans door mr Donker ingediende motie een betere kans maakte. Dat bleek al uit de ondertekenaars, die tot de vijf grootste fracties behoorden. De protesten, die van Staatkundig Gereformeerde zijde en ook door de heer Welter tegen de motie werden ingebracht, mochten dan ook niet baten. De motie werd zonder hoofdelijke stemming door de Kamer aangenomen, met aantekening dat de S.G.P. en de K.N.P. (Welter) geacht wensten te worden te hebben tegengestemd. Het voorstel der regering tot uitbreiding van het aantal Kamerleden werd met 76 tegen 15 stemmen aangenomen. Na deze inleiding geven we thans de rede, welke de afgevaardigde der S.G.P. hierbij gehouden heeft. Jr van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Wanneer ik het woord gevraagd heb bij de behandeling van het onderhavige voorstel tot wijziging der Grondwet, betreft dit niet het voorstel der regering cp zich zelf. Wij hebben dienaangaande bij de eerste lezing reeds ons standpunt kenbaar gemaakt en zijn ten deze niet van standpunt veranderd, al is het, dat wij bezwaren hadden tegen de mogelijkheid van stemoverdracht, welke door de aanneming van het amendement van de geachte afgevaardigde de heer Andriesssn in dit voorstel is neergelegd. Het feit echter, dat deze mogelijkheid van stemoverdracht een zeer beperkt karakter zal dragen, en gelet ook op de verklaring, welke de regering hieromtrent in de Eerste Kamer heeft afgelegd, heeft ons doen besluiten over onze bezwaren hiertegen heen te stappen, zodat wij ook thans aan het voorstel der regering tot uitbreiding van het aantal leden der Tweede Kamer onze stem zullen geven. Anders staan wij tegenover de

motie van de heer Donker,

mede ondertekend door de heren Romme. Schouten, Tilanus en Oud, welke beoogt het daarheen te leiden, dat de kieswet zodanig zal worden gewijzigd, dat bij een volgende Kamerverkiezing anderhalf maal de kiesdeler nodig zal zijn om een zetel in deze Kamer te kunnen verwerven. Met deze motie. Mijnheer de Voorzitter, kunnen wij ons niet verenigen, omdat wij er in zien een aantasting van het systeem der evenredige vertegenwoordiging. Wij wensen hiermede niet te zeggen, dat dit systeem op zichzelf onze instemming heeft, maar wel, dat, waar dit stelsel van evenredige vertegenwoordiging in de Grondwet vastligt, het ook in de praktijk moet worden nageleefd, zolang het in de Grondwet verankerd blijft. Dit geschiedt ons inziens niet wanneer men de eis stelt, zoals deze in de motie van de heer Donker CS. vertolkt wordt. Door deze motie te aanvaarden, begeeft men zich op een weg, die tot de

grootste willekeur

kan leiden. Nu wordt door de voorstellers der motie de eis van anderhalf maal de kiesdeler gesteld, doch straks zal men daarvan evengoed 3 of 5 of meerdere malen de kiesdeler kunnen maken, gelijk de heer Joekes de 19e Maart 1935 er op heeft gewezen, dat als men eenmaal deze weg opgaat, het einde niet te zien is. Volgens een verslag in de pers van 20 Maart 1935 zei de heer Joekes:

„Spreker vreest een volgend stadium met een minimum van 5 zetels en dan kan het einde zeer wel zijn, dat er alleen nog maar fracties van 20 en meer leden mogen zijn. Tegen deze wille­ keur verzet zich de Grondwet".

Met dit oordeel van de heer Joekes, die thans lid van de Partij van de Arbeid is, zijn wij het geheel eens. Wij staan dan ook op het standpunt, dat bij het huidige kiesstelsel de eis van

éénmaal de kiesdeler

om eeq zetel te kunnen verwerven, behoort te worden gehandhaafd. Ten deze wensen wij nog te wijzen op hetgeen het vroegere Christelijk-Historische dagblad , , De Nederlander" eens schreef. In het nummer van 22 Februari 1935 stond te lezen: •

, , Een Christelijk-Historisch man, die zijn gehele leven het evenredig kiesrecht bestudeerde, en ook de buitenlandse litteratuur en wetgeving op dit gebied grondig kent, schreef ons dezer dagen: De ziêi van evenredige vertegenwoordiging ligt in de kiesdeler. Wie een stelsel brengt, waariii niet meer onvoorwaardelijk voor de kiesdeler wordt gebogen, die brengt geen evenredige vertegen woordiging".

Wij zijn voorts van oordeel, en de laatste Kamerverkiezing sterkt ons in dit oordeel, dat er reeds

genoeg remmen

in de wet zijn aangebracht om het kleine^ partijen moeilijk te maken in de Kamer een vertegenwoordiger te krijgen. Zelfs al zouden de kleine partijen, die bij do laatste verkiezing geen zetel behaalden, thans bij de nieuwe zetelverdeling bij uitbreiding der Kamer mogen meedoen, dan zou niet één van haar een zetel verkrijgen, omdat zij ook dan de kiesdeler niet behalen zouden. Bovendien doet het wel zeer vreemd aan, dat de onderhavige motie verdedigd is door een vertegenwoordiger van de Partij van de Arbeid, die zich bij uitstek democratisch noemt. De onderhavige motie is toch ons inziens

verre

van een uiting van democratie. Bovendien blijkt er uit, dat men al te zeer vergeten is, dat grote partijen eenmaal kleinere partijen zijn geweest. Ook de S.D.A.P. heeft eenmaal met één man en later met drie man in de Kamer gezeten. Wij achten het in de motie voorgestelde dan ook om de door mij in het kort genoemde redenen onaanvaardbaar en zullen er onze stem tegen uitbrengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 1952

De Banier | 8 Pagina's

GRONDWETSHERZIENING IN TWEEDE LEZING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 1952

De Banier | 8 Pagina's