Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Binnenlandse Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Binnenlandse Zaken

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Begroting van

TWEEDE KAMER

Rede van Ds. Zandi

Bij de behandeling van bovenvermelde begroting voerde Ds Zandt het woord. Hij bracht daarbij onderscheidene zaken ter sprake, onder meer de instelling van

een staatscommissie, die een rapport heeft samen te stellen over het huidige kiesstelsel. Daarbij dreigt weer een gevaar voor de kleine partijen. In en buiten het Parlement gaat er nog steeds een aandrang uit om de kleine partijen de voet dwars te zetten en kon het zijn deze de toegang tot het Parlement te beletten, ja, zo mogelijk geheel om hals te brengen. Daartegen kwam de 'afgevaardigde der S.G.P. in scherpe bewoordingen op, waartegen de minister, prof. Beel, geen verweer inbracht, zoals uit hetgeen hij antwoordde aan Ds Zandt, hetwelk wij in het onderschrift weergeven, blijkt. Ook bracht hij een scherp protest uit tegen het feit, dat bij de Tweede Kamerverkiezingen weder vrouwen, die om des gewetens wil niet gestemd hadden, vervolgd waren geworden. Op dit punt gaf de minister een meer bevredigend antwoord, hetgeen ook in het onderschrift te lezen staat.

Tevens werd door de vertegenwoordiger der S.G.P. sterk bij de minister er op aangedrongen, dat hij bij het grote verval, dat de zeden onzer dagen ons te aanschouwen geven, een wetgeving ter bevordering van de goede zeden zou invoeren en dat dit alleen zou kunnen geschieden, indien de wetgeving Gods Woord en wet tot grondslag had. Waar het thans ver vandaan is. Het is thans zelfs zo ver gekomen, dat allerlei godslasterlijke films ongestraft en ongestoord vertoond kunnen worden. Aan zulk een Gode tergende gruwel behoort toch stellig een einde gemaakt te worden. Hetzelfde is het geval met allerlei lectuur, die in openbare en andere leeszalen aan het publiek ter lezing wordt aangeboden. Ten opzichte van de burgemeestersbenoeming voerde Ds Zandt het pleit voor benoemingen van burgemeesters van Staatkundig Gereformeerde richting. Hij moest zulks wel in korte bewoordingen doen met het oog op zijn korte spreektijd; gelijk hij verder maar in beknopte bewoordingen kon spreken over de samenvoeging van gemeenten, over de bescherming van de burgerbevolking, over do dierenbescherming, over de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten, alsook over het politie- en ambtenarencorps.

Daar wij van gevoelen zijn, dat er met deze woorden van toelichting volstaan kan worden, laten wij nu de rede, welke Ds Zandt uitgesproken heeft, in haar geheel volgen. Ds Zandt sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

De behandeling van deze begroting geeft ons aanleiding om enkele onderwerpen te bespreken. Allereerst gaan wij iets zeggen over de

instelling van een staatscommissie,

welke een onderzoek zal instellen nopens in ons kiesstelsel aan te brengen wijzigingen. De minister heeft in zijn Memorie van Antwoord dienaangaande medegedeeld:

, , Betreffende het object van het onderzoek zal de regering de bedoelde commissie ten aanzien van het kiesstelsel niet verder binden dan de opdracht tot onderzoek of, en zo ja„ in hoeverre, behoefte bestaat aan wijziging, terwijl zij haar overigens zal opdragen te onderzoeken of, en zo ja, in hoever, wettelijke regeling der politieke partijen in het belang van zuivere politieke wilsvorming gewenst is. Of bij een en ander de vraag, of het huidige kiesstelsel verstarrend werkt, al dan niet ter sprake zal komen, zal aan het inzicht der commissie wórden overgelaten."

