Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KONING-STADHOUDER WILLEM III herdacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KONING-STADHOUDER WILLEM III herdacht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

f702 - 1952

Eén dezer dagen was het 250 jaar geleden, dat bovenvermelde Koning-Stadhouder gestorven is. Willem III heeft als een middel in Gods hand te veel voor ons land en het Protestantisme gedaan, dan dat zijn sterfdag door ons niet gedacht zou worden. In zijn droeve jeugd — kort nadat hij op 14 November 1650 geboren was, was hij toch reeds door een edict voor immer van de hoge ambten uitgesloten, waarop hij krachtens zijn afkomst uit het doorluchtige Huis van Oranje recht kon doen gelden — had hij ter lering gegaan bij Ds Trigland, die op zijn later leven door diens lessen een heilzame invloed heeft uitgeoefend.

Het noodjaar 1672 moest echter eerst aanbreken, alvorens de jeugdige Prins van Oranje in zijn rechten hersteld en van zijn buitengemene talenten blijk kon geven.

In laatstgenoemd jaar werd ons land door schijnbaar overmachtige vijanden besprongen. Groot-Brittannië, Frankrijk, Keulen en Munster hadden zich tot een aanval op ons land verenigd. Engeland was daarin al vóór het ons land de oorlog verklaard had tot het voeren van de oorlog overgegaan. De Franse koning Lodewdjk XIV deed zijn geducht leger, zonder tegenstand van enige betekenis ondervonden te hebben, de Rijn overtrekken. Aldra was ons land door talrijke krijgsbenden over­ stroomd; waren tal van vestingen vrijwel zonder slag of stoot door de vijanden vermeesterd. Onze geringe legermacht had eerst van de IJssel naar Utrecht moeten wijken en was daarna van Utrecht tot in Holland teruggedrongen. Binnen vier weken waren Gelderland, Overijssel, Utrecht, Drenthe en ook een deel van de Groningse ommelanden veroverd; Woerden en Naarden in de handen der Fransen gevallen, terwijl Amsterdam door hen bedreigd werd. Het is onmogelijk — schreef één onzer gedeputeerden te velde in die dagen — aan iemand te doen begrijpen hoe ellendig wij met onze officieren in dit arme veldleger gesteld zijn en wat algemene verslagenheid in de steden is, bij al de regenten en bij het volk!

„Niemand bleef van de algemene schrik vrij, behalve alleen sommige roomsgezinden, die de Fransman als hun verlosser met verlangen tegemoet zagen, en enige personen, die het geheim van het bedoelen van Lodewijk XIV schenen te weten, alzo zij weinig bekommernis hadden en de zo vele hevig verontrusten zochten gerust te stellen op deze wijs: weest gerust en goedsmoeds, alles zal zonder merkelijk ongeval van de staat en met weinig verandering aflopen. Het gehele land zal zo glad overgaan als een vinkentouw. ..." — zo schreef een historie-schrijver eenmaal. Reden van grote ongerustheid bestond er echter voor de Protestanten wel in heel sterke mate. Lodewijk XIV toch had aan de roomsgezinde hoven doen weten dat de oorlog zou strekken tot opbouw van het geloof en tot straf der ketters.

En nochtans, hoewel de toestand zo hachelijk en het gevaar zo groot was, bleken de staatsgezinden, de regentenpartij, nog verre van geneigd te zijn om Willem III in zijn rechten te hersteUen en zich weder onder een vorst van Oranje te plaatsen, een Huis, dat Nederland voormaals in benauwde tijden tot redding en zegen had mogen zijn. Veeleer en liever — zo wareïi er ondode regenten — zouden dezen op schandelijke voorwaarden een verdrag met de vijanden hebben aangegaan, waarbij de zuivere religie, de vrijheid, voorrechten en alles met één slag yerloren zouden gegaan zijn.

Neen, niet van de regenten, die het in deze te zeggen hadden, zou de roep uitgaan om een telg uit het Huis van Oranje in de hem toekomende waardigheden te stellen en onder diens leiding tegen de vijanden op te trekken. Neen, deze roep zou in Veere het eerst gehoord worden.

Het was Veere, waaruit die roep het eerst zou opklinken en het was Aardenburg, dat met 40 soldaten en 186 burgers (daarna met 160 soldalen versterkt) tegen 9000 Fransen zulk een krachtige weerstand zou bieden, dat dezen met verlies van vele doden en gewonden en met in gevangenschap achterlaten van 640 van hun krijgslieden de aftocht hadden te blazen, waardoor een inval in Zeeland belet werd. Op tal van plaatsen eiste voorts het volk het herstel van het Prinselijk gezag. Daar viel onder de sterke aandrang van het volk niet aan te ontkomen. Het gevolg van die aandrang was dan ook, dat Willem III de voorvaderlijke waardigheden verkreeg. Had hij itoentertijde naar hoger gezag gestaan, de regentenpartij had hem dat niet durven weigeren. Doch hoger gezag begeerde hij niet. Hij achtte, dat hij met zijn overigens geringe middelen onder beding van Gods genade in staat zou zijn Neder-, land te bevrijden en het van de pauselijke heerschappij te kunnen vrijwaren. En dit is hem mogen gelukken. Door de verovering van Koevorden werd de stad Groningen en werden de Ommelanden voor een verdere aanval veilig gesteld; en toen de winterkoude de weg voor de Fransen naar Den Haag scheen gebaand te hebben, werd hun optrekken door een invallende dooi belet, waarin onze vaderen terecht Gods hand zagen, die in deze benauwde omstandigheid verlossing bood.

