Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Regerings-nota

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Regerings-nota

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Hef daarbij gevoerde debai

Rede van Ds P. Zandt

Op Dinsdagmiddag en - avond en op de daarop volgende Woensdagmiddag, 10 en II Februari, heeft de Tweede Kamer gedebatteerd over de regeringsnota. Dit debat heeft, zoals de lezers kunnen waarnemen, veel tijd in beslag genomen. Bovendien zal het nog wel niet het laatste debat zijn, dat over de overstroming van zo vele gebieden zal gehouden worden. Uit de aard der zaak kon de regering daarover nog niet alle inlichtingen verschaffen en deswege droeg haar nota een voorlopig karakter.

Dit heeft echter niet weggenomen, dat er van verschillende zijden in de Kamer over gesproken is.

Ook is er van de kant van de S.G.P.-Kamerfractie aan het debat deelgenomen. Ds Zandt heeft daarbij een rede uitgesproken, welke geen nadere toelichting behoeft en welke wij thans in haar geheel hier weergeven.

D s Z a n d t sprak dan als volgt: Mijnheer de Voorzitter! Alvorens tot de bespreking van de Regeringsnota over te gaan, gevoelen wij ons gedrongen om ons innig medelijden en medeleven uit te spreken met de door de watervloed zo zwaar getroffenen. Het leed, dat hen getroffen heeft, laat zich met geen woor­ den uitspreken. Reeds vallen er op dit ogenblik bijna 1400 doden te betreuren, waarmede nog al zo veel meer families in diepe rouw gedompeld zijn. Het is waarlijk ontzettend. Het leed, dat de getroffenen geleden hebben, de angsten, welke zij doorstaan hebben, de materiële verliezen, welke zij hebben geleden en de grote zorgen, waaronder zij gebukt gaan, vervullen ons met grote deernis, waaraan wij thans uiting willen geven. Hoevelen hebben, benevens dat zij geliefde doden te betreuren hebben, niet al hun hebben en houden verloren! Het betreft hier grote gedeelten van ons land waaronder zeer vruchtbare gebieden.

Bijzonder de provincie Zeeland is wel zeer ernstig getroffen. De eilanden Schouwen-Duiveland, het eiland Tholen, de eilanden Zuid-en Noord-Beveland, Sint-Philipsland en Zeeuwsch-Vlaanderen, terwijl het eiland Walcheren gelukkig niet zo zwaar geleden heeft.

Wat de Zuidhóllandse eilanden betreft, is het eiland Goeree-Overflakkee wel bijzonder zwaar geteisterd, terwijl Voome en Putten, het eiland Rozenburg, de Hoekse Waard, de Tien Gemeten, de Alblasserwaard, IJsselmonde, Rotterdam-Zuid en het Zuidelijk deel van het eiland van Dordrecht, en ook andere gedeelten van Zuidholland, zoal niet een gelijk lot niet het eiland Goeree-Overflakkee gedeeld hebben, toch ook grote last en schade van het water ondervonden hebben. Algemeen heeft men in de genoemde streken in grote spanning en in nood verkeerd, zelfs in die streken, welke ten slotte voor de watervloed gespaard zijn gebleven.

bok gedeelten van Noordbrabant zijn door overstroming zwaar geteisterd, on wel het Noord-Westelijk gedeelte en het land van Heusden en Altena en nog •andere streken in die provincie. Zelfs op het eiland Texel heeft de storm verwoestingen aangericht.

De 1ste Februari vn enkele daarop volgende dagen zullen dan ook lange üjd in heugenis bij ons volk, en wel in het bijzonder bij de getroffenen, blijven. Wat dezen doorgemaakt hebben, gaat alle beschrijving te boven.

Het verlies is zo groot en de schade, welke daarbij aan dijken, huizen, landerijen, huisraad, kleding en dekking belopen is, is van die aard, dat er met recht van een nationale ramp gesproken kan worden.

Dit te meer, waar de regering mededeelt: , Rond 133.000 ha cultuurgrond is door deze ramp geïnundeerd of ge'inundeerd geweest. Deze 133.000 ha, d.i. 5, 7 pet, van het totale areaal cultuurgrond in Nederland, kan onderverdeeld worden in:82.000 ha bouwland, d.i. 8, 9 pet. van het totale Nederlandse areaal; 41.000 ha grasland, d.i. 3, 1 pet, van het totale Nederlandse areaal; 10.000 ha tuingrona, d.i. 9, 4 pet vau het totale Nederlandse areaal. Uitgaande van de bebouwing in 1952 kan dit bouwland worden onderverdeeld in (het tussen haakjes gestelde getal is het percentage van het totale areaal in Nederland):32.000 ha granen (6, 1 pet), waarvan 12.000 ha tarwe (15, 2 pet); 17.700 ha consinnptieaardappelen (8, 6 pet); 15.000 ha suikerbieten (24 pet); 6.000 ha peulvruchten (17.8 pet); 7.500 ha vezelvlas (22, 7 pet); 8.000 ha andere gewassen".