Zijne Excellentie houde het ons ten goede, dat wij ten opzichte van de staatscommissie en haar opdracht

met wantrouwen vervuld zijn. Daarvoor bestaat alle reden voor ons als kleine partij. Bij voortduring zijn er in en buiten de Kamer allerlei aanvallen, zelfs aanslagen, op de kleine partijen gedaan. Het ontwerp van wet, dat

minister de Wilde

ettelijke jaren terug indiende, deed dit wel heel in het bijzonder. Het maakte zich daardoor berucht, dat het voorstelde, dat slechts dan een lijst van een partij een candidaat tot Kamerlid verkozen zag, als drie personen op die lijst elk het stemmenaantal van de kiesdeler behaald hadden. Het was in de hoogste mate willekeurig, want waarom was in dat ontwerp van wet niet bepaald, dat in stede van 3: 5, 8, 10 of 12 op de lijst van de partij het stemmenaantal van de kiesdeler hadden moeten behalen alvorens één hunner als Kamerlid gekozen had verklaard kunnen worden. In vergelijking toch met 100, waaruit de Kamer bestaat, zijn 10 of zelfs 12 leden ook maar een kleine partij, die op zichzelf ook niets vermag uit te voeren. Dan had men het bestaan van kleine partijen en de aanwezigheid er van in deze Kamer, hetgeen sommigen zo zwaar op de maag drukt, wat grondiger opgeruimd en had men aan de grotere partijen, waarvan ettelijken blijkbaar alleen het heil des lands verwachten, nog wat ruimer armslag verleend om naar haar inzichten vrij dictatoriaal het land te besturen. Neen,

het getal 12

was minister de Wilde allerminst welgevallig, want dan zou zijn eigen partij, de A.R.-partij, te eniger tijd nog gevaar hebben kunnen lopen geheel uit de Kamer te kunnen verdwijnen. Volgens minister de Wilde moest het getal drie zijn. Daaraan was het bestaan van de S.G.P. allerminst vreemd.

Met het getal 3

zou haar een zekere nekslag toegebracht hebben kunnen worden. Dan was de wens van velen verkregen; dan was er een zeker uitzicht gekomen, dat de S.G.P., welke men zo vaak dood verklaard en dood gewenst had, eindelijk ook dood gegaan zou zijn. Het ontwerp van wet van minister de Wilde heeft destijds de Eerste Kamer niet kunnen bereiken, het werd in de Tweede Kamer reeds verworpen, door en door willekeurig, door en door onrechtvaardig, door en door ondemocratisch en door en door infaam als het in zijn eigenlijke strekking was.

Vóórdien en nadien zijn er echter ook hier in de Kamer en daar buiten stemmen opgegaan, die de lof van de grote partijen bezongen en die de

kleine partijen

als een grote hinderpaal voor een gezond parlementair leven kleineerden. Van hen werd gezegd, dat zij de werkzaamheden van het Parlement ophielden. Doch veel meer deden in wezen dit

de grote partijen,

die bij de behandeling van de begroting of van een wetsontwerp soms drie of vier sprekers lieten of laten optreden, waarvan de een geheel nodeloos herhaalde, wat de ander vior hem reeds in hoofdzaak afdoende hi> d gezegd. In deze sprak het

vorige kabinet

dan ook een zeer juist en tevens onpartijdig oordeel uit, als het ter gelegenheid van de grondwetsherziening verklaarde, dat, zoals de Kamer thans samengesteld was, zij daarin geen beletsel voor de goede gang van zaken noch in het regeringsbeleid, noch in het Parlement zag. k

Ook is er tot in den treure herhaald, dat de kleine partijen een ernstig beletsel voor de vorming van een regering uitmaken.

Hoe is toch deze zo ongegronde bewering ditmaal bij de vorming van een kabinet gelogenstraft! Het zijn toch de kleine partijen geweest, die van de K.N.P. en die van de S.G.P., die door de drie kabinetsformateurs en door de ter elfder ure te hulp geroepen medekabinetsformateur Ir Staf in het geheel niet erkend of geraadpleegd zijn en die aan de zo langdurige strijd om zetels en personen in dit kabinet totaal geen deel hebben gehad, maar

juist de grote partijen.

