Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorizetting der behandeling van de Zondagswet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorizetting der behandeling van de Zondagswet

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ds Zandi

Ter beantwoording van de verschillende sprekers kwam Minister Beel Vrijdag 20 Maart aan het woord. In diens rede kwam het duidelijk uit, dat van hem geen volkomen eerbiediging van de dag des Heeren te verwachten is. Van geheel gelijke strekking als het door hem namens de Regering ingediende ontwerp van wet was, was ook diens redevoering. Op geen enkel punt toonde hij ook maar de minste neiging om in het wetsontwerp enige wijziging te brengen, waarmede de heiliging van Gods dag en de rust daarop gediend zou zijn. Dat was wel een heel droevig feit, dat aangaande diens rede te constateren valt.

Nadat de ministeriële rede ten einde gekomen was, verkregen de Kamerleden de gelegenheid om te repliceren.

De tijd, die daarvoor toegestaan werd, was uiterst kort, waardoor het niet mo­ gelijk was om ' enigszins uitvoerig te spreken.

De heer Bruins Slot had in zijn rede aan Ds Zandt enkele vragen gesteld, waarop Ds Zandt, gezien de hem kort toegemeten tijd, niet in kon gaan. Van zijn kant had Ds Zandt — wat een kleins kunst geweest zou zijn — de heer Bruins Slot ook wel vragen kunnen stellen, welke de heer Bruins Slot in het korte tijdsbestek evenmin volledig had kunnen beantwoorden.

Ging Ds Zandt bij het Kamerdebat niet in op de door de heer Bruins Slot gestelde vragen, dit wil allerminst zeggen, dat deze vragen niet te beantwoorden zijn en ook niet dat deze vragen te gelegener tijd niet door Ds Zandt beantwoord zullen worden, wat waarlijk niet buitenmate moeilijk zal zijn.

Zoals reeds opgemerkt was tijdsgebrek de oorzaak, dat deze vragen onbeantwoord gelaten werden, dewijl het totaal niet doenlijk was deze uitvoerig en naar behoren te beantwoorden.

Om deze vragsn naar behoren te beantwoorden, was bovendien nog al bezwaarlijker gev/orden, omdat het r.k. Kamerlid Maenen een onwaardige en rechtstreekse aanval gedaan had op de religie van Ds Zandt, in casu die der gereformeerden, welke Ds Zandt niet onbeantwoord kon noch wilde laten. Die beantwoording eiste ook de nodige tijd. Na dit woord van toelichting laten wij hieronder de repliekrede van Ds Zandt volgen. Hij sprak het navolgende:

Mijnheer de Voorzitter!

Voor mij bestaat er geen reden, na het vele, dat ik in mijn rede in eerste termijn reeds heb gezegd, nog eens in den brede op het onderhavige wetsontwerp in te gaan, te meer, waar de ons toegemeten tijd bij de verdere behandeling van de replieken en de amendementen zo uiterst kort gesteld is. Ik handhaaf, ook na de rede van de Minister, mijn bezwaren tegen het wetsontwerp, bezwaren, die ik gisteren in den brede heb ontwikkeld. Ik heb hier gisteren gesn particuliere opinies naar voren gebracht, zoals uit de redevoeringen van de heren Schmal en Bruins Slot zou kunnen worden afgeleid. Hetgeen ik gisteren heb gezegd, was overeenkomstig de uitspraken van Gods Woord en overeenkomstig de uitspraken van de synodes van de oude Christelijke Kerk en die der Reformatie. Dat hebben de genoemde afgevaardigden niet kunnen ontzenuwen. Waar nu die uitspraken geen particuliere uitspraken waren, zo was ook hetgeen ik gisteren te berde heb gebracht geen uiting van mijn particuliere gevoelens; van het begin tot het eind was dit gegrond op Gods Woord en de uitspraken van de synodes.