De regering spreekt dan ook in haar Nota zeer naar waarheid, dat het steeds duidelijker wordt, dat de materiële gevolgen van de ramp hun weerslag zullen hebben op het gehele economische leven van ons land. Wij willen hierbij opmerken, dat het tevens heel duidelijk gebleken is, dat de mens wel allerlei plannen kan ontwerpen, maar dat er Eén is. Die souverein regeert. En dat dit ook bij de plannen der regering maar al te vaak uit het oog verloren is en wordt. Het onheil, dat ons geti'offen heeft, is toch geen van blinde natuurkrachten, zoals veelvuldig gezegd is. Neen, het is ons toebeschikt tot onze lering en bekering door Hem, zonder Wiens wil geen musken ter aarde valt.

Ook willen wij hierbij tevens opmerken, dat de nietigheid en de machteloosheid van de mens in deze bezoeking wel heel klaar gebleken is en dat ieder mens ten diepste afhankelijk is van Hem, Die eeuwig leeft en eeuwig regeert.

Mijnheer de Voorzitter! Terugkerend tot onze bespreking over de materiële scha­ de, constateren wij met de regering, dat de getroffenen zelf die schade niet kimnen dragen en opbrengen.

Wij icaarderen ten zeerste de grote deelneming, welke het Koninklijk Huis betoond heeft en voorts de grote offervaardigheid, die door ons volk in al zijn geledingen aan de dag gelegd is en nog steeds voortduurt, alsook de steun, die door de Ambonezen geheel vrijwillig is aangeboden. Wij kunnen niet nalaten onze waardering uit te spreken over de hulp, ons van buitenlandse zijde geboden, en die, welke zowel door burgers als militairen verleend is. Het heeft ons goed gedaan, in de regeringsnota te lezen, dat op de dag van de oproep zich des avonds vóór zes uur al 80 tot 90 procent van hun verlof teruggekeerde militairen in hun garnizoenen aanwezig waren. Hierbij is vast komen te staan — iets waarop wij zo gedurig bij de regering aangedrongen hebben — van hoe groot belang het is, dat dienstplichtige militairen zo dicht mogelijk bij hun woonplaats in garnizoen worden ondergebracht. Wij grijpen dan ook deze gelegenheid aan om dit nogmaals met alle klem bij de regering te bepleiten.

Ongetwijfeld heeft de militaire hulpverlening er toe bijgedragen, dat tal van levens van mensen en dieren behouden zijn gebleven.

Mijnheer de Voorzitter! Wij hebben er woorden van lof voor over, dat de landmacht reeds zo spoedig des morgens om half tien is opgeroepen, maar vragen ons af, waarom dit bij de marine ook niet om half tien gebeurd is, maar pas een uur later. Te meer klemt deze vraag, omdat bij deze overstroming de marine toch wel de eerst aangewezen instantie was om hulp te verlenen. Hierbij zij nadrukkelijk verklaard, dat wij hier geen kritiek uitoefenen, omdat ons volledige inlichtingen nog ontbreken, maar slechts vragen stellen.

In nauw verband hiermede zouden wij ook de regering de vraag willen stellen, of de marine wel over een behoorlijk aantal vaartuigen en amphibievoertuigen beschikt.