TA) zijn het geweest, die de zo weerzinwekkende koehandel gedreven hebben; zij zijn het geweest, die de vorming van een kabinet weken aaneen in de weg gestaan hebben.

Mijnheer de Voorzitter! De kleine partijen geeft men vaak de schuld, zendt men als een soort zondebok de woestijn in, terwijl de grote partijen zich daarbij de handen in onschuld wassen, al zijn zii allerminst onschuldig.

In dit licht bezien,

is het ons een raadselachtige zaak wat de minister bedoelt, wanneer hij de instelling van een staatscommissie aankondigt, welke de regering heeft opgedragen om te onderzoeken of en, zo ja, in hoeverre wettelijke regeling der politieke partijen in het belang van zuivere wilsvorming gewenst is. Hier spreekt Zijne Excellentie toch wel heel erg in raadselen! Wat moet onder deze zinsnede verstaan worden? Wat is dat voor een miraculeus ding:

een zuiver politieke wilsvorming?

Dit heeft toch onmiskenbaar heel veel weg van een orakeltaal. Moet deze met de stok van de wet tot stand gebracht worden? Moet daaronder begrepen worden dat de dusgenaamde grote politieke partijen met wettelijke bevoegdheid straks haar wil aan heel het land kunnen opleggen? Moeten daarvoor de kleine partijen opgeruimd worden? Moet er straks door verknipping van de landkaart, zoals sommigen dat voorstaan, min of meer teruggekeerd worden naar het departementale of provinciale kiesstelsel, zoals dat bestaan heeft, toen ons land hoogst willekeurig in honderd kiesdistricten verknipt was? Moet ook voor de Tweede Kamer ingevoerd worden het kiesstelsel, zoals dat voor de Eerste Kamer bestaat? Moet

ZuidhoUand

een apart kiesdistrict worden en de andere provinciën ook, hetzij afzonderlijk, hetzij voor een deel bijeengevoegd? Moeten deze een deel van de leden van de Tweede Kamer verkiezen? Moet op deze wijze het mogelijk gemaakt worden, dat de kleine partijen in haar rechten verkort worden, zoals dit het geval is bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, waarbij

de S.G.P.

in flagrante strijd met het evenredige kiesstelsel in haar rechten tekort gedaan wordt? Deze heeft toch al jaren aaneen meer dan twee procent van het aantal uitgebrachte stemmen verkregen — dit jaar zelfs ruim 2, 5 pet. - en had volgens het evenredige kiesstelsel recht op een zetel in de Eerste Kamer, maar zag zich door een onrechtmatige verknipping tot op de dag van heden van een haar rachtens het evenredige kiesstelsel rechtvaardig toekomende zetel beroofd. Moet zo iets

schromelijk onrechtvaardigs

nog vergroot worden onder de dekmantel van zuivere politieke wilsvorming? Zuiver is dit wel allerminst, gelijk alle willekeur nooit zuiver is, maar een werk van rechtsverkrachting van kleine of grote despoten is. Daar, waar tyrannie heerst, daar heet willekeur recht, maar in wezen is dit nimmer anders dan een schandelijke rechtsverkrachting. Moet deze staatscommissie zulk een

wettelijke regeling

aan de regering voorstellen, dat, als zij tot wet verheven wordt, deze als twee druppels lijkt op hetgeen de Kamerfracties van de

K.V.P., de P.v.d.A., de V.V.D., de A.R.P. en de C.H.U.

gezamenlijk hebben voorgesteld, namelijk, dat, als de Kamer tot 150 leden uitgebreid zou worden, op geen enkele lijst, die niet anderhalf maal de kiesdeler aan stemmenaantal behaalde, een afgevaardigde voor de Tweede Kamer gekozen verklaard kon worden?

