Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beslissing der Eerste Kamer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beslissing der Eerste Kamer

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een artikel in het vorige nummer van De Banier hebben wij in het kort reeds iets geschreven over de beslissing, welke de Eerste Kamer in zake de uitbreiding van het aantal leden der Tweede Kamer heeft genomen.

Wij will? n daarop thans nog iets uitvoeriger terugkomen.

Deze beslissing is tegen veler verwachting in genomen.

De r.k. Tweede Kamerfractie bij voorbeeld had zo vast op de uitbreiding van het aantal Tweede Kamerleden van 100 tot 150 gerekend, dat zij in haar vergaderingen, welke aangaande de besprekingen van de vorming van een nieuw ministerie gehouden zijn, alvast die leden betrokken had, die bij de uitbreiding tot 150 leden een zetel in de Tweede Kamer bekomen zouden hebben.

Niet alleen voor deze fractie is de beslissing der Eerste Kamer een streep door de rekening, maar ook voor die partijen, die er stellig op gerekend hadden, dat de uitbreiding zo u plaats hebben en

daarmede in overeenstemming hun candidatenlijst hadden s.imengesteld, verwachtende, dat de uitbreiding een door hen gewenste vernieuwing in de Kamerfractie zou brengen.

Wat de S.G.P. betreft, in zo verre is de beslissing een grote teleurstelling voor haar, dat zij daardoor een derde afgevaardigde in de Tweede Kamer niet bekomt, terwijl zij gaarne burgemeester Kodde als haar derde afgevaardigde in de Tweede Kamer had zien komen. Voor haar Kamerfractie zou dit een niet geringe verlichting in haar werkzaamheden betekend hebben. En daarom is het dan ook zeer jammer, dat de beslissing der Eerste Kamer uitgevallen is zoals zij uitgevallen is.

Overigens zijn wij er niet van overtuigd, dat voor de grotere Kamerfracties de uitbreiding beslist noodzakelijk was. Het is onmiskenbaar waar, dat de werkzaamheden der Kamerleden in de laatste jaren zeer uitgebreid zijn en van de Kamerleden veel meer geëist wordt dan en- kele jaren geleden. Tal van vraagstukken, welke vroeger in de Tweede Kamer niet aan de orde kwamen, vragen thans de aandacht, de bestudering en bespreking van de Kamerleden, zodat in dat opzicht het wenselijke van de uitbreiding moeilijk ontkend kan worden, hetgeen nog allerminst wil zeggen, dat de uitbreiding voor de grote fracties daarom beslist noodzakelijk te achten is. Kamerfracties, die 30 leden tellen, kunnen ook thans de werkzaamheden onderling wel zo verdelen, dat zij naar behoren gemakkelijk door hen vervuld kunnen worden, zelfs is dit met fracties van 8, 9 en 10 leden nog wel te doen. Bezwaarlijker wordt het, zoals voor de hand ligt, voor kleinere fracties, doch ook zij hebben dat tot heden kunnen doen, al kostte het hun dan heel wat meer tijd, studie en inspanning als te voren. Desniettemin zal door niemand met gegronde redenen ontkend kunnen worden, dat voor kleine fracties een uitbreiding alleszins wenselijk was.

Met dat al is het verheugend, dat door de beslissing van de Eerste Kamer enkele problemen althans voorlopig van de baan zijn. Wij schrijven met nadruk voorlopig. Want het is vrij zeker, dat bij de algemene herziening van de Grondwet, die binnen vier jaar te verwachten is, de uitbreiding van het aantal Tweede Kamerleden van 100 tot 130 weder aan de orde gesteld zal worden.

Onder de problemen, waarover wij ons verheugen, dat zij althans voorlopig van de baan zijn, behoort in de eerste plaats de motie Donker, welke mede ondertekend was door de voorzitters van de Kamerfracties van de K.V.P., Prof. Romme, van de A.R.P., dr Schouten, van de C.H.U. de heer Tilanus en van de V.V.D, mr Oud, en welke alleen met de stemmen van de S.G.P., de K.N.P. en die der communisten tegen werd aangenomen. Deze motie vroeg wijziging van de kieswet, en wel in deze vorm, dat de lijst van een partij alleen voor toewijzing van een zetel in de Tweede Kamer in aanmerking zou komen, als zij anderhalf maal de kiesdeler zou hebben behaald. De indieners van de motie achtten zulks van belang, omdat zij, als de uitbreiding van het aantal Tweede Kamerleden was doorgegaan, de kiesdeler kleiner zou zijn geworden, de eenmansfracties uit de Kamer wilden weren.

Dat zulks een algehele verloochening van de democratische beginselen was, deerde de heren niet, die anders de mond vol hebben over hun democratische beginselen waarvan volgens hun zeggen alleen maar het heil voor land en volk te wachten is en die, als men hen soms hoort, hun even dierbaar schijnen te zijn als hun eigen leven.

Dat de inhoud van de motie niet alleen lijnrecht inloopt tegen de democratische beginselen, maar ook evenzeer tegen het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging, dat daarmede feitelijk om hals gebracht werd, daarover hebben de indieners en voorstemmers van de motie zich ook al niet bekommerd.

De grote partijen hebben met hun indienen van en stemmen voor de motie weer blijk gegeven, dat zij wonderwel de kunst verstaan om hun eigen belangen te dienen, gelijk zij daar gedurig blijk van gegeven hebben, onder meer, toen zij de toewijzing van de overschotzetels in hun voordeel bij de wet wisten te regelen.

Tenslotte willen wij aangaande de beslissing van de Eerste Kamer nog dit opmerken, dat zij wel iets heel vreemds in zich heeft. Het ging in deze in de diepste grond over de werkwijze der Tweede Kamer, waar de Eerste Kamer geheel buiten staat. In de Tweede Kamer was de veranderde werkwijze met 76 stemmen aangenomen, verreweg de meeste van die voorstemmers achtten een betere werkwijze noodzakelijk, anderen van hen wenselijk, van oordeel als zij waren, dat deze verkregen kon en zou worden door uitbreiding van het aantal Kamerleden .... en ziet, de Eerste Kamer, die deze aangelegenheid stellig minder bevoegd kon beoordelen dan de Tweede, verwerpt, hoewel zij met de werkwijze van de Tweede Kamer als zodanig niets uitstaande heeft, het wetsvoorstel der regering, welke met de overgrote meerderheid der Tweede Kamerleden van gevoelen was, dat de Tweede Kamer betei en nuttiger haar werk zou kunnen verrichten, indien het aantal harer leden van 100 tot 130 werd uitgebreid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 1952

De Banier | 8 Pagina's

De beslissing der Eerste Kamer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 1952

De Banier | 8 Pagina's