Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GELOOFBEGEERTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GELOOFBEGEERTE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verhef Gij over ons het licht Uws Aanschijns, o Heere! Psalm 4 : 7 h

Bij de intrede van het jaar 1953 rijst in millioenen harten de twijfelmoedige vraag: Wie zal ons het goede toch doen zien?

De onheilspellend donkere toekomst, de onuitsprekelijke verwarring onder de volkeren der aarde en de beangstigende be-A^apeningswedloop doen het allerergste /rezen. Enerzijds weigert de van God ifgevallen mensheid te buigen voor God n Zijn Woord en wordt de zonde ingeronken als 'water, waardoor de gerich-; n Gods als worden afgesmeekt, en anerzijds vervullen de tvvijfelmoedigheid 1 het tot wanhoop voerend ongeloof het an zijn ankers losgeslagen mensdom, 'erwijl de strijd tegen ziekte en dood estreden wordt in de medische wereld iet ongelooflijk vernuft en met inspaning van alïe krachten, wordt anderzijds ven hard gewerkt aan het vervolmaken an vernietigingsmiddelen, ten koste van onnoemelijke financiële offers.

Het kan dan ook niet uitblijven, dat vertwijfeling zich van velen meester maakt. En het enige steunpunt in de chaos, het Woord van Hem, Die onveranderlijk Dezelfde blijft, wordt verachtelijk terzijde gelegd. En zo werkt de mens eigen ondergang uit.

De eeuwenlang verborgen natuurkrachten, sinds kort aan het licht getreden in straaljager en atoombom, doen ons sidderen van angst, tenzij dat we in dat idles de grootheid van de Schepper van : emel en aarde zien, en Zijn wijsheid bedonderen.

Vat zal de toekomst brengen, ook voor Mederland? En wie zal ons het goede toch doen zien? Het goede, dat niet aleen bestaat in uiterlijke vrede en voorpoed, doch bovenal in Gods gunst over prechte wederkering tot de God van nze vaderen. Wie zal het ons doen zien? Geen mensenkrachten zijn in staat het volk van Nederland te stuiten in het rennen als een teugelloos paard op de weg der zonde naar de ondergang. Als God niet ingrijpt, zal de nabije toekomst ontstellend veel openbaren, en de wijs-^leid dezer wereld zal dwaasheid bij God blijken te zijn, terwijl het volk van God, Itijd gehaat en veracht van de wereld, n voor achterlijk en middeleeuws uit-, emaakt, dan ten volle door de Heere n het gelijk zal worden gesteld.

'-iddsnd en afhankelijk gaat dat volk de )ekomst in met de verzuchting: Veref Gij over ons het licht Uws aan-'chijns, o Heere! En waar deze bede het art vervult, daar wordt aan vele dwaze erwachtingen de bodem ingeslagen, vant het is beter Gods gunst te gevoe--3n over ons leven, dan in de gunst te leien van een kortzichtige en dwaze we­ reld. Ook zullen dan vele al te grote bekcmmernissen over de toekomst weggenomen worden, want als de Heere Zijn aangezicht in gunst doet lichten, zal alle duisternis worden verdreven, gehjk de zon 's morgens de duisternis van de naeht verdrijft.

Met God kan men overal door, zelfs door het dal der schaduwen des doods. Als dit gebed verhoord wordt, is het licht in het hart, al zouden de omstandigheden ook nog zo donker zijn. Daardoor zal het gemoed kalm en gerust zijn in elke nood, en ontvangt men kracht om in de weg van plicht en gehoorzaamheid te doen wat de hand vindt om te doen. Het is velen te doen om enkel koren en most, om rijkdom en weelde, om de dingen van dit tijdelijke leven, teneinde volop de genietingen te hebben daarvan voür het aardsgezind gemoed. De mens wil gelukkig zijn, maar in plaats van het te wenden tot God, Die alleen gelukkig maken kan, grijpt men naar de wereld en de zonde. Men wil van God niet afhangen, men wil voor Hem niet leven, voor Zijn Woord niet buigen, maar eigen wegen volgen. Onzichtbare rijkdommen begeert men niet, alleen zichtbare en tastbare. Men wil het goede dezer wereld zien, maar het allerhoogst en eeuwig goed verwerpt en veracht men.

