Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Repliekrede van Ds Zandt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Repliekrede van Ds Zandt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals te verwachten was, was het antwoord, dat de ministers van Buitenlandse Zaken ten aanzien van de geloofsvervolgingen der Protestanten gaven, allerminst bevredigend. Zoals ook voorheen het geval te dezer zake was, maakten zij zich van deze toch zo hoogst gewichtige aangelegenheid met een Jantje van Leiden af. Alleen indien Nederlanders vervolgd werden of indien Nederlandse belangen geschaad werden, toonden zij zich bereid om handelend op te treden.

Het was uit oorzaak van de hem zo kort toegemeten spreektijd, dat Ds Zandt niet uitvoerig op de houding der ministers kon ingaan, maar zich er toe moest bepalen om met alle nadruk te bepleiten, dat de regering die middelen zou aanwenden, welke haar in de eerste termijn in diens rede waren aanbevolen. Het bleek in deze hoe kennelijk de onwil der regering is om krachtig tegen de onderdrukking en vervolging der Protestanten op te treden.

Vervolgens wees Ds Zandt nogmaals op het ergerlijke, dat bij de lading en lossing van Nederlandse schepen in Indonesische havens voorvalt. Het antwoord, dat de regering thans gaf, hield in, dat er te dien opzichte een grote verbetering was ingetreden.

Verder spoorde de afgevaardigde van de S.G.P. de regering aan om veel krachtiger voor het recht in het algemeen en voor het Nederlandse recht in het bijzonder op te komen.

Tenslotte maakte Ds Zandt, waar het woord „Christelijk" in het debat ter sprake was gekomen, nog een korte opmerking over dat woord.

Hiermede achten wij de repliekrede afdoende te hebben toegelicht en laten nu de repliekrede in haar geheel volgen. Ds Zandt sprak hierbij als volgt: Mijnheer de Voorzitter! Het antwoord, dat ons ten aanzien van

de geloofsvervolgingen der Protestanten

is gegeven, heeft ons niet kunnen bevredigen. Wij bepleiten nogmaals met alle nadruk, dat de regering die middelen zal aanwenden, welke wij in onze rede haar hebben aanbevolen. Voorts wensen wij nogmaals onder de aandacht der regering te brengen het ergerlijke, dat gedurig voorvalt

bij de lading en lossing van Nederlandse schepen in Indonesische havens.

De klachten, welke ons daarover bereikt hebben, zijn van zeer ernstige aard. Het is hoog tijd, dat aan deze grove wantoestanden een einde komt. De regering trede op dit punt, gelijk ook ten aanzien van het

zelfbeschikkingsrecht van Indonesische volken,

niet het minst van het Ambonese, c )' Nederland eeuwenlang trouw geweest is, waarop zij krachtens de Haagse R.T.C.overeenkomst recht hebben, kra'èhtig op. Evenals ook bij andere aangelegenheden, ter sprake gebracht hebben, waarbij niet welke wij in eerste aanleg in onze rede naar de maatstaf van recht gehandeld wordt.

En dit geldt niet alleen voor de Indonesische aangelegenheden, zoals de ne- - gen Nederlanders, die nu bijna drie jaren in Indonesië gevangen zitten, en hetgeen daarmede nauw verband houdt, als ambtenaren, militairen en verdere door de souvereiniteitsoverdracht gedupeerden, maar ook aangaande haar optreden in landen en colleges, welke op internationaal terrein gelegen zijn. Zij kome daarin voor het

recht in het algemer'^\ iJ

maar ook voor het Nederlandse recht op. Het is waar, wij zijn maar een klein volk door het verlies van Indië geworden, maar nochtans heeft een klein volk evengoed als een groot voor het recht op te komen, omdat dit Codes is. Tenslotte nog een opmerking ten aanzien van het woord

Christelijk.

