Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Voorlopig Verslag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Voorlopig Verslag

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Voorlopig Verslag, dat door de Regering met een Memorie van Antwoord, die gemeenlijk met circa veertien dagen later verschijnt, beantwoord wordt, is Zaterdag 18 October in het bezit van de Kamerleden gekomen.

Dit verslag, waarin de onderscheidene Kamerfracties hun oordeel uitgesproken hebben over de uitslag der verkiezing, het langdurig verloop vóór de kabinetsformatie, het huidig Kabinet zelf, over de Troonrede en over allerlei zaken betreffende het te voeren beleid van het opgetreden kabinet, dient ter voorbereiding van het openbaar debat, dat op Dinsdag 4 November ter behandeling van Hoofdstuk I van de Rijksbegroting 1953 — gemeenlijk de Algemene Beschouwingen genoemd — staat plaats te vinden.

Dit verslag is voor een in de politiek niet ingewijde moeilijk te lezen. Daarin toch staat niet helder en klaar te lezen welke partij, hetzij die van de K.V.P., of die van de Partij van de Arbeid, of welke partij dan ook, die daarin aan het woord is geweest, gezegd heeft. Neen. De op- en aanmerkingen, die daarin te lezen staan, worden aangeduid als afkomstig te zijn van „zeer vele leden", „vele leden", „verscheidene leden", „sommige leden", „enkele leden". Het verslag zelf is een lijvig stuk werk geworden, dat niet minder dan ruim 26 vrij grote pagina's telt, zodat reeds een aandachtige, nauwkeurige lezing er van geruime tijd in beslag neemt en het ten enenmale ongeschikt is om in zijn geheel in De Banier gedrukt te worden. Wij zullen er dan ook mee moeten volstaan om over de belangrijkste zaken, die in het Verslag verhandeld zijn, een beknopte weergave te geven.

Begrijpelijk zijn er over de verkiezingsuitslag heel wat woorden gewisseld, ledere fractie heeft deze naar haar eigen inzicht beoordeeld. De fractie van de Partij van de Arbeid zag daarin een bekroning van de „doorbraak" en zelfs een goedkeuring van de kiezers over het regeringsbeleid, zoals dat na de bevrijding in de jaren 1945 tot Juni 1952 gevoerd was. Zeer vele leden konden deze opinie niet delen en bestreden haar met allerlei argumenten; gelijk zij ook hoogst aanvechtbaar is, daar niet alleen de Partij van de Arbeid een winst van drie zetels kon boeken, maar ook de V.V.D. en de K.N.P. (de partij van de heer Weiter) ieder een zetel wonnen, hetgeen door hen als een ruk naar rechts beschouwd werd, zo zelfs, dat naar veler oordeel de formatie van een meer rechts georiënteerd kabinet gerechtvaardigd zou zijn geweest. Van de zijde van de S.G.P. werd in deze opgemerkt, dat zij met voldoening op de uitslag der verkiezing neer kon zien.

Even begrijpelijk is het, dat benevens de besprekingen over de uitslag der verkiezingen, de besprekingen tevens ook gelopen hebben over de lange duur alvorens een kabinet gevormd kon worden. Vrij algemeen was men van gevoelen, dat de langdurige strijd over zetels en personen, het loven en bieden, het dingen 'en afdingen, dat daarbij had plaats gevonden, het aanzien van de regering en het parlement geschaad heeft, hetgeen niet de minste twijfel lijdt, dewijl daarbij het partij- en personenbelang zo zeer op de voorgrond gesteld is, dat het landsbelang er geheel bij op de achtergrond geraakt is.

Het behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat in het verslag van zekere zijde niet weinig ontevredenheid doorklonk over het feit, dat geen der drie kabinetsformateurs ooit met de Kamerfractie van de V.V.D. beraadslaagd had, terwijl de formateurs daarentegen bij herhaling andere Kamerfractes, in het bijzonder die van de K.V.P. en de P.v.d.A., geraadpleegd hebben, zelfs zo, dat deze fracties als mede-formateurs beschouwd kunnen worden.