Ons leger had vroeger een vrijwillige landstormkorps-vaartuigendienst, die voor de vervoerstaak te water zorgde en een korps torpedisten, dat onder meer optrad met bewapende vletten op onze waterwegen en bij inundaties. Beide korpsen zijn thans uit de legeiorganisatie verdwenen en de vervoersdienst te water is overgenomen door de pontonniers, die deel uitmaken van de genietroepen. Het wil ons voorkomen, dat er enige reden voor bestaat om te onderzoeken of de huidige organisatie viel voldoende is om goed te kunnen functionneren. Dit klemt wel te meer, als wij bedenken, dat een toestand, zoals die nu is, zich ook in geval van ocrlog kan voordoen. Dit is toch wel zeker, dat er algemeen over geklaagd is, dat er te weinig vaartuigen, vooral platboomde, in de aanvang van de overstroming geweest zijn. Ook zouden wij van de regering wel een antwoord willen vernemen op de vraag, hoe het mogehjk is geweest, dat, zoals in onderscheidene bladen geschreven is. Schouwen en Duiveland en Goeree en Overflakkee later in de hulpverlenging betrokken zijn dan andere gebieden. Ook in die streken zelf is er over geklaagd, dat men niet spoedig genoeg gewaarschuwd is, dat men aanvankelijk bij sommige instanties maar geen gehoor kreeg en dat hulp zo lang uitbleef. Gaarne zouden wij in deze nadere inlichtingen van de regering ontvangen. De Regering heeft in haar Nota medegedeeld, dat: , , tot 2 Februari 's morgens 7 uur in de berichtgeving de nadruk lag op de gebieden rond Rotterdam, Dordrecht, Zeeuwsch-Vlaanderen, Walcheren, Zuid-Beveland en Texel, en dat op dit tijdstip de ernst van de situatie op Schouwen en Duiveland en Tholen eerst duidelijk op de voorgrond trad."

Het zou zeer verhelderend kunnen werken, als de regering de door de bladen geoefende kritiek zou kunnen ontzenuwen, indien de regering op onze vragen een bevredigend antwoord zou kunnen geven.

Voorts zouden wij van de regering gaarne inlichtingen willen hebben, of het juist is, dat terwijl het A.N.P. in de nacht van Zaterdag op Zondag paraat was en ook het Rode Kruis op Zondag 1 Februari vroeg in de weer was, verschillende autoriteiten vanwege het week-end niet te bereiken waren. Indien dit inderdaad het geval was, dan dient daarin toch dringend verandering gebracht te worden, dewijl het bij het plotseling uitbreken van een oorlog zou kimnen voorkomen. Ook is het de vraag, of de inlichtingendienst en de bewaking der dijken wel naar behoren geweest is.

Mijnheer de Vooriztter! Overgaand tot een ander onderwerp, nadat wij eerst over de geboden hulpverlening gesproken hebben, gaan wij thans over de toekomstige hulpverlening spreken. Wij hebben daarbij het oog op de schadevergoeding.

De regering heeft toegezegd het herstel van de hoofd-en buitenwaterkeringen uit de rijkskas te wülen laten plaats hebben. Wij betuigen daaiTnede onze volle instemming. Het zou toch ver en ver de krachten van de polderbesturen die wij krachtens de oude rechten, die zij hebben, gehandhaafd willen zien, dewijl zij van zulk een groot nut zijn geweest, te boven gaan, indien deze met de hun ten dienste staande 'middelen de hoofd-en buitenwaterkeringen zouden moeten herstellen. Wij bepleiten bij de regering, dat zij dit herstel met grote nauwkeurigheid en alle zorg zal doen. Het is toch gebleken, dat de storm het water hoger op kan stuwen dan wetenschtappelijke commissies berekend hebben. Dit is onder meer ten aanzien van de Afsluitdijk het geval, waarbij heel gelukkig geen doorbraak heeft plaats gevonden en op welke wij nog eens de bijzondere aandacht van de regering willen vestigen.

De waterstand bij de Afsluitdijk is bij deze storm toch hoger geweest dan indertijd door de commissie-Lorentz berekend is geweest. Op een goede bedijking mag in geen geval bezuinigd worden. Deze dient zo goed en deugdelijk mogelijk te zijn. Er dient ook bovendien nauwkeurig op gelet te worden, dat de dijken niet door mollen ondergraven worden, daar toch door deskundigen erkend wordt, dat de mollengangen gevaar opleveren voor de instandhouding van de dijken. Inzonderheid wanneer de wind zoals bij deze watervloed geschied is, het water over de dijken heenstuwt. Dit klemt te meer, waar ook al weer door deskundigen als een feit wordt aangenomen, dat het niet altijd mogelijk is te berekenen waar de dijkbreuken kunnen ontstaan. Het is dan ook om deze redevoorstaan, dat de dijken zo krachtig mogelijk gemaakt zullen worden. Dit is wel hoogst nodig. Het is een grote weldaad, dat de waterstand van de benedenrivieren laag is geweest, dat de Schielandse hoge zeedilh het gehouden heeft, en dat de waterkering bij 's-Gravenzande niet bezweken is, want dan was de ramp nog veel en veel groter geweest. In dit verband zouden wij gaarne van de regering vernemen, of het waar is, dat de waterkering bij 's-Gravenzande in slechte gevaarlijke staat verkeert. Indien dit waar is, dan dient hier toch de nodige versterking te worden aangebracht en is het zelfs onverantwoordelijk dat zulks niet eerder is geschied. Daarom mag daaraan door de regering stellig wel de nodige aandacht worden geschonken, evenals ook aan de duinen en in het bijzonder aan de oude dijken, want het is wel merkwaardig, dat nieuw aangelegde dijken het noodweer hebben kunnen doorstaan, en dat er vele oude daaronder bezweken zijn.

