Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TWEEDE KAMER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TWEEDE KAMER

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als dit nummer van De Banier onder de ogen der lezers gekomen zal zijn, heeft de opening van de Staten-Generaal door Hare Majesteit de Koningin alreeds weder plaats gevonden; dan zal de door Haar uitgespitoken Troonrede alweder voor een ieder verkrijgbaar zijn. Wat die Troonrede in zal houden, daar valt in velerlei opzicht niets met enige zekerheid van te zeggen. Eén ding valt er echter wel met alle zekerheid van te zeggen, en wel dit, dat zij niet op Gods Woord en wet gegrond zal zijn. Het ministerie toch, dat de Troonrede opstelt en de Koningin doet voorlezen, is niet zo samengesteld, dat men daaruit zou mogen verwachten, dat het Gods Woord en wet tot regel en richtsnoer van zijn beleid gekozen heeft.

Het ministeriële college, dat thans geheel samengesteld is, bestaat uit vogels van verschillende pluimage. Het betekent in deze zeer veel, dat het staat onder de leiding van de socialistische minister-president dr Drees. Geheel samengesteld, zo schreven wij. Inmiddels is toch de zestiende minister ook benoemd, niet als minister van Bin- Vnenlandse Zaken, maar als minister van Maatschappehjk Werk. Het is het oude Tweede Kamerlid, de heer mr F. J. F. van Thiel, dat in 1948 als zodanig gekozen werd, maar bij de laatste Tweede Kamerverkiezing niet in de Kamer terugkeerde. Hij is een r.k. industrieel uit Helmond en zal nu het departement voor Maatschappelijk Werk te beheren krijgen.

Krachtens een Koninklijk Besluit worden de dienst maatschappelijke zorg van het departement van Binnenlandse Zaken, de afdeling sociale bijstand en maatschappelijk opbouwwerk van het departement van Sociale Zaksn en de afdeling sociale en ambtenaarzaken van het departement van Uniezaken aan de zorgen van het nieuwe — nu gestichte — departement van Maatschappelijk Werk toebetrouwd, terwijl de rijksdienst voor de uitvoering van werken (D.U.W.) van het departement van Wederopbouw en Volkshuisvesting naar het departement van Sociale Zaken overgaat. Zo is dan nu het uit 16 ministers be- taande kabinet compleet, waarin professor Beel als vice-minister-president fungeert en als minister van Binnenlandse Zaken optreedt. Dit kabinet zal nu op Dinsdag 16 September bij de opening van de Staten-Generaal voor het eerst voor de Kamers verschijnen.

Dan wordt de Rijksbegroting voor 1953 meteen ingediend. Deze begroting is door de lange duur van de minister-crisis niet samengesteld door de huidige niinisters, maar is van te voren al opgesteld.

De nu fungerende ministers kunnen in de loop van het jaar hun speciale wensen oi vcorstellen later bij de Kamers indienen.

Het laat zich aanzien, dat het voor de Kamerleden een zeer drukke zittingsperiode zal worden en ook voor de S.G.P.­ Kamerleden een moeilijke periode, waarin zij tegen veel, dat van regeringswege wordt voorgesteld, in verzet zullen moeten komen.

Het is toch te verwachten, dat dit kabinet ons nog verder zal voeren op de weg van het verderfelijke internationalisme, dat Nederland door het verlies van Indië al zulk een enorme schade berokkend heeft. Het internationalisme heeft toch de liefde van het hart van dit ministerie en van zo vele Kamerleden, getuige hèt lidmaatschap van Nederland, eerst van de Volkenbond en nu weer dat van de Oiganisatie der Verenigde Naties, waartegen alleen de Kamerleden van de S.G.P. zich gekeerd en geduirg hun stem verheven hebben.

Dit internationalisme openbaart zich thans in het streven naar een verenigd Europa, in het dusgenaamde federalisme.

Op het ogenblik dat wij dit schrijven, hebben de ministers van Buitenlandse Zaken der zes aan 't plan Schuman deelnemende landen te Luxemburg in beginsel een Frans-Italiaans voorstel aangenomen, dat de opstelling van een Europese grondwet beoogt, waarbij een politieke autoriteit voor de Verenigde Staten van Europa in het leven geroepen zal worden.