Mr Groen van Prinsterer heeft terecht opgemerkt, dat naarmate het woord „Christelijk" meer in zwang gekomen is, de Christus Zelf meer en meer op de achtergrond gedrongen is, en dat onder het woord „Christelijk" vaak praktijken bedreven zijn en worden, die soms lijnrecht in strijd zijn met Christus' leer. Het woord „Christelijk" staat - niemand kan dit tegenspreken — in zeer nauw verband met Christus Zelf, en dit 'kan slechts als Christelijk worden aangemerkt wat naar Christus' leer is. Al het andere moge Christelijk heten, maar het is het niet. Dit zogenaamd Christelijk valt immer te veroordelen, gelijk een ieder als hoogst navolgenswaardig mag worden aangeprezen, wat Christus Zelf ons in Zijn Woord leert. Het mag niet alleen aangeprezen worden, maar het is zelfs voor ieders welzijn, voor tijd en eeuwigheid, voor ziel en lichaam noodzakelijk om zich daarnaar te gedragen. Mijnheer de Voorzitter! Door de mij zo kortelijks toegemeten tijd heb ik mij tot deze korte opmerkingen moeten bepa- len en heb ik andere onderwerpen, . die ik niet grondig kan bespreken, buiten beschouwing moeten laten.

Bij de behandeling van de artikelen verkreeg Ds Zandt het woord om het amendement der S.G.P.-Kamerleden in zake de afschaffing van het gezantschap bij het Vaticaan. Diens rede laten wij in haar geheel hieronder volgen. Mijnheer de Voorzitter!

Bv de behandeling van dit amendement kunnen wij met een korte toelichting volstaan. Evenals Ds Kersten zulks deed, toen hij op 10 November 1925 bij het destijds ingediende amendement deed, zullen wij dit ook doen.

Ds Kersten merkte destijds op, dat de aigumenten over het onderhavige amendement vóór en tegen geheel uitgeput v/aren. Zij zijn in de loop der jarsn hiei zo dikwerf in de Kamer ter sprake gebracht, dat het niets dan een herhaling zou zijn, indien zij nogmaals werden ten gehore gebracht. Ons amendement beoogt de begrotingsartikelen 44 en 47 met een bedrag respectievelijk van ƒ 12.800 als jaarwedde en ƒ 103.300 als verblijfsvergoeding te verminderen.

De strekking van ons amendement

is alzo om tot opheffing van het gezantschap bij het Vaticaan te komen. Redsn daarvoor bestaat bij ons in het feit, dat wij in dit gezantschap een erkenning van de geestelijke macht van de paus zien. De afvaardiging van een gezant naar , hel Vaticaan ontleent toch haar beteke- ^ nis aan de erkenning van de geestelijke macht van de paus, dewijl de zending van een gezant naar de paus als het hoofd van een wereldlijke macht geen zin heeft, daar de betekenis van diens wereldlijk rijk te gering is om deswege een gezant naar het Vaticaan af te vaardigen.

En nu is het juist de Hervorming geweest, die zich tegen de geestelijke macht van de paus gekeerd heeft.

De erkentenis er van

Gerefor­ is in flagrante strijd met de meerde belijdenis.

Dit is één der voornaamste redenen, waarom wij ons amendement hebben ingediend.

Daarenboven zien wij in het onderhavige gezantschap een

tenachterstelling van Protestantse \ kerken,

bij wier hoogste leiders of leiding geen gezantschap gevestigd is, een bevoorrechting aldus van een speciale kerk en een krenking speciaal van ons Calvinistisch volksdeel.

Ook vindt het gezantschap bij ons dit bezwaar, dat wij er een versterking in zien van de rooms-katholieke politiek hier te lande, iets, dat medewerkt aan da verroomsing van ons land. In gelijke geest hebben ook indertijd mannen als

Dr Kuyper en mr De Savornin Lohman

deze materie beschouwd. Dl Kuyper schreef in 1888 in verband met het vraagstuk van het gezantschap bij het Vaticaan:

„Maar.. . . zoo goed en zoo gul wij in ons vrije land aan „De Tijd" het recht geven om dezen wensch te formuleeren, even beslist en pertinent handhaven wij ook het recht om, voor wat ons aangaat, zulk een eisch te verwerpen en luide aan al onze roomsche landgenooten te doen verstaan, dat ze nooit ofte nimmer onzerzijds op medewerking en inschikkelijkheid in zake de missie te Rome rekenen moeten".