In verband met dit punt wachten het door de regering wij toegezegde onderzoek m zake de afsluiting der zeegaten met grote belangstelling af. Doch zo lang deze afsluiting niet tot stand gekomen is, zal het beslist nodig zijn, dat de dijken in een goede staat worden gebracht.

Bovendien Is het zeer gewenst, dat de gaten in de dijken zo spoedig mogelijk worden gedicht en de dijken zelf in goede staat hersteld zullen worden. Dit achten wij van zo groot belang, dat de werken in het voormalige Züiderzeegebied desnoods een tijdlang stilgelegd'moeten worden, opdat werktuigen en personeel in de getroffen gebieden kunnen worden ingezet. Ook bepleiten wij ten krachtigste bij de regering, dat de droogmaking van overstroomde landen met bekwame spoed ter hand genomen zal worden en ook de beschadigde wegen eveneens snel en goed hersteld zullen worden. Het is toch van het grootste belang, dat de geteisterde streken weder bewoonbaar gemaakt worden en alle."! daarin weder een normaal aanzien verkrijgt. Het vruchtbare land dient zo kort mogelijk braak te liggen. Hierbij is van grote waarde, dat indien er zout water in de polders is binnengelopen, dit zo spoedig mogelijk daaruit weggemalen zal worden, opdat het land ten spoedigste weder bebouwd zal kunnen worden. Ook is het van belang, dat het postverkeer weder spoedig zo goed mogelijk zal functionneren en in de voorziening van goed drinkwater, gas en electriciteit en het nodige voedsel voorzien zal worden.

Verder sprekende over de schadevergoeding, zal het zaak zijn, dat hierbij voor degenen, die schade geleden hebben, van rijkswege spoedig schadevergoeding gegeven wordt. Hierbij dient alle bureaucratie en ambtenarij met de daaraan verbonden administratieve rompslomp zo snel mogelijk geweerd te worden. Het moet hierbij niet zo zijn als bij de schadevergoeding ten aanzien van de oorlogsslachtoffers. Het bovenmatige lange verloop van herstel en van de financiële afwikkeling dient stellig thans vermeden te worden. Deze zaak behoort zo praktisch en snel mogelijk aangepakt te wor den. Het is mede opdat de uitkering van schadevergoeding ook geen al te lange tijd zal" lopen van belang, dat het herstel van de geteisterde gebieden zo snel mogelijk ter hand zal worden genomen. Ook al uit zedelijk oogpunt.

Deze zaak behoort zo praktisch mogelijk te worden aangepakt, ook al omdat dit door degenen, die in de overstroomde gebieden geteisterd zijn, begeerd wordt. In de overstroomde gebieden woont voor het grootste deel een nijvere bevolking, die veel en veel liever van eigen verdiensten leeft, dan op de steun aangewezen te zijn. Dit heeft zij getoond, want zij heeft altijd geweten de handen uit de mouwen te steken en zal gaarne weer de vrucht van eigen arbeid hebben.

Bovendien is een landsbelang mede gemoeid. Onder de overstroomde gebieden zijn veel vruchtbare gronden, welke immer veel hebben opgebracht, waaronder ook producten, die voor de export •an groot belang zijn; en dit niet alleen, die ook ons eigen land zeer ten goede zijn gekomen.

Schadevergoeding zal stellig van rijkswege wel ruimschoots moeten worden gegeven, want daar zijn dorpen, waarin de huizen van hele straten zo al niet geheel vernietigd, dan toch erg beschadigd zijn. Ook zijn er tal van boerderijen geheel met de grond gelijk gemaakt of zeer ernstig gehavend. Bovendien is er veel huisraad verloren gegaan. Daarbij komt nog, dat er naar een officiële berekening, die nog hoger kan worden, 25.000 runderen, 15 a 20.000 varkens, 2000 a 3000 schapen, circa 1500 paarden en circa 100.000 hoenders zijn verdronken. Bij zulk een enorm verlies van vee achten wij het onze phcht er bij de regering ten sterkste op aan te dringen om toch met de afslachting in verband met mond-en klauwzeer op te houden. Dit vinden wij een ergerlijk — naar ons oordeel — goddeloos stuk. Ook nemen wij hierbij de vrijheid de regering te verzoeken om de maatregelen, welke zij heeft ingevoerd om de ge-wetensbezivaarden tot inenting te dwmgen, in te trekken. Daar pleit bij de gegeven omstandigheden toch alles voor. De regering kan«niet doorgaan met deze maatregelen en ook niet met de afslachting van vee. Nog dezer dagen bereikte ons een bericht, dat bij een boer uit een gemeente 40 stuks vee, waaronder er 30 waren, die drachtig waren, zijn weggehaald om in Utrecht te worden afgeslacht.