Ik zou voorts nog iets willen zeggen over dat „sombere Christendom', dat de heer Maenen met betrekking tot ons naar voren heeft gebracht. Aan zulke uitdrukkingen zijn wij gewend. Reeds Plinius heeft zich eertijds over de oude Christenen uitgelaten op een wijze, die sterk aan de uitlating van de heer Maenen herinnert, en ook van Rooms-Katholieke zijde heeft men menigmaal min of meer smalend over dat sombere Christendom der Reformatie gesproken. De geachte afgevaardigde, de heer Maenen, heeft hier bovendien de kwestie van de onkerkelijkheid bij ter sprake gebracht en heeft gezegd, dat dit z.g. sombere Christendom de onkerkelijkheid in de hand werkt. Gelukkig zijn de feiten totaal anders. In de kringen, waar dat door de heer Maenen zo genoemde sombere Christendom wordt gevonden, zijn de kerken des morgens en des middags vrijwel altijd nog gevuld; in die kringen worden er altijd nog mensen gevonden, die des morgens en des middags, ondanks het feit, dat zij in de week veelal hard moeten werken, de kerk bezoeken, waaronder er zijn, die somwijlen het David kunnen nazeggen, hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der Heirscharen, mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des Heeren, want één dag in Uwe voorhoven is beter dan duizend elders, mensen, die onder-de prediking des Woords Jcracht, sterkte, vertroosting en vermaak, dat allesbehalve somber is, mogen opdoen. In die kringsn gaat men 's morgens en 's middags te kerk en bovendien komt men daarin nog weleens des avonds in gezelschappen, zogenaamde conventikels, bijeen. Zelf heb ik daarin menige avond met stichting en genoegen mogen verkeren en daar een vermaak gekend. dat geenszins somber was. In die gezelschappen was het een vaste regel, dat er nooit over andere mensen gesproken werd; smalend spreken werd daar nooit gehoord. Ook heb ik uit die kringen, waarin ik vaak met arbeiders verkeerd heb, mensen gekend, die op hun sterfbed juichend zijn heengegaan, voor wie de dood verslonden was tot overwinning. Dat is wel heel iets anders dan somberheid. Wat voorts de onkerkelijkheid betreft, die, volgens de heer Maenen, door Sat z.g. sombere Christendom in de hand zou worden gewerkt, verwijs ik naar hetgeen zijn eigen geloofsgenoten hierover hebben , geschreven. Kortgeleden las ik iets van een Rooms-Katholiek schrijver, ik meen, dat het een priester was, die Frankrijk had bezocht. In Frankrijk heeft men niet dat sombere Christendom. Hij deelde in dat schrijven mede, dat er 1200 kerken in Frankrijk zijn, Rooms-Katholieke kerken, welke door niemand meer bezocht worden. Daaronder zijn er, waarin eenmaal in de maand een priester komt met een misdienaar, terwijl de gehele kerk verder leeg is.

En nog kort geleden heb ik gelezen van een Amsterdams Rooms-Katholiek geestelijke,

die Parijs had bezocht en zich over het geringe kerkbezoek aldaar beklaagde. Hij vond het getal, dat daar nog naiar de kerk gaat, zo klein, dat hij de conclusie trok, dat Parijs langzamerhand een volslagen heidense stad wordt. Voorts wil ik er nog op wijzen, dat in het Rooms-Katholieke Italië en Frankrijk het communisme zo sterk is, en in Argentinië begint msn er ook al over te klagen, dat het communisme er veld wint. In de Protestantse landen tiert het communisme lang zo welig niet als in de Rooms-Katholieke. Als ik vanmiddag niet zo onverhoeds was overvallen, zou ik nog tal van bewijzen kunnen aanvoeren voor mijn betoog, dat — het zij zonder zelfverheffing gezegd — in de door de heer Maenen als somber neergezette kringen bij lange na de onkerkelijkheid niet zo toeneemt als in de door mij genoemde landen De heer Groen: Kijkt u eens naar Nederland: Ds Zandt: In Nederland zijn de kerken, waar de waarheid wordt gepreekt, goed gevuld, ja vol.

De heer Groen: Ja, bij de katholieken ook.

Ds Zandt: Dat de gereformeerde leer de onkerkelijkheid bevordert, logenstraffen de feiten; zij wordt daardoor niet bevorderd, maar juist met gewettigde middelen, en wel met Gods Woord, dat het krachtigste wapen is, sterk tegengegaan, terwijl ook hier te lande in menige gemeente, vooral in de steden, de onkerkelijkheid onder de Rooms-Katholieken sterk toeneemt.

Ook heeft de heer Maenen nog gesproken over de Engelse Zondagswet en ik kan begrijpen, dat men van Rooms-Katholieke zijde die wet niet toejuicht, maar zij heeft o.m. toch tot gevolg, dat duizenden arbeiders 's Zondags gesn slaafse arbeid behoeven te verrichten, en dit is een zegen.

De Engelse Zondagswet werkt ten minste in de hand, dat tal van mensen 's Zondags rustig in huis kunnen zitten en geen door de oude Christelijke kerk zo sterk veroordeelde, slaafse arbeid behoeven te verrichten. Daar wordt dus gelukkig niet een werkdag gemaakt van die dag, die God als een rustdag heeft bestemd.