Stellig zal niemand het kunnen ontkennen, dat dit kabinet al op een heel zonderlinge en afkeurenswaardige wijze is tot stand gekomen, waaraan niet alleen drie kabinetsformateurs hun krachten tevergeefs beproefd hebben, en die niet tot stand is kunnen komen dan nadat ir Staf als onderhandelaar tussen de twistende en elkander zetels bestrijdende partijen was tussenbeide gekomen, met het gevolg, dat er een ministerie, bestaande uit niet minder dan 16 ministers (6 r.k., 5 socialisten, 2 C.H., 2 A.R. en een partijloze minister) is tot stand gekomen.

Zeer terecht is hierbij van verschillende zijden protest aangetekend tegen de nodeloze uitbreiding der departementen, welker instelling met de nodige kosten voor de Rijksschatkist gepaard gaat. Naar veler oordeel waren er nodeloos twee a drie departementen ingesteld. Bij de samenstelling van het vorige ministerie is er ook al een departement, dat ter bevordering van de productie, ingesteld, dat nu al reeds opgehouden heeft te bestaan, ingesteld als het klaarblijkelijk was om toen Rome aan het aantal door haar begeerde ministerzetels te helpen. En het is nu al weer zo. De Rijksschatkist is er ook thans blijkbaar goed genoeg voor om de partijbelangen te dienen en om elke partij de door haar verlangde zetels te geven. Ook is bij het debat, zoals het ons in het Voorlopig Verslag wordt weergegeven, de Troonrede ter sprake gekomen. Nu, daarover is weinig gunstigs gezegd, ' Het was een vrij algemene grief, dat deze zo uitermate vaag en daarom niets zeggend en deswege van heel geringe betekenis was. Aangedrongen is er dan ook in het Voorlopig Verslag, dat de regering in haar Memorie van Antwoord klare wijn zou schenken en daarin een volledige uiteenzetting zou geven van haar regeringsprogram. Wat de oordeelvelling over het nu opgetreden kabinet betreft, de Partij van de Arbeid beschouwde dit als niet zonder hoopvolle mogelijkheden te zijn. Zij verklaarde dan ook gaarne bereid te zijn om het te steunen.

Van de zijde van de K.V.P. werd verklaard, dat zij bereid was met het ministerie in opbouwende zin samen te werken, hoewel zij zich vrijheid van oordeel voorbehield aangaande het regeringsprogram.

De A.R. hebben, kort aangegeven in het Voorlopig Verslag, opgemerkt, dat hoewel zij over het beleid der regering bij de laatste geslaagde formatiepoging niet zijn geraadpleegd, zij zich nochtans wensten te verbinden om de regering te steunen, voor zo ver zij zich bij de eerste en tweede formatiepoging gehouden hebben aan een ontwerp, dat de richtlijnen aangaf.

De C.H. Kamerfractie blijkt het kabinet te willen steunen, hetgeen geenszins gezegd kan worden van de partij van de heer Welter, de liberalen en de communisten , die elk van hun standpunt uit nog al veel op het kabinet hadden af te dingen.

De S.G. fractie heeft als haar hoofdbezwaar tegen het kabinet en zijn formatie onderscheidene punten in het kort ingebracht. Naar haar oordeel had de kabinetsformatie en wat daarbij in de langgerekte strijd voorgevallen is, niet alleen in de kring der S.G.P., maar ook ver daar buiten een onaangename indruk gemaakt. Het touwtrekken tussen de verschillende daarbij betrokken partijen met betrekking tot de ministerzetels, gepaard met herhaalde mislukkingen van diverse formateurs, heeft ongetwijfeld bij velen de indruk gewekt, dat niet het landsbelang, maar het partijbelang hierbij wel een zeer overwegende rol heeft gespeeld. Tenslotte is er dan eindelijk een kabinet gevormd, waarbij niet alleen de K.V.P. en de C.H.U., doch thans ook de A.R. zich onder socialistische leiding hebben geplaatst. Dit, zo drukte zich de S.G.P.-fractie voorts uit, is wel in flagrante strijd met hetgeen er in de verkiezingsdagen aan vooraf is gegaan. Toen toch hebben zowel de C.H. als de A.R. de P.v.d.A. fel bestreden, niet het minst op het punt van de zogenaamde doorbraak. Thans hebben zij met hun intrede in het kabinet de doorbraak bezegeld. Naar het oordeel van de S.G.P.- Kamerfractie was het deelnemen aan een kabinet tezamen met leden van de Partij van de Arbeid bovendien nog in stiijd met het verleden, zowel van de C.H.U. als van de A.R. Partij, die immers destijds een coahtie met de rooms-katholieken aangingen, bewerende, dat alleen op deze wijze de Christelijke grondslagen van ons volksleven konden worden gehandhaafd.