Dat deze grondwet niet naar den Woorde Gods zal zijn, staat te verwachten. Daarom moet zij dan ook in dat geval ten scherpste veroordeeld worden. Dat zij — zoals het zich thans laat aanzien — een grote inbreuk op de souvereiniteit van Nederland zal maken, is eveneens zeer waarschijnlijk. Zij kan er stellig het hare toe bijdragen, dat Nederland nog al verder dan het al afgetrokken is, zal afgetrokken worden van het hechte fundament, waarop onze Gereformeerde voorouders ons gemenebest overeenkomstig het oude artikel 36 der Nederlandse Gereformeerde gelooSbelijdenis eertijds gebouwd hebben en dat het grote verval onder ons volk nog ernstig zal toenemen. Daar komt nog bij, dat Italië, Frankrijk, West-Duitsland, België en Luxemburg, die gezamenlijk met de Nederlandse minister Beyen deze grondwet saiUen ontwerpen, allen van r.k. huize zijn. Komt nu deze grondwet in de loop van de vier jaren der Kamerzitting in de Kamer in behandeling, dan is te duchten, dat verreweg de meeste Kamerleden daarmede hun instemming zullen betuigen. Mogelijk dat de communistische Kamerleden, omdat de Sovjet-Unie er niet bij betrokken is, er tegen zullen zijn, maar overigens gelet op de grote liefde voor het internationalisme, zoals die zich ook bij de A.R. en de C.H. voordoet, dan zullen de Staatkundig Gereformeerde Kamerleden in hun verzet tegen die grondwet in de hoogst moeilijke positie komen te verkeren, dat zij daarbij weder geheel alleen staan.

Dit zal niet anders kunnen, want van een grondwet, die met miskenning van Gods geopenbaarde Woord is samengesteld, valt toch niet anders dan een groot onheil voor ons volk te wachten. Een ander onderwerp, dat stellig in de loop van de vierjarige zittingsperiode in de Kamer ter sprake zal komen, mogelijk al wel in de eerste zittingsperiode, is de vorming van het Europese leger. Bij die vorming raken wij een hoogst moeilijk probleem aan.

Tegenover^et Russische imperialisme, tegen de zucht van de Sovjet-Unie om zj mogelijk alle Europese landen, en kon het zijn heel de wereld onder het juk van het communisme te brengen, is stellig verweer geboden. Verdedigingsmaatregelen daartegen zijn niet alleen wenselijk, maar zelfs noodzakelijk. Doch dit mag en kan niet ten kotse gaan van Nederlands souvereiniteit, ten koste van duizenden en duizenden levens van Nederlandse mannen en jongens. En dit gevaar dreigt.

Frankrijk is er op uit, en wordt daarin door sommige vooraanstaande Amerikanen gesteund, om zulk een verdediging in Europa op de been te brengen, waarbij Frankrijk verdedigd zal worden en andere Europese landen, ook Nederland, onverdedigd bij een mogelijk Russische aanval gelaten zal worden. Voor zulk een verdediging kan en mag Nederland zich nooit ofte nimmer laten vinden.

Daarenboven bestaat er grote kans, dat Nederlandse soldaten onder commando van een buitenlandse opperbevelhebber geplaatst zullen worden. Is dat het geval, dan is het verre van denkbeeldig, dat het er weder toe zal gaan als in de tweede wereldoorlog, waarin Nederland er goed voor was om zijn vloot in de Indische wateren op te offeren, maar het na het beëindigen van de oorlog in zake de Indische kwestie voor al zijn gebrachte offers van de grote mogendheden stank voor dank ontving.

Nederland brengt nu al door het geweldige bedrag van anderhalf milliard gulden, dat het voor zijn strijdkrachten op de begroting heeft uitgetrokken, en door de langdurige dienstplicht van zijn manschappen zulke zware offers, dat het er recht op heeft, dat zijn souvereiniteit onvoorwaardelijk geëerbiedigd zal worden en dat er nu en in en na een mogelijke oorlog terdege met zijn belangen rekening gehouden zal worden. Hierbij komen dan nog de speciaal binnenlandse aangelegenheden, welke dit huidige ministerie te behartigen zal hebben.

En dan vrezen wij niet zonder reden, gelet op de samenstelling van het kabinet, dat het weder een koers zal uitgaan, die waarlijk niet in 's lands 'belang is. Het is te duchten, dat dit ministerie ons nog al verder op de weg van het staatssocialisme zal voeren, waarbij het particuliere initiatief nog meer in de boeien van de staat geslagen zal worden en het bedrijfsleven het nog al moeilijker zal krijgen.

Ook is moeilijk aan te nemen, ook al gezien de rede, welke het socialistische Kamerlid Hofstra in de vergadering van het Nederlandse Verbond van Vakverenigingen te Scheveningen hield, dat de zo zwaar op ons volk drukkende belastingen en lasten door dit kabinet naar behoren verlicht zullen worden. Integendeel.

