Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CIX.

Chrysostomiis terug in Constantinopel. Een nieuwe synode verlangd.

Groot was de vreugde onder het volk bij de terugkeer van Chrysostomus uit ballingschap. Chrysostomus vond het echter beter om niet direct naar de stad te gaan om daar zijn ambt weer te aanvaarden. Eerst wenste hij zijn zaak door een grotere kerkvergadering te laten onderzoeken, opdat deze zijn onschuld kon vaststellen en hem als rechtmatig bisschop zou aanstellen. Daarom sloeg hij, van de haven komend, een \veg in naar een landgoed van de keizerin dat in de nabijheid van Constantinopel lag. Dat was de hem vergezellende menigte echter niet naar de zin. Van alle kanten riep men hem toe, dat hij stadwaarts moest gaan, terwijl hem tevens de weg naar het landgoed werd afgesneden. Er bleef dan ook voor Chrysostomus niets anders over dan aan de op hem uitgeoefende drang gevolg te geven en naar de stad te gaan. Daar aangekomen werd hij naar de kerk der apostelen voortgestuwd en overstelpte men hem met verzoeken om de zegen uit te spreken en een toespraak te houden.

Toen Chrysostomus op zijn zetel plaats genomen en de zegen uitgesproken had, sprak hij de talrijke schare als volgt toe: „Wat zal ik zeggen? Geloofd zij God! Dat waren mijn laatste woorden, toen ik uw midden verliet; dat zijn ook thans weer mijn eerste woorden, gelijk ze ook daarginds mijn kenspreuk gebleven zijn. Herinnert gij u nog, hoe ik de woorden van Job tot de mijne maakte en u toeriep: „De Naam des Heeren zij geloofd in alle eeuwigheid"? Dat woord was het laatste, dat ik tot u sprak; die dankbetuiging neem ik ook thans weer op de lippen: „De Naam des Heeren zij geloofd in eeuwigheid!" De toestanden zijn verschillend, maar de lofzegging is dezelfde. Bij mijn verwijdering loofde ik de Heere. en bij mijn terugkomst loof ik Hem ook. Zijn niet eveneens de zomer en de winter verschillende toestanden? En toch is hun doel één. Dat doel is het rijpen van het veldgewas. Geloofd zij dan die God, Die mij wegnam uit uw midden; geloofd wederom de God, Die mij tot u wederbracht. Geloofd zij de God, die de storm deed wijken en kalmte wedergaf! Ik zeg dit teneinde u op te wekken om God te loven. Is geluk u* deel geworden? Loof God, en uw geluk zal duurzaam zijn. Is u een ramp overkomen? Loof God, en de ramp zal voorbijgaan. Ziet het in Job. Hij dankte God toen hij rijk was, en hij loofde Hem toen hij arm was. In zijn voorspoed trok hij geen goed van vreemden aan zich, in zijn tegenspoed lasterde hij God niet. Verschillend waren de tijdsomstandigheden, maar zijn gemoedstemming bleef dezelfde; de fiere moed van de stuurman werd door de kalmte van de zee niet verflauwd, door de stormvlagen niet ter­ neergeslagen. Geloofd zij dan God, dat ik van u ben weggerukt, en geloofd, dat ik u weer heb terugontvangen. Beide is het het werk van Zijn Vaderlijke voorzienigheid".

Nadat de menigte huiswaairts gekeerd was en Chrysostomus de nodige rust genoten had, was zijn eerste werk om de keizer te verzoeken een talrijker synode bijeen te roepen. Hij eiste daarbij dat zijn tegenstanders hun beschuldigingen schriftelijk bij deze synode zouden inbrengen, terwijl hij op zich nam om zich alsdan omtrent elk punt te verdedigen. De keizer willigde dit verzoek in, doch van de door Chrysostomus zo zeer gewenste synode kon niets komen, omdat Theophilus met de meesten zijner aanhangers hals over kop Constantinopel ontvluchtte!

En dat zowel omdat het geweten hun zeide, dat zij groot gevaar liepen veroordeeld te zullen worden, alsook omdat men zich in de stad, met het oog op de volkshaat, niet veilig rekende. Chrysostomus heeft op dit plotselinge vertrek zijner tegenpartij gezinspeeld in een preek, die hij kort na zijn wederkeer uit ballingschap gehouden heeft. Hij begon daarin met er op te wijzen, dat alle vervolgingen slechts dienen tot verheerlijking der kerk.

De kerk, zo zei hij, wordt rusteloos bestreden, maar steeds behaalt zij de zegepraal. Hoe meer zij wordt aangevallen, hoe meer zij zich uitbreidt. Waar zijn ze thans? vroeg hij, doelend op zijn tegenstanders. Ik ga rond op de markt, maar geen hunner zie ik er. En wie vervolgt hen? Niemand. Maar het geweten is de vijand, die na hun misdrijf hen bestookt. Zij weten wat ze gedaan hebben. Daarna ging Chrysostomus verder met te prediken over de Kananese vrouw, waarbij het zo treffend is, dat Chrysostomus zijn hoorders niet naar Maria, noch naar andere heiligen, al waren dit de apostelen zelf, verwees, gelijk de roomse kerk dit vanouds placht en nog pleegt te doen. Neen, niets daarvan. Hij wees zijn gehoor enig en alleen op Je- Zus Christus en Die gekruist. Die een iegelijk hoort, die in oprechte boetvaardigheid zich tot Hem wendt. Begint gij allereerst met uw zonden te beHjden, zo zeide Chrysostomus. Dat is de eerste schrede op de weg der bekering. Wat deed de zondares anders dan tranen storten? Niets dan tranen storten en berouw gevoelen. Het berouw was bij haar de leidsman, die haar bracht tot de Bron des levens. Ziet naar de Kananese vrouw. Welk een wijsheid! Och, zegt ze, ontferm u mijner! Mijn leven is van alle verdienste ontbloot, mijn levenswandel geeft mij geen moed voor de eeuwigheid, ik neem mijn toevlucht tot Uw barmhartigheid. Ze roept niet de bijstand van de apostel Jacobus, ze vraagt het niet aan Johannes, ze zoekt het niet bij Petrus, midden door de ganse schare dringt ze heen. Ik heb geen middelaar (bedoeld wordt tussen Jezus en haar) nodig; het berouw is mij ten voorsprake en nu ga ik naar de Bron des levens zelf. . . . Ontferm U mijner. Dat ene woord opent haar een onuitputtelijke bron van heil. Ontferm U mijner, daartoe zijt Ge in het vlees verschenen, daartoe zijt Ge mens geworden als ik.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1952

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1952

De Banier | 8 Pagina's