Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jeugd

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

cm.

Kuiperijen tegen Chrysostomus. Theophüus en Epiphanius.

Er werd in het voorafgaande reeds op gewezen, dat Chrysostomus onder de groten des rijks vele vijanden had. Onder hen waren hovelingen en hofdames, wier verkeerdheden hij bestraft had. Er waren ook wereldsgezinde bisschoppen onder, die zich of door zijn strafpredikaties beledigd gevoelden, of met afgunst jegens hem vervuld waren. Ook waren er onder de lagere geestelijkheid en onder de monniken, die er destijds al waren, vijanden van Chrysostomus, omdat diens ernst en gestrengheid hun mishaagde. Al deze vijanden hadden zich langzamerhand aaneengesloten en wachtten op een gunstige gelegenheid om de door hen zo zeer gehate bisschop ten val te brengen. Weldra zou deze gelegenheid zich voordoen.

Chrysostomus had namelijk aan een aantal monniken, die er van beschuldigd werden dat zij de leer van Origenes voorstonden en deswege bij de bisschop van Alexandrië, Theophilus geheten, in ongenade waren geraakt, een verblijfplaats in Constantinopel aangewezen en hun toegezegd, dat hij te hunnen gunste zich niet Theophilus in verbinding zou stellen om zo mogelijk het geschil bij te leggen. Chrysostomus richtte zich daartoe met een hartelijke brief tot de zoeven genoemde bisschop, waarin hij dringend verzocht, hem, als zijn zoon en

broeder, het genoegen aan te doen zich met de monniken te verzoenen. Deze brief had echter een geheel verkeerde uitwerking. In plaats van Chrysostomus' verzoek in te willigen, zond Theophilus enige monniken, die gewoon Vi'aren als blinde werktuigen hem op zijn wenken te bedienen, naar Constantinopel, om daar een schriftelijke beschuldiging tegen de door hem vervolgde monniken in te brengen.

Het gevolg was, dat deze monniken nu zelf een reeks van beschuldigingen tegen Theophilus bij Chrysostomus inbrachten. Deze stelde Theophilus hiervan in kennis en vroeg hem tevens wat er naar zijn oordeel gedaan moest worden, daar de monniken te kennen hadden gegeven, dat zij zich zó nodig tot het keizerlijke hof zouden wenden.

Inmiddels hadden Chrysostomus' vijanden niet stil gezeten. Ze hadden aan Theophüus doen weten, dat de monniken, die door hem van de kerkelijke gemeenschap uitgesloten waren, door Chrysostomus weer tot de gemeenschap des Avondmaals waren toegelaten. Dit bericht, dat geheel op leugen berustte, had de door de vijanden gewenste uitwerking! Theophylus diende Chrysostomus op hoge toon van antwoord, zeggende, dat hij zelf diende te weten, dat hij ingevolge de kerkelijke wetten niet het recht had zich in de aangelegenheden van een vreemde kerkgemeente te mengen.

Nadat Chrysostomus nog een laatste, doch vruchteloze poging had gedaan, om de beide partijen met elkaar te verzoenen, onttrok hij zich geheel en al aan deze zaak. Hij zou er echter tegen wil en dank weder in betrokken worden. De verdrukte monniken wendden zich namelijk tot keizer Eudoxia, toen deze de kerk binnenkwam. Zij wierpen zich voor baar neder en overhandigden haai een schriftelijke rechtvaardiging tegen de beschuldigingen van de Alexandrijnse monniken, die ze voor lasteraars verklaarden, benevens esn aanklacht tegen bisschop Theophilus. Voorts verzochten zij de keizerin, dat er onder voorzittersschap van Chrysostomus een rechtbank zou bijeen geroepen worden om de zaak te onderzoeken.

De keizerin bewilligde in dit verzoek. Ze wist de keizer te bewegen tot het uitvaardigen van 'n bevelschrift aan Theophilus, waarin deze gelast werd voor de rechtbank te verschijnen, die onder voorzitterschap van Chrysostomus te Constantinopel zou saamgeroepen worden. En voorts werd aan de monniken, die door Theophilus gezonden waren, te kennen gegeven, dat zij de waarheid hunner beschuldigingen bewijzen moesten. Bleven zij daartoe in gebreke, dan zouden op hen de straffen van valse aanklagers worden toegepast. Het bevelschrift aan Theophilus, die toch al afgunstig was op de begaafdheid van Chrysostomus, deed bij hem de oude haat opnieuw ontbranden. Zijn doel werd nu om Chrysostomus ten val te brengen. Het eerste wat hem daartoe te doen stond, was de zaak op de lange baan te schuiven. Middelerwijl kon hij zich dan in verbinding stellen met de talrijke en machtige vijanden, die Chrysostomus te Constantinopel had en die reeds vruchteloos te Antiochië nasporingen hadden gedaan of er geen reden te vinden was om een beschuldiging tegen hem in te brengen. Hierdoor en door zijn kuiperijen aan het hof, trachtte Theophilus het zo ver te brengen, dat hij niet als beschuldigde, maar als rechter te Constantinopel kon verschijnen. Daar nu de twistgeschillen over de leer van Origenes hem in de allereerste plaats als middel moesten dienen om de verdere ontwikkeling van zijn plan voor te be­ reiden, stelde hij zich in verbinding met Epiphanius, de bisschop van Cyprus, met wie hij vroeger, toen hij zelf met de partij van Origenes in betrekking stond, in vijandschap had geleefd. Met deze Epiphanius verbond hij zich nu om gezamenlijk te bewerken, dat alle leerstellingen en geschriften van Origenes door de kerk veroordeeld zouden worden. Ter bereiking van dit doel riep Epiphanius in het jaar 402 een kerkvergadering bijeen van de bisschoppen van het eiland C^fprus. Toen het gelukt was om door deze vergadering het verlangde doemvonnis te laten uitspreken, begaf Epiphanius zich met de leden der synode naar Constantinopel, alwaar, volgens zijn afspraak met Theophilus, bisschoppen uit verschillende oorden zouden samenkomen om verenigd de ketterijen van Origenes uit te roeien en daarlsij Chrysostomus als voorstander van de leer van Origenes te brandmerken en hem deswege te doen afzetten. Zodra Epiphanius te Constantinopel aangekomen was, nam hij tegenover Clirysostomus een vijandige houding aan. Hij begaf zich naar de Johanneskerk, dicht bij Constantinopel, en zonder daartoe door Chrysostomus uitgenodigd te zijn, hield hij in deze kerk een godsdienstoefening. Zelfs wijdde hij in deze voor hem vreemde gemeente iemand tot het ambt van diaken.

Desniettegenstaande bood Chrysostomus hem een verblijf aan in zijn woning. Epiphanius weigerden echter daaraan gevolg te geven, tenzij Chrysostomus over de leringen en geschriften van Origenes het doemvonnis uitsprak en de monniken aan hun lot overliet. Hoewel Chrysostomus het lang niet in alles met Origenes eens v^^as, meende hij toch aan de door Epiphanius gestelde eis niet te moeten voldoen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1952

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1952

De Banier | 8 Pagina's