Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een kort maar veel betekenend antwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kort maar veel betekenend antwoord

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

op een liefelijke, maar toch zo hartontdekkende vraag

]ezus dan zeide tót hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen! Joh. 21 : 5

II. Eii denk nu eens terug aan de discipelen. Zij hadden drie jaren met de Heere Jezus verkeerd. Zij hadden drie jaren onder Zijn prediking mogen zitten. In Zijn onmiddellijke tegenwoordigheid zich mojen bevinden. De Bruidegom was al die tijd bij hen geweest. En daarna was de Bruidegom van hen weggenomen. Toen hadden zij getreurd, gevast en geweend. Hij was teruggekomen en zij hadden Hem in Zijn aanvankelijke verheerlijking aanschouwd. Petrus had Hem zelfs drie malen reeds mogen ontmoeten. Thomas, die daar ook op die zee was, had Christus mogen , , mijnen". En toch, het was weer zo donker. Weev maar vissen aan een verkeerde kant. „Zonder Mij", heeft Christus Zelf gezegd, „kunt gij niets doen". Maar zonder Christus zal ons ook niets gelukken. Met al ons doen en laten moeten wij maar steeds in de dood terecht komen. Het is voor ons vlees en bloed pijnhjk en smartelijk, maar het is toch de enige weg, zal Christus in Zijn volbrachte werk waardij voor onze ziel bekomen, noodzakelijk en dierbaar worden.

Achteraf zullen wij verstaan waarom wij il eigen kracht nooit wat vangen zullen. De Heere Jezus wist waar Zijn discipelen £ch bevonden. O, Hij weet ons adres. Hij weet onze omstandigheden, volk des Heeren, en op Zijn tijd bezoekt Hij ons.

God is recht, dus zal Hij door Onderwijzing hen, die dwalen. Brengen in het rechte spoor. Psalm 25 ; 4 •

In de morgenstond stond Jezus op de oever, doch zij wisten niet, dat Jezus het was. En dan drie jaren met Hem omgegaan? Dan nog zo kort geleden Hem enkele malen persoonlijk gezien? Ja, inderdaad, en toch.... kennen zij Hem niet. Al staat Hij nog zo dicht bij ons. Hij moet Zichzelf openbaren en ons verlichten door Zijn Geest om Hem te kennen. Het is een weldaad, dat Hij beloofd heeft aan al Zijn volk: „En Ik zal Mijzelf aan hen openbaren." Anders zouden zij Hem nooit kennen.

En die nu voor hen op het ogenblik Onbekende richt tot die afgetobde en moedeloze discipelen de vraag: , , Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? " Het was wel een liefelijke, maar tevens ook zo hartondekkende vraag. Het was uit liefde, omdat Hij wist wat esn vergeefse arbeid zij hadden verricht, maar ook tevens zo hartondekkend. Het was aan de ene zijde om hen in de gelegenheid te stellen hun hart eens te luchten, doch ook aan de andere zijde om eens eerlijk uit hun mond te horen wat het resultaat was van al hun zwoegen, die laatste nacht. Christus wist op de volmaaktste wijze, omdat Hij ook de alwetende Gods is, hoe het er bij stond. Hij wilde hun hart uithalen. Hij wist en Hij weet hoe ellendig, hoe arm, hoe teleurgesteld zij waren. En dan de vraag zelf.

Hij vraagt niet of zij brood hadden. O neen. Want Hij, Die daar stond, was het Brood des levens, dat uit de hemel was nedergedaald, en dat de wereld het leven geeft. Dat zij Hem misten, wist Hij. Hij vroeg niet of zij geld hadden. Neen, dat kon Hij ook wel begrijpen, want zij waren van armoede naar Galilea vertrokken, en Hemzelf, Die de schat en de rijkdom van Zijn volk is, misten ze op dat ogenblik ook. Hij vroeg of zij toespijs hadden. Uitwendig en letterlijk was dat een zeer natuurlijke vraag. Met het woord „toespijs" werd gemeenlijk op vis, een lievelingsgerecht bij het brood, gedoeld. En het naderende .schip moest de vreemdeling doen vermoeden, dat de vissers van dit soort , , toespijs" overvloed aan boord hadden en dat zij voor hem wel iets zouden over hebben.

Maar wij weten het, dat de Heere Jezus die vraag niet gedaan heeft om iets van Zijn discipelen te ontvangen. Och neen. Hij is alles en in allen voor Zijn volk. Hij is niet gekornen om van Zijn volk gedi? nd te worden, maar om hen Zelf te dienen. Niet opdat wij Hem rijk zouden m.aken kwam Hij in de wereld, maar opdat Hij door Zijn armoede ons rijk zou maken. Straks zal Hij hun daar wel 'de blijken en bewijzen van geven. Dat de Heere Jezus die vraag deed, daar hebben de discipelen geen flauw vermoeden van gehad. En toch, de bedoeling van de Heere Jezus is, dat zij hun armoede voor Hem 'open en bloot zullen leggen. O, dat klinkt zo lieflijk in de oren van de Heere Jezus, wanneer Zijn volk het eerlijk bekent hoe zij uitgekomen zijn met al hun arbeid. Maar laten wij niet vergeten dat er wat aan vooraf gaat eer wij tot zulk een belijdenis komen. Het is onze natuur eigen om onze armoede maar te bedekken.