Voorts, zo geeft het Voorlopig Verslag het weer, had de S.G. Kamerfractie tegen de principiële grondslagen van dit kabinet dezelfde bezwaren als tegen die der vorige kabinetten, dewijl ook dit kabinet Gods Woord niet tot richtsnoer van zijn beleid stelt. Zij kon niet nalaten, ook lettend op de donkere tijdsomstandigheden, er bij de regering op aan te dringen, dat zij haar beleid over- eenikomstig Gods getuigenis zal voeren. Daartoe is zij als dienaresse Gods ten duurste verplicht. Alleen op zulk een gedragswijze is de zegen Gods te wachten. Doet de regering dit niet, dan staan naar Gods onfeilbaar Woord haar en ons volk nog al meer oordelen te wachten.

Verder zijn in het Voorlopig Verslag nog passages te vinden, waarin gehandeld is over het sociaal-economisch beleid, over het beleid ten aanzien van Indonesië en de Overzese Rijksdelen, over de grondwetsherziening en over diverse opmerkingen, waarop wij met het oog op de beperkte plaatsruimte in De Banier niet nader kunnen ingaan en volstaan moeten met de opmerking, dat daarin de verschillende zienswijzen, zoals die bij de onderscheidene Kamerfracties bestaan, zijn weergegeven.

Ook ten aanzien van de Financiële Beschouwingen moeten wij om genoemde redenen met betrekkelijk weinig woorden volstaan.

De financiële beschouwingen nemen in het Voorlopig Verslag geen geringe plaats in. Niet minder dan omstreeks 10 bladzijden zijn er aan besteed. Daarin wordt achtereenvolgens gehandeld over inleidende opmerkingen, over algemeen begrotingsbeleid, fiscale politiek, financiering van kapitaalsuitgaven, over het monetaire effect der begroting, de kaspositie van het Rijk, de betalingsbalans van de zogenaamde tegenwaarderekening, over de waarde der in de Nota verstrekte gegevens, over het niveau der rijksuitgaven, over de staatsbalans, nationale schuld, en over voorzieningen met betrekking tot de financiën der lagere publiek-rechterlijke lichamen, financiering van de woningbouw. Ten deze merken wij op, dat er van verschillende zijden bezwaar tegen is uitgesproken, dat de Rijksuitgaven ook in deze begroting weder verhoogd zijn en dat er door onderscheidene leden op versobering is aangedrongen, hetgeen waarlijk niet overbodig was, want de geldsmijterij heeft nog geen einde genomen en daar kan op tal van posten stellig nog heel wat bezuinigd worden. Ook is er in het Voorlopig Verslag geklaagd over de zware belastingdruk, waaronder de bedrijven in het bijzonder en ons volik in het algemeen gebukt gaan. Krachtig is er hierbij aangedrongen op verlaging van lasten en belastingen, wat ongetwijfeld wel zeer wenselijk is, want de maatschappelijke toestand wordt

voorzeker uiterst précair. Tenslotte zij nog vermeld, dat bij hetgeen de S.G.P.-Kamerfractie overigens in het debat heeft opgemerkt, zij bij de regering bepleit heeft, dat zij alle haar ten dienste staande middelen zal aanwenden om aan de geloofsvervolgingen der Protestanten in onderscheidene r.k. landen een einde te maken. Het wordt toch hoog tijd, dat de regering zich met dit onderwerp eens krachtig zal gaan bemoeien, want deze vervolgingen gaan nog steeds, niet het minst in Columbia, alle perken te buiten. Zij zijn bepaald ten hemel schreiend!