Mijnheer de Voorzitter! Voorzeker, zulk een bepaling kan als geldend in de wet worden opgenomen, maar als dat geschiedt, staat zij daarin als een aanfluiting van heel het kiesstelsel der evenredige vertegenwoordiging, die de grondslag van de kieswet uitmaakt. Zulk een bepaling zou niet anders zijn dan

een vertrapping van het democratisch beginsel,

een klare uiting van despotisme. Het strekt dan ook de „Nieuwe Rotterdamse Courant" tot eer, dat het blad het onderhavige voorstel van de vijf met name genoemde partijen in scherpe bewoordingen heeft afgekeurd.

Mijnheer de Voorzitter! Op zichzelf genomen behoeft het niet te bevreemden, dat de kleine partijen de grote een scherpe doorn in het oog zijn; somtijds fungeert zulk een partij als het politieke geweten van de grote, zoals dat

ten aanzien van de S.G.P.

tegenover de Christelijke partijen het geval is, maar dit kan en mag toch geen reden zijn om haar bestaan en optreden in deze Kamer met de stok van een onrechtvaardige wet onmogelijk te maken en zodoende duizenden bij duizenden Nederlanders van hun stemrecht te beroven. Want dat is inderdaad mede de consequentie van zulk een wetgeving.

Duizenden kiezers,

die pertinent de S.G.P. willen stemmen, indien het de kant opging, zoals sommigen dat willen, zouden tot paria's in Nederland verlaagd worden, hetgeen wel vierkant indruist tegen het democratisch beginsel, dat zo vele leden in deze Kamer belijden.

Mijnheer de Voorzitter! Het kiesstelsel der evenredige vertegenwoordiging is het onze niet. Wij komen daar openlijk voor uit. Maar dit kiesstelsel is er nu eenmaal. En wij komen voor het recht op, als wij bepleiten, dat het rechtvaardig zal worden toegepast, daarbij verklarende, dat het stelsel van zuivere evenredige vertegenwoordiging ons immer nog veel verkieslijker voorkomt dan zulk een regehng, waarbij door verknipping van onze landkaart of anderszins de grootste willekeur bedreven wordt en duizenden Nederlanders ten voordele van de grote partijen van hun kiesrecht beroofd worden. Mijnheer de Voorzitter! Men heeft wel

heel veel misbaar

gemaakt over de kleine partijen, maar ziet over het hoofd, dat vele van de kleine partijen bijna even snel vergaan zijn als zij ontstaan zijn. Dat is onder meer het geval met de partij van de plattelanders, die van de heer Vos, die van de heer Arts en nog al meer andere in de laatste ruim dertig jaren, die wij niet met name zullen noemen. Bovendien vergeet men, dat het met het bestaan van kleine partijen en met de kans om een vertegenwoordiger in de Kamer te krijgen, hoe langer hoe moeilijker wordt, naarmate de kiesdeler stijgt, en deze kan met het oog op de sterke toeneming der bevolking binnen betrekkelijk korte jaren aanmerkelijk stijgen. Bovendien heeft men het een kleine partij al heel moeilijk gemaakt om aan de verkiezingen deel te nemen, want er moet maar eventjes een waarborgsom van ƒ 9.000.— gestort worden, wanneer zij in alle kiesdistricten haar candidatenlijst indient. Het is voor een regering altijd een uiterst gevaarlijke zaak om

martelaren te maken,

en die zal zij ongetwijfeld maken als zij de door haar of door haar partijen niet gewenste kleine partijen met behulp van de wet onderdrukt en tevens die nog om hals tracht te brengen. Alle wezenlijke onrecht, ook al wordt 't door de wet gesanctionneerd, straft zichzelf. Het recht is toch Godes. Hij betoont Zich immer een grimmig Wreker van begaan onrecht. Gewis, het is bovendien immer gevaarlijk voor een regering om martelaren te maken. Het gekrenkte rechtsgevoel van een volk neemt het doorgaans vaak voor hen op. Het gevaar is in deze volstrekt niet denkbeeldig, dat men de in haar rechten gekrenkten

op een hoop jaagt.

