Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXIII.

Chrysostomus naar een nieuw verbann'.ngsoord. Zijn levenseinde. Houding tegenover de monniken.

Alle pogingen, die gedaan waren om Chrysostomus' zaak door een onpartijdige kerkvergadering opnieuw te laten behandelen, hadden schipbreuk geleden.

De verbannen kerkvader vreesde dan ook, dat hem weldra nieuwe rampen te wachten stonden, daar te voorzien was, dat zijn oude vijanden in en buiten Constantinopel er alles op zouden zetten om hem het leven nog al moeilijker en onaangenamer te maken.

Dit kan blijken uit een brief, door Chrysostomus in de zomer van het jaar 407 gericht aan Innocentius, de toenmalige bisschop van Rome, waarin hij deze zijn grote blijdschap te kennen geeft over de aan hem bewezen trouw en liefde, maar tevens van de mogelijkheid gewaagt, dat men hem naar een nog eenzamer landstreek zou verbannen.

Die vrees bleek inderdaad maar al te zeer gegrond. Zijn vijanden konden het maar niet verkroppen, dat al hun pogingen om de invloed, die van de met vele talenten begaafde kerkleraar uitging, te verduisteren en teniet te doen, viuchteloos bleken te zijn, en dat naarmate hun pogingen toenamen om zijn glans te verdoven, die glans des te meer uit-blonk. Tot hun grote ergernis moesten zij het aanzien hoe Chrysostomus vanuit het afgelegen, onherbergzaam oord, waarheen zij hem verbannen hadden, van Antiochië af tot Constantinopel toe invloed bleef uitoefenen.

Hun hoop om alle gemeenschap tusstn hem en de wereld der Christenheid af te snijden, ja hem zo mogelijk geheel onschadelijk te maken, zou echter spoedig in vervulling gaan. Zij wisten namelijk de keizer te bewerken tot het uitvaardigen van een nieuw bevelschrift, waardoor Chrysostomus verbannen werd naar de stad Pityus, een stad aan de Oostzijde der Zwarte Zee gelegen, aan de uiterste grenzen van het Romeinse rijk, in een geheel woeste landstreek temidden van ruwe volksstammen. Twee soldaten brachten de banneling daarheen over.

Deze soldaten waren niet van dezelfde gezindheid tegenover Chrysostomus. Terwijl de ene hem hoogachtte en door een hefdevolle behandeling hem de reis trachtte te veraangenamen, deed de ander al het mcgelijke om het hem zo moeilijk mogelijk te maken, waartoe hij zich op de ontvangen bevelen beriep.

Deze reis bracht aan de gezondheid van de oude kerkvader de laatste stoot toe. Zelfs bereikte hij niet eens het oord zijner bestemming. In de nabijheid der stad Komana in Pontus gekomen, legde hij zich in een kerk, op enige afstand van deze stad, ter ruste neder. Toen hij ontwaakte verzocht hij zijn geleiders om hier nog enige uren te mogen vertoeven, maar zijn verzoek werd niet toegestaan. De reis werd voortgezet, doch nauwelijks waren zij anderhalf uur op weg, of de geleiders zagen zich genoodzaakt om naar de kerk terug te keren, daar Chrysostomus zich zeer ziek gevoelde. Hier zou de banneling zijn laatste ure doorbrengen. Zelf besefte hij dit maar al te goed. Ten teken van blijdschap, dat het lijden voor hem weldra zou voorbij zijn, en in de verwachting, dat de eeuwige heerlijkheid hem wachtte, trok hij zijn morsige klederen uit en deed schone klederen aan. Daarop verdeelde hij zijn verdere kledingstukken onder de aanwezigen en gaf na het uitspreken van de door hem vaak gebruikte woorden: „Geloofd zij God voor alles", de geest.

Met hem was één der groten onder de kerkvaders weggenomen. Wij zullen hiermede van hem afscheid nemen, doch niet dan na er op gewezen te hebben, dat Chrysostomus, hoewel een voorstander van het monnikenleven, toch de uitwassen hiervan en de verkeerde gewoonten, die zich veelal onder de monniken openbaarden door zich namelijk geheel uit de bewoonde wereld terug te trekken, en na te latsn om anderen te onderwijzen en het Evangelie te verkondigen, ten sterkste bestreden heeft In één zijner preken zegt hij dienaangaande het volgende: , , Wanneer er neg soms iemand is, die sporen van de oude wijsheid vertoont, verlaat hij de stad en de menselijke maatschappij en trekt, in plaats van aan de vorming van anderen zijn krachten te wijden, zich op de bergen terug.. En vraagt men hem naar de reden van die afzondering, dan is zijn antwoord een voorwendsel, dat volstrekt geen waarde heeft. Want wat zeggen dezulken? Ik zonder mij van de wereld af, opdat ik zelf geen schade lijde aan mijn ziel, opdat mijn eigen deugd niet verloren ga. Hoe veel beter zou het zijn, dat gij wat zoudt verliezen en anderen van u winst trokken, dan nu, nu gij op de eigen hoogte blijft, maar uw broederen in de zonde laat omkomen. Hoe zullen wij immer de vijand overwinnen als de één met zijn deugd het volstrekt niet ernstig meent, en zij, die het ernstig menen, zich uit het strijdperk terugh-ekken? Dat is dfe ware beoefening der deugd niet, als men daardoor ook niet op anderen ten goede werkt Het voorbeeld van de dienstknecht met het ene talent leert het u. Om de ontrouw, jegens zijn heer gepleegd, werd hij gestraft; omdat hij zijn talent in de aarde h-; d begraven en er niet mede had gewoekerd. Leer ook gij daaruit, dat, al vast ge, al slaapt ge op de grond, al bestrooit gij u met as, al zijt ge altijd bedroefd en ge weet door dat alles geen ander voor het hemelrijk te winnen, dat ge toch niets groots doet. Ga het leven van heihge maiinen uit de oudheid maar nauwkeurig na, en ge zult helder inzien, dat niemand hunner alleen aan zichzelf en zijn eigen belangen dacht maar allen voor hun naasten ten goede zochten te werken. Hij wees daarbij op Mozes, die voor het volk Israël in de bresse trad en zeide: „Nu dan, indien Gij hun zonden vergeven zult; doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek".

Voorts op David, die zeide: „Ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis". Op grond van deze en andere voorbeel­

den uit Gods Woord nu spoorde Chrysostomus de monniken zijner dagen er toe aan om het welzijn hunner naasten te zoeken, er hen op wijzende, dat noch vrijwiOige armoede, noch het ondergaan van de marteldood, noch enig ander ding van nut kon zijn, wanneer de liefde gemist werd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1953

De Banier | 8 Pagina's