De stad Groningen was onder Rabenhaupt tegen de bisschop van Munster dapper verdedigd. De Keuls-Munsterse legermacht van 22.000 man was tot op jj(de helft ingeslonken, terwijl in Groningen nog geen honderd man gesneuveld waren. Was de stad tot overgave gedwongen, de Ommelanden zouden weldra overmeesterd zijn geworden, geen stad in Friesland had voldoende weerstand kunnen bieden en Delfzijl zou ook in de handen van de vijanden gevallen zijn, en de Engelsen hadden zich door de Eems in te lopen bij de andere vijanden kunnen voegen. Ja, wonderlijk is ons land in het noodjaar 1672 gered geworden, waarin bewaarheid werd, dat als God voor is, de vijanden, hoe machtig zij ook mogen zijn, moeten zwichten. In heel de bevrijding van ons land heeft Willem III onder Gods genadig bestel grotelijks de hand gehad. Voor die bevrijding heeft hij meermalen zijn eigen leven over gehad. De Heere had hem toch doen zien, dat er behalve die bevrijding nog heel wat grotere dingen in het geding waren, en wel het behoud van de vrije uitoefening der zuivere religie, . welke Lodewijk XIV stellig om hals zou gebracht hebben, ware hij overwinnaar in deze oorlog geworden. Het zou niet de minste twijfel geleden hebben, dat door een zegepraal van de Franse wapenen de weg gebaand zou zijn voor de pauselijke heerschappij en dat alsdan de ketters gestraft zouden zijn.

Dat het zijn dure plicht was de zuivere religie te beschermen, stond Willem III steeds voor ogen.

Aan Lodewijk XIV, die een poging liet doen om hem door geld en eerbetoon voor zich te wiimen, gaf hij ten antwoord: „Dat de staten machtig en edelmoedig genoeg waren om zijn arbeid te vergelden; dat ook de trouw Gode en het vaderland gezworen, niet gedoogde zulke voorslagen te doen aan een Prins, die, als zijn voorouders, roem uit deugd en niet uit schatten en waardigheden zocht".

En aan de gezant van Brandenburg, als deze hem in opdracht van zijn vorst in 1684 aan het wankelen zocht te brengen, deed hij weten: „De zaken hebben in de vorige eeuw nog hachelijker gestaan; toen Haarlem verloren was en Leiden en Alkmaar wonderdadig behouden werden; dezelfde God leeft; onze zaak is rechtvaardig en het is beter te sterven in het handhaven ener goede en Gode aangename zaak, dan in het opvolgen van maatregelen, die uüt den boze zijn".

Diezelfde edelmoedige geest, die sprak uit het antwoord, dat hij de Engelse gezanten, die hem in 't noodjaar telkens voorhielden: „Ziet gij niet, dat de republiek verloren is", gaf als hij zeide: „Ik zie, dat zij in groot gevaar is, doch ik ken een zeker middel om haar ondergang niet te aanschouwen: het sterven bij de verdediging der laatste schans", heeft hem ook bij mogen blijven in de latere jaren zijns levens, toen hij met zijn echtgsnote, de Engelse Prinses Maria, de waardigheid en voorrechten van de Engelse troon deelde. Ook toen hebben persoonlijke eer en aanzien hem niet aan wat hij als- zijn dure roeping beschouwde ontrouw kunnen maken. Zijn hoge roeping achtte hij daarin gelegen te zijn: De Protestantse religie te beschermen; waarvan hij onomwonden blijk gaf, toen bij zijn tocht naar Engeland zijn schip het opschrift voerde: „Voor de Protestantse religie en de vrijheden van Engeland. Je maintiendrai". Toen op de 15e November dan ook de Nederlandse vloot aan de kust van Dartmoor op het Zuidwestelijke schiereiland van Engeland te Torbay geland was, nam de roomse koning Jacobus II de vlucht, de komst van Willem III in zeker.e zin rechtvaardigende, waar hij sprak: „Het is niet vreemd, want de hostie is dagelijks tentoongesteld geweest". Door de komst van Willem III werd alzo verhinderd, dat Rome, begunstigd als het op allerlei wijze door Jacobus II werd, haar invloed en macht onder het Engelse volk uitbreidde en dat Jacobus II zich op de één of andere dag aan de zijde van Lodewijk XIV stelde, die hij reeds een grote dienst bewezen zou hebben, al had hij ook maar in de komende strijd voor de Protestantse religie een onzijdige houding aangenomen. Met de komst van de Prins was ook Engeland in de strijd voor het Protestantisme gewonnen, dat door de grote macht, waarover Lodewijk XIV beschikte, hoogst gevaarlijk met ondergang bedreigd werd, een ondergang, welke door de wijze en liefderijke beschikking Gods hoofdzakelijk door de Koning-Stadhouder Willem III voorkomen is. Het is uit die oorzaak, dat wij bij de herdenking van diens sterfdag ons verplicht gevoeld hebben een artikel te wijden aan hem, die zijn leven ook op het slagveld niet geacht heeft ter wille van de Protestantse religie en door wiens optreden ons vaderland zo uitnemend gediend is geworden, alsook dit en het verdere Europa gevrijwaard is gebleven voor de pauselijke heerschappij.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's

KONING-STADHOUDER WILLEM III herdacht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's