Ja, God Zelf moet ons maar eerlijk en oprecht maken, anders is het maar: Bedrog en onrecht spreekt zijn mond. In ons preken, in ons bidden, in ons praten. O geliefden, het moet maar eens op de weegschaal van het Goddelijke heiligdom komen, dan schrikken wij van onszelf. Niet de genade, maar de vreze Gods bewaart ons van te zondigen tegen de Heere. Dat droeve beginsel: „Gij zult als God zijn", zit er toch wel zo diep in. Het is zo geheel tegen onze natuur om niets te wezen en niets te hebben. Het antwoord, dat de discipelen gaven, was kort. Korter kon het niet. Het is wel hard gevallen voor de discipelen om op die vraag dat antwoord te moeten geven. Maar ja, zij konden niet anders. Zij zijn toch kinderen, die niet liegen zullen. De Heere maakt Zijn volk oprecht. Neen, het is er de Heere Jezus niet om te doen om te horen hoe rijk zij zijn, maar Hij dwingt Zijn volk om hun armoede voor Hem open te leggen. Hij hoort zo gaarne, dat het hun aan alles ontbreekt, want dan staat Hij klaar om die armen met goederen te vervullen, om Zichzelf aan hen weg te schenken. Het was ook een veelbetekenend antwoord.

Drie jaar, en twee jaar, en een jaar geleden, toen hadden zij nog wel wat, maar nu zijn zij zo ver gevorderd, dat zij niets meer hebben. Nu moeten zij alles krijgen. Nu moeten zij uit genade zalig worden. O, wat een diepe vernedering voor de hoogmoedige mens. Maar toch, dat is de enige weg, zal Christus Zich in Zijn volle algenoegzaamheid aan hen kunnen openbaren. Uit de werken der wet zal geen vlees voor God gerechtvaardigd worden.

En nu moet Christus sterven, maar Zich ook voor een tijd verbergen om hen alles te doen verliezen en Hem alleen te gewinnen. O, gelukkige zielen, die niets meer hebben. God zal hen helpen bij het aanbreken van de morgenstond. Gij allen, die er vreemdeling van zijt, dat ge uw armoede toch eens leerdet zien. In het Paradijs zijn wij alles verloren, en zal het wel zijn voor tijd en voor eeuwigheid, dan zullen wij terug moeten krijgen, hetgeen wij verloren hebben.

Wij moeten met God verzoend en bevredigd worden door de dood Zijns Zoons; gewassen worden in het bloed des Lams. Gods beeld terug ontvangen en in de gemeenschap met God hersteld worden. Doch bedenk, mijn medereiziger naar de eeuwigheid, dat wij evenals de discipelen geroepen moeten worden met een heilige roeping. Dat wij in onderhandeling met Christus moeten komen. In de weg, die de Heere met de discipelen gehouden heeft, ligt de weg, die de Heere met al Zijn volk houdt. Christus heeft eens tot Zijn discipelen gezegd: Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren. En dat is ook persoonlijk zo met allen, die hier in de tijd van Gods welbehagen geroepen worden uit de dood tot het leven. En wanneer het gemis 'van God en het gemis van Christus nooit door Gods Geest ontdekt is, dan kan er ook nooit betrekking zijn op de vervulling van dat gemis. De levendmaking door God de Heilige Geest is ons vóór alle dingen van node. En al die kleine parelen, die «'ij hebben opgezameld en waaraan wij zo krampachtig vasthouden, moeten wij leren verkopen voor die Parel van grote waarde. Alles schade en drek achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus. Uit ons werk gezet, om in het werk van Christus te worden ingezet en daarin alleen te rusten met ons ganse hart.

Er zijn mensen, die zeggen, dat zij bekeerd zijn, maar zij hebben nog nooit armoede leren kennen. Zij zijn rijk en verrijkt en hebben geens dings gebrek. O, die gewaande rijkdom zal wegvallen. Soms al in dit leven, maar zeker in de ure des doods. En dan met lege handen te staan, dat zal verschrikkelijk zijn. God ontdekke u nog eer het voor eeuv, ig te laat zal zijn. Wanneer we nooit iets missen, doch altijd maar volop hebben, dan zal Christus nooit v.'aarde voor ons hebben.

Er i^ een volk, waaraan God alles gaat ontnemen. Wees er maar niet te bedroefd over, want het is de weg, waarin gij alles zult vinden wat tot het levsn en tot de godzahgheid nodig is. En volk des Heeren, in de stand van het leven der heiligmaking zal uw gemis groter zijn dan uw bezit. Wij moeten wat teleurstellingen opdoen en uitgeledigd op de aarde zitten, opdat Christus het één en het al voor onze ziel zal worden. En door de diepste armoede gaat het met al Gods kinderen tot de grootste rijkdom. Alle gemis zal in de hemel eeuwig vervuld worden. WaVineer gij verzadigd zult worden met Gods beeld en God zal zijn alles en dat in allen. Dan zal het werkverbond voor eeuwig wegvallen en het genadeverbond in zijn volle heerlijkheid voor u schitteren. Amen.

Gr.R. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's

Een kort maar veel betekenend antwoord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's