Hadden al degenen, die nu geen zetel bij de Kamerverkiezingen gekregen hebben, waar zij elk met een aparte lijst uitkwamen, zich op één lijst verenigd, dan hadden zij vier zetels in deze Kamer verkregen. Telt men bij deze kiezers nog op het grote getal, dat zich van stemming bil de laatste verkiezingen onthouden heeft, dan had ook met behulp van die stemmen de Kamer er wel heel anders uitgezien dan zij er thans uitziet. De regering speelt dan ook met vuur, indien zij om de raadselachtige woorden: „in het belang van zuivere politieke wilsvorming", langs zogenaamd wettige weg, door wetswijziging in de kieswet schromelijk onrecht jegens de kleine partijen gaat bedrijven. De dag kan aanbreken, dat haar aanhangers zich door rechtsverkrachting zo getergd gevoelen, dat zij, verenigd

op één en dezelfde lijst,

verhoudingsgewijze naar hun sterkte uitkomen.

Mijnheer de Voorzitter! Met de verscheidene leden, die in het Voorlopige Verslag verklaard hebben, dat zij niet inzien, waarom ten deze de instelling van een staatscommissie nodig is, gevoelen virij ons geheel een.

Het argument, dat in deze ook al ten _ onrechte is aangevoerd, namelijk dat het huidige kiesstelsel

verstarrend

werkt, gaat niet op. Het werkt niet verstarrend ten aanzien van de werkzaamheden in deze Kamer, getuige bet feit, dat de behandeling van de onderscheidene begrotingen het vorige jaar vóór het Kerstreces ten einde gebracht werd en liet er alles van weg heeft, dat zulks ook thans zal plaats hebben, alsook dat de Kamer zeer veel werk heeft kunnen verrichten en nog meer zou verzet hebben, als de regering ten vorigen jare meer wetten ter behandeling bij haar had ingediend. Het werkt ook niet verstarrend ten opzichte van de verschuivingen, zoals de laatste Kamerverkiezingen hebben aangetoond, waarbij aanmerkelijke veranderingen in de politieke verhoudingen der partijen hebben plaats gevonden. Mijftheer de Voorzitter! Door met behulp van de wet te smoren dat, wat er bij een deel van ons volk leeft, komt men er niet. Men moge met name

ten laste leggen, dat zij de S.G.P.

driehonderd jaar te laat geboren is, dat zij de stem van de Dordtse Synode in deze Kamer laat horen, dat zij een zwartgallige partij is en nog zo veel meer wat van die gading is,

maar daarmede is haar bestaan en aanwezigheid in deze Kamer niet veroordeeld. Zij vertegenwoordigt een deel van ons volk en dit reeds gedurende dertig jaren. Men begaat een schromelijk onrecht, als men haar door wetswijziging, wat de grote partijen in hun hand hebben, de toegang tot de Volksvertegenwoordiging gaat ontzeggen. Wij zouden zulks betreuren, want wij zijn het met

Ds van Lodensteyn

volkomen eens, als hij verklaarde, dat het van groot belang is, dat de stem der waarheid in de openbare vergaderingen des lands gehoord wordt. Mijnheer de Voorzitter! Waar wij over het kiesstelsel spreken, daar willen wij in verband hiermede