Wat is de vleselijk gezinde wereldling toch onuitsprekelijk dwaas. Hoe anders is het wanneer de ogen opsn gaan voor de nietigheid en vergankelijkheid van alle aards-tijdelijke dingen, en als alles luid gaat roepen: Bij mij is het niet! Dan komt God Zichzelf waarde te geven in het hart, en Zijn gunst wordt boven alles begeerd. Dan wordt het als bij Mozes, Exodus 33 ; 15: „Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, döe ons van hier niet optrekken. Dan durft men de toekomst en het nieuwe jaar niet in zonder ernstige verzuchting: Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere! Dan kan men zich niet verenigen met de velsn, die twijfelmoedig vragen naar de goederen dezer wereld. Maar des te meer met de weinigen, die beter oogmerk hebben en een andere keus doen die in Gods gunst en in het licht Zijns aanschijns het grootste voorrecht zien, en zeggen:

Want beter dan dit tijd'lijk leven Is Uwe goedertierenheid.

Daar heeft men wat van ondervonden en men weet het door ondervinding wat het is om een blijk van Gods gunst te ontvangen en om bij het licht Zijns aanschijns de duisternis dezer wereld te doorwandelen. De vergevende liefde Gods in Christus te smaken, en aan God genoeg te hebben, en in Christus en Zijn gerechtigheid rust te vinden, is een vreugde, die de wereld niet kent. Dat is een kalmte des gemoeds, , die alle twijfelmoedigheid verdrijft. Daar heeft men altijd behoefte aan en daar gaat het verlangen naar uit, want Zijn gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen. Dat wordt dan ook begeerd bij de intrede des jaars, en niet alleen voor eigen persoon en allen, die uit kracht van vereniging lief en dierbaar zijn, maar ook voor land en volk, kerk en staat. Wat brengt de toekomst ons land en volk?

Bange zorg vervult ons als wij zien op de toenemende en doorbrekende afval en goddeloosheid. Zo God met Nederland in het recht zal treden; wie zal dan bestaan? Heeft ons volk nog recht van bestaan, of nog reden van bestaan. indien het God verlaat? Zal het ons niet gaan als Efra'im en Juda?

Zeker, er zijn er nog, die hun knieën voor Baal niet gebogen hebben, maar was c"-onder Israël ook niet nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade ten tijde der wegvoeringen? Evenwel trok God door met Zijn gerichten.

Zo kan het ook in de toekomst gaan met het volk van Nederland. En wat zal er dan met Neerlands kerk gebeuren? Zal God de waarheid van ons wegnemen en de geestelijke duisternis daardoor worden tot een dikke, tastbare donkerheid? Het zou alleszins rechtvaardig zijn, en toch, dat des Heeren priesters mochten wenen tussen het voorhof en het altaar, en zeggen: Spaar Uw volk, o Heere! Wie weet. Hij mocht Zich wenden en een zegen achter Zich overlaten. De Heere mocht gedenken aan Zijn verbond ten aanzien van Zijn volk, en om Zijns Naams wil nog verheffen over ons het licht - Zijns aanschijns. Dat zonden werden afgebroken en de afval werd gestuit. Dat Gods Geest temeder mocht werpen alles wat zich tegen Hem verheft. Dat getrouwmakende genade geschonken werd aan allen, die op staatkundig of kerkelijk terrein leiding hebben te geven. Dat Gods eer werd bedoeld in alle verrichtingen, want dan zou Hij het licht Zijns aanschijns niet intrekken, maar over ons doen lichten. Wat de toekomst ook brengen moge, dan zou ons zelfs in de donkerste tijden geen licht ontbreken. Alle namaak, alle kunstlicht zal dan tevergeefs zijn en bezwijken, maar die dan genadelicht mogen hebben en geloofslicht, zullen zich met de dochteren van Juda verheugen om Zijner oordelen wil. En als der goddelozen lamp zal worden uitgeblust in zwarte duisternis, zal dat volk geen licht ontbreken, hebbende de olie des Heiligen Geestes in hun vaten. En als de Heere komt om de inwoners der aarde geweldig te verschrikken, zal aan dat volk bevestigd worden die uitnemende belofte uit Zefanja 3 : 16-17: rees niet, o Sion, laat uw handen niet slap worden. De Heere uw God is in het midden van u, een Held, Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verheugen met gejuich.

Driewerf gelukkig de mens, die met God eu in Zijn gunst het nieuwe jaar en de donkere toekomst m mag gaan, m het j: fJny; g bewustzijn: Mij zal geen licht ontbreken.

CHR. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

De Banier | 8 Pagina's

GELOOFBEGEERTE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

De Banier | 8 Pagina's