Mijnheer de Voorzitter! Wij juichen het toe, dat in de geteisterde gebieden de ronddrijvende lijken van het vee worden weggehaald. Wij achten zulks voor de volksgezondheid van groot belang. Ook spreken wij onze grote ingenomenheid er over uit, dat in die gebieden streng wordt opgetreden tegen roverij.

Daarover hebben ons jammerlijke berichten bereikt, namelijk dat men in de huizen binnendringt en daar kostbaarheden westeelt en onder meer ook gouden ringen van de vingers van lijken trekt. Hierbij spreken wij als ons gevoelen uit, dat, indien er niet genoeg rijkspolitie in de betrokken gebieden aanwezig is, dat alsdan ook gemeentepolitie naar die streken moet worden gezonden, opdat plundering en roverij zo krachtig mogelijk zullen worden tegengegaan. Alleen bepleiten wij met alle nadruk, dat er tegen rovers en plunderaars veel strengere straffen zullen worden uitgesproken dan er tot dusverre uitgesproken zijn.

Mijnheer de Voorzitter! Wat de evacuatie betreft, hoe moeilijk die ook voor tal van egëvacueerden moge zijn, wij ach­ ten haar, met de regering, noov._ doch staan bij haar voor, indien zulks met volledige veiligheid geschieden kan, deze wedei' zo spoedig mvgelijk naar haar haardsteden te laten terugkeren. Dit zal ook ongetwijfeld naar de wens van velen hunner zijn, waarvan verreweg de meesten, zo niet allen, naar hun doqi en huis terugverlangen. In deze is het wel verblijdend, dat zo velen in den lande hun woning gastvrij voor de geëvacueerden hebben opengesteld. Ook is het zeer te waarderen, dat uit het buitenland aanbiedingen zijn gekomen om de geëvacueerden onderdak te willen verschaffen. Desondanks zijn wij toch va noordeel, dat het ten zeerste aan te raden is om de getroffenen in het eigen land te houden. Wij achten het beter, dat de geëvacueerden in gezinsverband zullen worden ondergebracht, zodat ouders en kinderen bij elkander blijven. Mijnheer de Voorzitter! Het doet ons zeer veel leed, dat de regering noch vandaag voor een week in haar verklaring, noch thans in haar Nota, en in geen enkele andere publicatie, ons volk heeft aangemaand . om zich onder de krachtige hand Gods te vernederen.

Daar was toch alle reden voor geweest. Ons volk is in de laatste tijd door zware oordelen Gods bezocht. Eerst heeft het twee wereldoorlogen, zoals onze voorouders er geen gekend hebben, medegemaakt. Daarna heeft het zware verlies van Indië ons getroffen. En nu weer dit zo ontzettende nieuwe oordeel. Letten wij daarop, dan is er alleszins oorzaak aanwezig, dat er bij ons volk van overheidswege krachtig wordt aangedrongen op het verlaten van de paden der zonde en om zich voor God te verootmoedigen. Dit is echter nu weer, gelijk zo vele andere malen, als wij zulks bij de regering gevi-aagd hebben, achterwege gebleven.

Dit beschouwen wij als een zeer ernstig plichtsverzuim. Daarin beschaamt zelf de heidense koning van Ninevé haar nog. Deze koning toch heeft niet nagelaten bij een aangekondigd oordeel zijn onderdanen tot bekering aan te manen en sterk tot God te roepen. Met dit zegenrijke gevolg, dat de Heere, al was het maar een uitwendige bekering, het oordeel afwendde. Daarom — het zij nogmaals gezegd — achten wij de grote nalatigheid der regering een ernstig plichtsverzuim, en knopen wij daaraan de wens vast, dat de regering in deze een gans andere gedragswijze zal gaan volgen, waartoe zij als dienaresse Gods ten duurste verplicht is en welke zo vele Christelijke keizers, koningen en overheden gevolgd hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1953

De Banier | 8 Pagina's

De Regerings-nota

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1953

De Banier | 8 Pagina's