Het voornaamste onderdeel er van was het voorstel van B. en W, om de winkeliers in de Keizerstraat te Scheveningen toe te staan hun bedrijven des Zondags gedurende het badseizoen, dat van 1 Mei tot en met 15 September zal duren, geopend te hebben, alsook om enige uitbreiding van de bloemenverkoop op Zondag toe te staan.

Daartegen hadden nu, om zulks te verhinderen, de A.R. en C.H. raadsleden amendementen ingediend. Op zichzelf goed te keuren, maar de wijze waarop die amendementen verdedigd werden, was wel allerbedroevendst. De lezer oordele in deze zelf als wij het door de A.R. en C.H. raadsleden gesprokene, zoals wij dat in het verlsag van de Nieuwe Haagse Courant betreffende de Zondag aantreffen, weergeven.

De heer Smitskamp (A.R.) zei dienaangaande: „Wat is er de laatste 40 a 50 jaar ten aaifeien van de Zondag veel veranderd. Hij maakte het nog mede, dat de meeste winkels open waren, bestellingen thuis gebracht werden en de postbestellingen door moesten gaan. Er is uit velerlei overwegingen tegen deze misstanden gestreden. De zegen, die de Zondagsrust brengt, wordt algemeen erkend. Toch zijn er steeds pogingen om een «tap terug te doen in dit opzicht. Spreker en zijn fractie zullen zich daartegen met kracht verzetten.

De heer Smitskamp betreurde het met name, dat men voor de Keizerstraat in Scheveningen een uitzonderingsregeling voor de Zondag wil invoeren. Is, zo vroeg spreker, een sigarenwinkel in de Keizerstraat een seizoenbedrijf, in tegenstelling met één in de Badhuisstraat? Dat de winkeliers in de Keizerstraat zich vóór verklaarden, is geen argument. De winkeliers daar krijgen een prae op hun concurrenten. Men moet de hele winkel- Stand op Scheveningen eens vragen, zo zei spreker. Men zal dan ervaren, dat wat men voor de Keizerstraat wil, ingaat tegen de wensen van de Scheveningse winkelstand en die van de bevolking in onze badplaats.

Spreker heeft horen verluiden, dat men het met de winkels in de zijstraten van de Keizerstraat niet zo nauw zal nemen. Wat is dat voor een opvatting? aldus spreker. Men spreekt er al over om alle winkels in Scheveningen des Zondags open te stellen! De heer Smitskamp, overgaande tot de bespreking van de bloemenverkoop, vroeg zich ook af waarom er uitzonderingsbepalingen moeten worden getroffen voor de verkoop van bloemen op Zondag aan de stations. De Tweede Kamer heeft bij de behandeUng van deze materie voor deze uitzondering te weinig oog gehad. Toen is alleen gedacht aan de verkoop bij de begraafplaatsen en in ziekenhuizen. Wat hier wordt voorgesteld (verkoop van bloemen aan de stations) is in strijd met wat dienaangaande in de Kamers is geuit".

Dit was dan alles wat het A.R. raadslid de heer Smitskamp ter verdediging van zijn reeds vermelde amendementen heeft aangevoerd, behalve dan dat hij bij de replieken ook nog gezegd heeft, dat hij liet betreurde, dat de raad de Zondagsrust blijkbaar wilde opofferen aan de belangen van het vreemdelingenverkeer. Voorts wordt in het verslag nog medegedeeld: „Ook de heer Veldhoen (C.H.) nam stelling tegen de openstelling van winkels op Zondag in de Keizerstraat", en , , de A.R. wethouder, de heer van Aartsen, kon dit voorstel van de meerderheid van B. en W. uiteraard niet verdedigen".