een scherp woord van protest

laten horen tegen de vervolging van vrouwen, die om des gewetens wil niet ter stembus zijn gegaan. Deze vervolgingen hebben ook dit jaar weder plaats gehad. Personen, die niet schromen voor te geven, dat zij door enige ongesteldheid als hoofdpijn niet zijn gaan stemmen, laat de burgemeester en dientengevolge ook de rechter ongemoeid, maar consciëntieuze vrouwen worden voor de rechter gebracht indien er een vervolgzieke burgemeester werk van maakt dat zij niet zijn gaan stemmen. Welk een schrikkelijke willekeur heerst er op het gebied van de stemdwang! Deze burgemeester gaat tot vervolging over, maar een andere burgemeester van een aangrenzend dorp, stelt geen vervolging tegen de vrouwen in! Hoe moet zo iets de eerbied jegens de wetten ondermijnen! In de gemeente A worden de vrouwen gestraft, in gemeente B gaan zij vrij uit. Tevergeefs hebben wij, helaas, herhaaldelijk geprobeerd de stemdwang af te schaffen, doch de meerderheid van deze Kamer heeft er nimmer aan gewild. Het is en blijft met dat al meer dan ergerlijk, dat

vrouwen, die om des gewetens wil

niet gaan stemmen, vervolgd worden. Voorts, Mijnheer de Voorzitter, wensen wij met een enkel woord te spreken over

de handhaving van de goede zeden.

Wij zullen het ditmaal om des tijds wil in korte bewoordingen moeten doen, hetgeen wij ook kunnen doen, omdat vidj er bij voortduring in deze Kamer uitvoerig over hebben gesproken. De zedenverwildering openbaart zich onder

in een soort vim naaktloperij

bij een deel onzer vrouwen. Zoals sommigen harer gekleed gaan en zo op de fiets zitten, zou men ze voor 50 jaar terug met de vinger hebben nagewezen en er grote schande over gesproken hebben, doch thans komt zulk een onvoeglijke kleding helaas hoe langer hoe meer in zwang. Zij openbaart zich ook in talloze echtscheidingen, die ettelijke jaren terug door de publieke opinie als iets schandelijks veroordeeld werden, maar thans door velen als de gewoonste zaak der wereld worden beschouwd.

Welke klachten

zijn er van buiten de kring der S.G.P. ook al niet opgegaan over wat men de verwildering van de asphaltjeugd noemt. De zedenverwildering wordt sterk in de hand gewerkt door allerlei obscure zinnenprikkelende voorstellingen en lectuur, door de grove ontheiliging van Gods dag, door godslastering en vloeken maar ongestraft te laten voortgaan, door de ongeloofspropaganda, welke er ongehinderd in ons land wordt gevoerd, door vertoningen in allerlei- amusementsinrichtingen, door toneelvoorstellingen, waarin onder meer het huwelijk als een Goddelijke instelling omlaag wordt gehaald, door bioscopen,

waarin God

als een oude heer met grauwe baard, gekleed in jacquet wordt voorgesteld, en door voorstellingen als die van

David en Bathseha en Simon en Delila

in de bioscopen. Dit alles gaat in ons land maar ongestoord voort. Protesteert men hier in de Kamer tegen zulke voorstellingen, wijst men er op, dat de Filmkeuringscommissie geen eerbied voor de Bijbel als Gods Woord aan de dag legt, door zulke vertoningen toe te laten, en dat de vertoning tevens grote ergernis en aanstoot bij een deel van ons volk verwekt, dan antwoordt de regering in haar Memorie van Antwoord:

„De commissie heeft volgens artikel 16 der bioscoopwet de door haar te keuren films uitsluitend te toetsen aan de goede zeden en de openbare orde. Of de inhoud van een film uit Bijbels gezichtspunt verantwoord is, staat derhalve niet aan de commissie ter beoordeling".

Het is wel indroevig zo iets te moeten vernemen.

Gods Woord en wet

behoren toch in elke aangelegenheid het richtsnoer te zijn, waarnaar gehandeld moet worden. Ware dit het geval, dan behoefde er niet zo geklaagd te worden over zedenverwildering, zoals daarover thans niet alleen door ons, maar ook van verschillende andere zijden geklaagd wordt Wij bevelen Zijne Excellentie dan ook ten sterkste aan, waar hij aangekondigd heeft zich in het ontwerp Film- en Bioscoopwet zo spoedig mogelijk te zullen verdiepen, bij zijn studie en bij het • ontwerpen van een nieuwe Filmwet Gods Woord tot grondslag voor zijn studie en ontwerp te zullen nemen. Dan zullen stellig zulke hoogst ergerlijke films als „David en Bathseba" en „Simson en Delila", benevens nog zo vele andere, niet meer vertoond worden.

