Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

cxv.

Chrysostomus hersteld en tevreden-Goede verzorging te Kukusus.

Na aankomst in het hem toegewezen verbarmingsoord Kukusus herstelde de gezondheid van Chrysostomus spoedig onder invloed van de rust en de zorgvuldige oppassing, welke hem aldaar ten deel vielen. Groot was ook de belangstelling, welke men voor hem aan de dag legde.

Een rijk landeigenaar uit de omgeving van Kukusus, Dioskurus geheten, had zelfs één zijner slaven naar Caesarea vooruitgezonden om hem te laten weten, dat hij een woning voor hem te Kukusus gereed had laten maken. Ja, daar onderscheidene vermogende vrienden van Chrysostomus te Constantinopel in Kukusus huizen bezaten, zodat ieder van hen de - verbannen kerkleraar gaarne een woning ter beschikking wilde stellen, liet Dioskurus zelfs van Chrysostomus de belofte afdwingen, dat hij in geen andere dan in de door hem ter beschikking gestelde woning zijn intrek zou nemen.

Dioskurus deed voorts al het mogelijke om zijn huis naar het genoegen van Chrysostomus in te richten en hem voor de koude, die bij de nadering van de winter in de ruwe luchtstreek van het bergachtige land te wachten was, te beveiligen en het gemis van goede levensmiddelen in dit afgelegen oord zo veel mogelijk te vergoeden.

Dit ging zelfs zo ver, dat de kerkleraar Dioskurus verzoeken moest om zijn vrijgevigheid niet verder uit te strekken. Bovendien kregen rentmeesters van de vrienden te Constantinopel van hun heren de opdracht om hem alles te verschaffen, wat hij nodig had, en deze rentmeesters verzochten hem daarom, om, als hij het één of ander nodig had, over hen te beschikken.

Geen wonder is het dus, dat Chrysostomus zich door deze warme belangstelling en dit sterk medeleven in zijn lot, ten zeerste verkwikt gevoelde. Dit blijkt onder meer uit een brief, welke hij aan Olympias schreef en waaruit wij het volgende willen aanhalen:

Met moeite wist ik mij tot Kukusus voort te slepen en geheel uitgeput kwam ik er aan. Maar thans is alles voorbij. Het laatste spoor mijner ziekte is geweken en ik bevind mij weer volmaakt wel. Ik heb het leed u geklaagd, dat ik vroeger heb moeten lijden, en het aangename van mijn tegenwoordige toestand u geschilderd, opdat niemand onbedachtzaam mij dit oord doe verlaten. Willen zij, welke mij die gunst verlenen willen, het in mijn keus laten, waar ik mijn verblijf wil vestigen, kiezen ze niet naar eigen goeddunken een andere verblijfplaats voor mij uit, neem dan de aangeboden gunst dankbaar aan. Willen zij mij daarentegen van hier wegnemen en naar een andere plaats overbrengen, willen zij mij opnieuw reizen laten doen, daar zie ik voor mij zelf niet veel goeds van tegemoet.

Vooreerst, omdat ik vrees, dat ze dan een nog veel afgelegener en onaangenamer oord mij als de plaats van bestemming zullen aanwijzen. Maar vooral, omdat het reizen voor mij honderdmaal erger straf is dan de ballingschap. En niet zonder reden. Want reeds de moeilijkheden, die aan deze reis verbonden waren, hebben mij aan de rand van het graf gebracht; eerst nu, in de storeloze rust, die ik hier mag genieten, begin ik weer te herleven en mijn uitgeputte krachten terug te krijgen".

Uit het bovenstaande blijkt duidelijk, dat Chrysostomus er beducht voor was, dat zijn vrienden te Constantinopel ia hun onberaden ijver om zijn toestand dragelijker te maken, hem juist een erger lot zouden berokkenen.

Daarom drong hij er bij Olympias op aan, dat zij zich volstrekt niet met de zaak moest inlaten, voordat ze nauwkeurig bekend was met de beweegredenen en bedoelingen van hen, die bij machte waren om gratie te verlenen. Alleen in geval zij bemerkte, dat men hem wilde overbrengen naar een plaats, die dichter bij de Propontis (zee van Marmora) lag, bijvoorbeeld naar Nikodemië in Bithynië, of Cyzikus aan de Hellespont, moest zij de aangeboden gunst van het hof te Constantinopel aannemen.

Chrysostomus kon het dus in Kukusus best uithouden. Ook over het klimaat liet hij zich zeer gunstig uit. En wat het gevaar van de Isauriërs betreft, dit was geheel geweken, daar zij weer naar hun land waren teruggekeerd, zodat hij zich nu te Kukusus veiliger gevoelde dan te Caesarea. Alleen de bisschoppen, een enkele uitgezonderd, boezemden hem nog vrees in.

Onder die uitzonderingen behoorde ook de bisschop van Kukusus zelf. Deze bewees de banneling alle mogelijke vriendschap en verklaarde zich zelfs bereid om de werkzaamheden, aan zijn ambt als bisschop verbonden, met hem te willen delen. Chrysostomus vond het echter beter om op dit aanbod niet in te gaan, uit vrees dat hieruit wellicht nieuwe verwikkelingen zouden kunnen ontstaan.

Terwijl Chrysostomus' toestand heel wat verbeterd was, was die te Constantinopel nog verre van gunstig. Tijdens de afwezigheid van hrm bisschop werden Chrysostomus' vrienden door allerlei rampen getroffen. Zo brak er kort na het vertrek van de kerkleraar in de grote kerk een hevige brand uit, die grote verwoestingen aanrichtte. De vijanden beschuldigden nu de Johannieten — zo werden de aanhangers van Chrysostomus genoemd — er van, dat zij die brand hadden aangestoken. Of deze beschuldiging op waarheid berust, is niet met zekerheid te zeggen. Onmogelijk is het niet, want groot was het getal dergenen, die hun geliefde herder en leraar maar niet konden vergeten. Zouden allen bezield zijn geweest met de geest van Chrysostomus en zijn medearbeiders, dan zou er geen reden zijn om het mogelijk te achten, dat de brandstichting door sommigen hunner kan zijn verricht.

Hoe dit verder echter moge zijn, de vijanden grepen de brandstichting aan om de gehele Johannietenpartij er voor aansprakelijk te stellen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1953

De Banier | 8 Pagina's