Mr de Savornin Lohman verklaarde ten opzichte van het gezantschap bij het Vaticaan op blz.-40 van zijn „Verzamelde Opstellen" (uitgave 1921):

„Wij kunnen het herstel van het gezantschap niet anders beschouwen dan als een verlaten van het door elke groep aangevoerde beginsel en een eersten stap op of naar het roomschkathoHeke staatsrecht".

Mijnheer de Voorzitter! Dit zijn de principiële — en het zijn uitsluitend principiële — overwegingen om ons amendement bij de Kamer in te dienen. Nu er

een geheel nieuw samengestelde Kamer

ib opgetreden, wensen wij in dezen een uitspraak van de Kamer te hebben, al hebben wij weinig hoop, dat deze ons amendement zal aannemen.

Aangezien het amendement van de heren Zandt en Van Dis (Stuk no. 29) niet wordt ondersteund, kan het geen onderwerp van beraadslaging uitmaken. NASCHRIFT

Enige hoop, dat het amendement van de S.G.P.-Kamerleden aangenomen zou worden, bestond er bij hen niet. Nochtans achtten zij krachtens hun Gereformeerde gezindheid zich verplicht het in te dienen. Dat het amendement echter door niemand in heel de Kamer ondersteund zou worden, dat was wel heel kras. Niet zo zeer kras ten aanzien van de Anti-Revolutionnaire Kamerleden, die a'. sedert lange jaren Dr Kuypers woorden, „dat ze nooit ofte nimmer onzerzijds op medewerking of inschikkelijkheid in zake de missie te Rome rekenen moesten", te schande gemaakt hebben, als zij tegen de afschaffing van het gezantschap bij het Vaticaan stemden; maar wel heel kras, dat van de in vrij groten getale aanwezige C.H. Kamerleden geen enkele het amendement — dat om in behandeling te komen door vijf leden ondersteund moest worden — ondersteunde. Daarvoor bestond toch hunnerzijds geen enkele geldige reden. Wanneer zij soms willen aanvoeren, dat zij niet telkens en telkens weer over het onderhavige amendement gestemd willen hebben, dan kan daartegen met gegronde redenen worden aangevoerd, dat het zes jaren geleden was, dat de Kamer over dit amendement een uitspraak gedaan had. Als de S.G.P.-Kamerleden nu jaar op jaar het amendement hadden ingediend en daarover door hen een stemming aangevraagd was, dan zou er nog enige reden hebben kunnen bestaan, dat de C.H. Kamerleden het niet ondersteund zouden hebben. Maar dit was alzo niet. De S.G. Tweede Kamerleden hadden de op dit punt in de Tweede Kamer bestaande regels en gewoonte behoorlijk in acht genomen. Zij hebben hun amendement niet in de oude Tweede Kamer ingediend, maar in de nieuwe, en dit zes jaar nadat de Kamer daarover een uitspraak gedaan had. Het zijn dan ook niet dan loos bedachte, maar geheel ongerechtvaardigde argumenten, aLs de C.H. Kamerleden op even te voren besproken gronden hun gedragswijze willen rechtvaardigen.

De gedragswijze der C.H.U. Kamerleden valt op gesn enkele wijze te rechtvaardigen als wij op hun verleden letten. Dezen hebben zich toch tevoren immer met beslistheid tegen het gezantschap bij het Vaticaan gekeerd. Zelfs heeft één hunner namelijk dr Schokking, destijds een voorstel ingediend om het gezantschap af te schaffen. Zo zien wij ten aanzien van de C.H. Kamerleden een snelle afloop der wateren. Zij zijn de A.R. Kamerleden nagevolgd en met hen onder de zweep van Rome doorgegaan Rome's gunst is hun blijkbaar meer waard dan het eigen beginsel, dat zij jammerlijk verloochend hebben door ook slippendragers van de paus te worden.

Wij zullen het thans hierbij laten — ook al met het oog op de plaatsruimte in „De Banier". Het behoeft echter niemand te verwonderen, indien wij in een artikel nog eens op deze aangelegenheid terug komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1952

De Banier | 8 Pagina's

Repliekrede van Ds Zandt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1952

De Banier | 8 Pagina's