Hetzelfde bevelen wij hem aan ten opzichte van het wetsontwerp Voorschriften

in zake leesbibliotheken.

Daarin wordt zo veel lectuur aangetroffen, dat voor de rechtbank van Gods wet niet kan bestaan. Ook met betrekking tot de grondwet wensen wij bij het aanbrengen van wijzigingen Gods Woord en wet tot basis gesteld te zien. Alle zo veelvuldige jammeren en oordelen van onze tijd zijn toch te wijten aan Godsverzaking en - verlating, waardoor onze tijd 20 gekenmerkt wordt. Het profetische Woord heeft na zo vele eeuwen nog zijn volle kracht:

, , Tot de wet en tot de getuigenis: Zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben".

Mijnheer de Voorzitter! Ten aanzien van

de burgemeestersbenoeming

wensen wij met nadruk de welwülende aandacht van de minister te vestigen op de benoeming van burgemeesters van Staatkundig Gereformeerde richting. In de verhouding van de sterkte van deze partij zijn er maar zeer weinig burge- • meesters van die richting. Wat de

samenvoeging van gemeenten

betreft, houde Zijne Excellentie toch vooral rekening met het historisch gegroeide bestaan van elke gemeente. Hij late geen gemeenten bij elkander voegen, waarvan de inwoners dit allerminst willen, gelijk het destijds ontworpen plan van samenvoeging van gemeenten in de Bommelerwaard en op Goeree en. Flakkee bij de bevolking dezer gemeenten zeer terecht grote ontstemming heeft verwekt, want van hogerhand werd daarin voorgesteld om gemeenten samen te voegen, die in het geheel niet bij elkander horen. Hij zorge er ook in ander opzicht voor, dat de autonomie der gemeenten niet nog meer aangetast zal worden, integendeel, hij bevordere, dat de autonomie der gemeenten weder hersteld zal worden. Verder willen wij bij Zijne Excellentie een lans breken voor

de bescherming van de burgerbevolking

in geval van oorlog. De minister werke er aan mede, dat er een goede organisatie tot stand zal komen, welke de gemeenten goede inlichtingen verstrekt en van de benodigde materialen voorziet. Het belang van deze zaak kan moeilijk te hoog worden aangeslagen en behoort stellig niet achtergesteld te worden bij de actieve verdediging door het leger. Ook willen wij een woord

ten gunste van de dierenbescherming

spreken. Aan de behandeling van de dieren ontbreekt nog heel wat. Wij bevelen deze gewichtige aangelegenheid ten zeerste in de zorg van de regering aan. Voorts bepleiten wij bij Zijne Excellentie, dat, voor zo ver het in zijn vermogen is, er een goede blijvende regeling betreffende

de financiële verhouding

tussen rijk en gemeenten ontworpen zal worden.

Tenslotte nog iets over de organisatie der politie, een vraagstuk, dat nu al enkele jaren op een goede oplossing wacht. Ten deze staan wij bij de minister voor, dat er spoedig een voor de hierbij betrokken partijen en personen bevredigende regeling tot stand moge komsn, waardoor een zeer doelmatige samenwerking tussen de onderscheidene politie-onderdelen wordt verkregen. Ook bevelen wi] hierbij de belangen van het politiecorps - en van het ambtenarencorps

ten zeerste in de aandacht van de minister aan, waarbij wij het standpunt Innemen, dat er in deze corpsen een billijke salarisregeling behoort te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1952

De Banier | 8 Pagina's

Binnenlandse Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1952

De Banier | 8 Pagina's