Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

HAAR PROGRAM (no. 100)

•AHikel 9

Dat het ontwerp van 1905 onder het ministerie Kuyper niet berustte op liefde tot de arbeider, niet uit het beginsel der Christelijke barmhartigheid was voortgesproten, zal elke onbevooroordeelde lezer van het artikel in het vorige nummer van De Banier hebben moeten erkennen.

Dit ging blijkens de Memorie van Toelichting van een geheel ander beginsel uit. Daarin werd toch in paragraaf 2 verklaard:

„Het volksgeheel heeft er belang bij, dat de arbeider, die niet langer door arbeid in zijn onderhoud kan voorzien, aanspraak op een rente heeft, omdat hij anders ten laste van anderen zou komen, aan dat belang ontleent de wetgever het recht om dwingend op te treden en de arbeider te verplichten om zich 'n rente te verzekeren voor dat geval". Op dat standpunt plaatst zich met enig verschil ook het ontwerp betreffende ouderdomsverzekering, dat op de 16e October 1907 werd ingediend, dat op dit punt in zijn motivering ietwat afwijkt van de motivering van het ontwerp van het kabinet Kuyper, in zo verre, dat, hoewel in dat ontwerp ook het algemeen belang tot de eigenlijke rechtsgrond van het ontwerp gesteld wordt, het ontwerp van 1907 meer bepaaldelijk bij de Staten-Generaal voorgesteld en ingediend is als een middel tot ontlasting van de weinig vermogende verwanten of van de kassen van bijzondere of openbare armenverzorging. Het ontwerp Kuyper beoogde het belang van het volksgeheel, het ontwerp van 1907 deed dit stelhg ook, maar beoogde daarmede meer bepaaldelijk weinig vermogende verwanten, of bijzondere of openbare armenverzorging te ontlasten.

Ill beide ontwerpen ontbrak de erkenning, dat de overheid als dienaresse Gods de zuivere Liefde heeft te betrachten en te bevorderen, zoals de overheid in de gouden eeuw zulks had gedaan, waar zij een door God ingestelde instelling als de diaconie rijkelijk de behulpzame hand bood.

lu beide ontwerpen toch werd de verzekeringsdwang ter hand genomen en aangeprezen, het ene als een middel tot ontlasting van het volksgeheel, en het andere ook het algemeen volksbelang beoogd, en dat door weinig vermogende verwanten of ook bijzondere of openbare armenverzorging te ontlasten. Daarbij werd schromelijk geweld gedaan aan de betrachting van barmhartigheid en van de ongeveinsde liefde. Dwangverzekering werd daarvoor in de plaats gesteld en trof daarmede de betrachting der liefdevolle milddadigheid feitelijk in haar hart. En dit toch kan men, zich naar Gods Woord richtende, niet als een luttele zaak beschouwen. De ongeveinsde liefde is uit God Zelt afkomstig en de betrachting daarvan wordt overheid en > onderdaan van Gods wege bevolen. Zij wordt in Gods Woord zo hoog aangeslagen, dat de Heilige Geest bij monde' van de apostel schreef:

„Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden. En al ware het, dat ik de gave der profetie had en wist alle verborgenheden en al de wetenschap, en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het dat ik mijn lichaam overgaf , opdat ik verbrand zoude worden, en had de liefde niet, zo zoude het mij geen nuttigheid geven".

Nu fevfen de voorstanders van de dwangverzekeringswetgeving aan die ^vetgeving wel een heel schone schijn. Zij stellen de dwangverzekering soms zelfs als iets christelijks voor, haar verdedigende met beroep op Galaten 6 : 2, waar ons beschreven staat:

„Draagt elkanders lasten en vervult alzo de wet van Christus".

Doch als men alzo doet, schendt men het heilig karakter van Gods Woord, doet men het een schrikbarend geweld aan, het misbruikende om een kwade praktijk goed te praten, een onchristelijk bedrijf als christelijk voor te stellen, daar het toch buiten kijf staat, dat een door staatsdwang voor dwangverzekering afgeperste verplichting geen betrachting van ongeveinsde liefde is. Een van staatswege afgedwongen gave is heel en heel wat anders dan een gift uit liefde gegeven, welke uit van God ondervonden liefde, uit wederliefde gegeven wordt.

Niet op zulk een gave, die de mens als het ware met het mes op de keel door de staat afgeperst is, heeft Christus hef oog als Hij sprak: , , En zo wie één van deze kleinen te drinken geeft alleenlijk een beker koud water in de naam eens discipels, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen".

Men geve er wel ter dege acht op, dat hier niet door Christus als een gift der liefde erkend wordt wat door staatsdwang als gift (neen niet als gift, maar als een afgedwongen geldelijk bedrag) gegeven wordt, maar alleenlijk die gave, welke in de naam eens discipels gegeven wordt.

Werd, zoals sommigen ons diets willen maken, het bedrag, dat men door dwangverzekering gedwongen gegeven heeft, als een gift der ongeveinsde liefde aangemerkt, hoe velen zouden dan in Nederland de zaligheid beërven! Doch het geval ligt geheel anders, zoals Matth. 25 : 34—46 ons leren, waar ons beschreven staat:

Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand zijn: „Komt gij gezegenden Mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.

Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd. Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt-Mij bezocht. Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen. ^ Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongeiig gezien en gespijzigd? Of dorstig, en te drinken gegeven?

En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd? of naakt, en gekleed? En wanneer hebben wij U krank gezien of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen?

En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u, voor zo veel gij dit één van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan. Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten! in het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is.

Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling, en gij It^V Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en in de gevangenis, en gij hebt mij niet bezocht.

Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar zeg Ik u: voor zo veel gij dit één van deze minsten niet gedaan hebt, zo hebt gij het mij ook niet gedaan. En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven".

Uit de boven aangehaalde teksten blijkt wel ten duidelijkste, dat Christus geen gave, krachtens de burgerlijke wet, dus omdat deze gegeven moet worden, wil men niet voor de strafrechter gedaagd worden, als een gift der liefde aanmerkt, alsook dat met afgedwongen bijdragen de wet van Christus niet vervuld wordt. Die alleen de gaven, welke uit waarachtige liefde in de naam eens discipels gegeven worden, waardeert. Het dragen van elkanders lasten en alzo de wet van Christus vervullen, vereist heel wat anders dan dat men een wet vervaardigt en toejuicht, waardoor men door staatsdwang gedwongen wordt om een bijdrage te leveren ten bate van de ontlasting van enige kas, welke dan ook, en dat men door de wet gedwongen bedragen opbrengt.

Dit vereist een waarachtige bekering des harten, is enkel een vrucht van de genade Gods, die een mens in de weg van wedergeboorte en geloof geschonken wordt, een werk des Heiligen Geestes.

Het vervullen er van gaat de krachten van de natuurlijke mens ver te boven en strekt veel en veel verder dan de verplichtingen, die enige wet, welke dan ook, de burger oplegt. Hoe men er dan ook bij komt om de dwangverzekeringswetgeving te verdedigen met een beroep op Galaten 6 : 2 is niet alleen een raadsel, maar op grond van Gods Woord nimmer te verdedigen. De betrachting der zuivere liefde is toch heel wat anders dan een door de staat afgeperste gave.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's