Er zijn tekenen, die er op wijzen, dat het reeds zo dure leven onder dit kabinet nog al duurder zal worden, hetgeen nu al voor zo vele landgenoten een ontzettende bezoeking is, maar dit nog meer zal worden, als de opinie van de socialistische minister Mansholt bewaarheid zal worden, dat het aantal werklozen in de komende winter 200.000 zal bedragen.

Bedenkt men daar nog bij, dat Nederlands bevolking snel aanwast en op grote schaal is toegenomen, dan zal dit ministerie voor heel moeilijk op te lossen problemen kunnen komen te staan en dan zal ook de verantwoordelijkheid der Kamerleden waarlijk geen geringe zijn, ook die der S.G.P.-Kamerleden niet. Hun positie is toch al zo moeilijlc, waar zij steeds maar tegen de stroom hebben op te roeien en daarbij vrijwel altijd alleen staan.

Tegen de stroom hebben zij in het verleden mogen oproeien en zullen zij in de toekomst ook weder op te roeien hebben. Dit kabinet toch — het valt met een aan alle zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te zeggen — zal evenals zijn voorgangers voortgaan met zijn subsidies voor sport en spel, opera en comedie, en zich er ook afkerig van betonen om ons volk terug te roepen tot de onderhouding van Gods geboden.

De droeve aanblik, welke ons land ons geeft te aanschouwen, waarin het bij een gapende afgrond, onder zulke geduchte oordelen Gods, feest op feest, kermisvermaak op kermisvermaak is, zal, vrezen wij, ook in de toekomst te zien zijn. Arm Nederland, daarom zo arm omdat het God de rug heeft toegekeerd, zal, naar het zich laat aanzieii, ook onder dit kabinet zijn droevig aanzien behouden. Mogelijk dat er straks in de Troonrede te lezen staat, dat het ministerie de Christelijke grondslagen van ons volksleven wenst te handhaven.

Doch dit is al in zo vele Troonredes verklaard. Deze verklaring was in de Troonredes schering en inslag onder de dusgenaamde Christelijke coalitie-regeringen. Dit heeft echter niet verhinderd, dat er onder die regeringen extra-treinen op des Heeren dag naar de kermis van Deventer en andere publieke vermakelijkheden gereden hebben en dat ons volk steeds dieper wegzonk in de verachting van de levende God en Diens inzettingen.

Wat is zulk een verklaring dan ook gemeenlijk anders dan een schone tirade, waartegen alle werkelijkheid vloekt? Wat anders dan een fraaie leuze, die ten enenmale door de praktijk wordt verloochend?

Bovendien, van hoe geringe betekenis is zij. Mr Groen van Prinsterer heeft zeer naar waarheid reeds opgemerkt, dat naar mate het woord „christelijk" in zwang kwam, hoe lailger hoe minder naar de Christus der Schriften gevraagd en hoe langer hoe minder naar Zijn geboden en woorden geleefd werd. Dit is onqjiskenbaar waar. Hoe toch is zijn woord: , , Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien", in verachting en vergetelheid!

Maar al te vaak wordt het in onze jammervolle dagen geheel over het hoofd gezien, dat men om mens te zijn geboren moet worden, en dat men om christen te zijn wederom geboren moet worden.

Het predicaat „christelijk" dient thans maar al te zeer om er allerlei beslist anti-Christelijke praktijken mede te dekken.

Bezien wij onze droeve tijdgeest en nemen wij de te verwachten aanstaande gang van zaken in de Tweede Kamer in ogenschouw, dan gaan de Kamerleden der S.G.P. een hoogst moeilijke zittingsperiode tegemoet.

Zij zijn van nature evenzeer als al de andere mensen onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, van zichzelf evenzeer gevallen schepselen gelijk al de anderen, en hebben derhalve bij al hun werkzaamheden Gods voorkomende, inwerkende, blijvende en achtervolgende genade van node. Dat daarom een iegelijk, die de Geest der genade en der gebeden ontvangen heeft, hen aan de troon der genade moge gedenken, want in hen is evenmin als in Josaphat kracht tegen zulk een menigte van tegenstanders.

De Heere moge daarom hun harten en ogen richten op Hem, van Wie het volk zijn sterkte heeft en Die in zwakheid verheerlijkt wordt, en degenen, die in zichzelf machteloos en krachteloos zijn, de krachten vermenigvuldigt. Hij make hen bekwaam en getrouw om ook in de hoge Vergaderzaal des lands voor Zijn Naam en zaak uit te komen, ook al is daarbij nog zo veel tegen hen, en ook al zijn de omstandigheden, waaronder zij in de Kamer verkeren, nog zo moeilijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1952

De Banier | 8 Pagina's

TWEEDE KAMER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1952

De Banier | 8 Pagina's