Heel die verdediging van de A.R. en de C.H. gemeenteraadsleden, alsook van de A.R. wethouder is wel allerjammerlijkst. Geen woord werd uit hun monden — zoals Jie, t verslag hun woorden weergeeft — gehoord, dat hier één van Gods geboden in het geding was. Geen woord, dat de Heere in dat gebod eist, dat een iegelijk (overheid en onderdaan) ten duurste verplicht is Zijn dag te heiligen; geen woord dat Hij evenzeer van een iegelijk mens eist op die dag te rusten; geen woord, dat niemand straffeloos Gods wet schendt, ook al geen woord daarover, dat degene, die Zijn wet aangaande Zijn dag vertreedt, zoals de Heere dat op onderscheidene plaatsen de overheden aanzegt, dat hij zich daarmede Gods geduchte straffen op de hals haalt, terwijl ook al de overheid niet werd voorgehouden, dat, indien zij een wetgeving invoert, waardoor Gods dag met voeten getreden wordt, zij daarmede de toorn Gods over haarzelf en haar onderdanen haalt. Niets van hetgeen noodzakelijkerwijs gezegd had moeten worden, werd er door de Haagse A.R. en C.H. gemeenteraadsleden gezegd.

Gods Woord en de eeuwige beginselen er van, waarvoor de A.R. en de C.H. in de dagen vóór de ver'kiezingen de mond vol hebben en de kiezers beloven voor de handhaving en naleving er van krachtig te zullen opkomen, werd in heel het debat zelfs met geen woord genoemd. De A.R. en de C.H. raadsleden deden alsof heel Gods Woord niet bestond. Zij lieten dat Woord onvermeld op hun kerkbanken liggen, deden alsof er geen vierde gebod in de heilige wet des Heeren opgetekend staat.

Men mag wel vragen of Gods Woord in de dagen vóór de verkiezing in de politiek alleen dienstig is om kiezers, die er nog achting voor hebben, te vangen, of het niet misbruikt wordt als stroop, waarmede men de argeloze kiezers als vliegen vangt. Allerjammerlijkst is het dan ook, dat waar het in deze Gods heilige dag raak­ te, als men dan een pleidooi houdt, waarbij de eis van Gods Woord totaal verzwegen wordt en heel Zijn Woord genegeerd wordt.

Als men dit overdenkt, behoeft het geen verwondering te baren, dat de A.R. en C.H. raadsleden tenslotte nog hun stem gaven aan een verordening, die er bij haar uitvoering hard aan medewerkt, dat Gods dag gruwelijk met kopen en verkopen — hetgeen God ons op Zijn dag nadrukkelijk verbiedt — geschonden zal worden, want het voorstel van B. en W. is tenslotte zonder hoofdelijke stemming met algemene stemmen aangenomen. En ook dit voorstemmen van de A.R. en C.H. gemeenteraadsleden heeft heel veel te zeggen, ja het tekent hen in hun gedragswijze maar al te zeer. De heer Smitskamp heeft in zijn rede enkele woorden gewijd aan de behandeling van de Winkelsluitingswet in de Tweede Kamer. Daarover heeft hij al bitter weinig gezegd, niet gezegd, dat de S.G.P.-Kamerfractie een amendement heeft ingediend om heel het ven­ ten op de dag des Heeren te verbieden en ook al niet gezegd, dat noch de C.H., noch de A.R. dit amendement hebben willen ondersteunen, met gevolg dat het S.G.P.-amendement niet eens in behandeling en in stemming kon komen.

Tenslotte kunnen wij niet anders vast stellen dan dat de houding van de A.R. en C.H. Haagse gemeenteraadsleden al even bedroevend als beginselloos geweest is, als die der A.R. en C.H. Kamerleden bij de behandeling van de Winkelsluitingswet in de Tweede Kamer, en moeten wij bovendien concluderen, dat wat de heer ~ Smitskamp de Haagse raad ten laste legde, namelijk, dat hij het vreemdelingenverkeer belangrijker achtte dan de Zondagssluiting, met nog veel meer recht aan de zogenaamde Christelijke coalitiei-egeringen ten laste gelegd kan worden, waar zij ten behoeve van het publiek extra-treinen op des Heeren dag heeft laten lopen, waartegen de S.G.P.-Kamerleden telkenmale opgekomen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's

Het Voorlopig Verslag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's