Tenslotte zou ik de Minister nog eens op het hart willen drukken het daarheen te leiden, dat het lossen en laden van schepen in de havens op Gods dag verboden wordt. Tal van arbeiders, ook die niet kerkelijk zijn, zouden gaarne zien, dat de Regering daartoe overging. Na de replieken kwamen de artikelen in behandeling.

Op artikel I was door de afgevaardigden een amendement ingediend, wat met zijn toelichting als volgt luidt: rtikel 1 wordt als volgt gelezen: e bepalingen dezer wet gelden:1. voor de Zondag; 2. voor de eerste Kerstdag, de Nieuwjaarsdag, de Goede Vrijdag en de Hemelvaartsdag. Toelichting. Deze wijziging wordt door de voorstellers nodig geoordeeld, omdat zij principiële bezwaren hebben tegen het op één lijn stellen van de algemeen erkende Christelijke feestdagen met de Zondag, die de dag des Heeren is.

Door dit amendement, indien het was aangenomen, zou voorkomen geworden zijn, dat de dag des Heeren met de Christelijke feestdagen, waartegen zich de Reformatie immer met kracht tegenover Rome heeft gekeerd, gelijk gesteld was geworden.

Het amendement werd door Ds 2^ndt in het kort als volgt toegelicht. Hij sprak daarbij het navolgende: Mijnheer de Voorzitterl Wij achten het niet nodig om ons amendement uitvoerig toe te lichten. Wij kunnen, krachtens onze beginselen, zoals wij in onze rede hebben uiteengezet, de gelijkstelling van Gods dag met Christelijke feestdagen niet erkennen. Het is uit die oorzaak, dat wij ons amendement hebben ingediend en dat wij onze stem aan het amendement van de heren Krol, Stufkens en Maenen, waarin dit wel wordt gedaan, niet kunnen geven.

Zoals wij gisteren reeds hebben gezegd, heeft de Reformatie de gelijkstelling van de dag des Heeren met de Christelijke feestdagen nooit willen erkennen. Wij zouden dan ook de beginselen der Reformatie verloochenen indien wij dit wel deden. Dit is - altijd een groot geschilpunt geweest. Men houde het ons ten goede, dat wij ons niet wensen te gedragen als bastaard kinderen, maar als zonen der Reformatie en daarom handhaven wij ons amendement, dat wij bij de Kamer ten zeerste aanbevelen.

Het amendement kon alleen maar de stemmen van de beide S.G.P. Kamerleden bekomen, alle andere Kamerleden stemden er tegen, terwijl een amendement van de heer Krol, waarbij de Eerste Kerstdag en de Hemelvaartsdag met de Zondag gelijkgesteld wordt, met de stemmen van de C.H. en A.R. Kamerleden mede, werd aangenomen. Deze aanneming heeft een verloochening van één van de eerste beginselen der Hervorming in.

Bij artikel drie vroeg ds Zandt een aparte stemming over de beide leden van artikel III aan, waarbij hij verklaarde, dat zijn fractie vóór lid 1, doch tegen lid 2 was. Dit arükel heeft betrekking op maken van gerucht, hoorbaar op 200 meter afstand gedurende de Zondag tot 13 uur. In het eerste lid werd dit verboden, in het tweede lid werd de mogelijkheid geopend om dit verbod te niet te doen. De Kamer nam zowel lid 1 als lid 2 aan, hetgeen Ds Zandt aanleiding gaf om te verklaren, dat zijn fractie geacht wilde worden tegen lid 2 te hebben gestemd, alsook tegen het gehele artikel III.

Op artikel 4, handelende over de openbare vermakelijkheden op des Heeren dag, had de Kamerfractie der S.G.P. ook een amendement ingediend, dat de volgende inhoud heeft: Artikel 4 wordt als volgt gelezen: Het is verboden op Zondag openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

Toelichting. Dit amendement heeft tot strekking het bedoelde verbod voor de gehele Zondag te doen gelden en ontheffing er van, alsook het aangeven van uitzonderingen bij Algemene Maatregel van Bestuur onmogelijk te maken.

Ds Zandt kreeg gelegenheid om dat amendement toe te lichten, hetgeen hij met de navolgende woorden deed: Wij willen deze vergadering niet onnodig lang ophouden. Het door ons ingediende amendement hebben wij reeds voldoende toegelicht, zodat wij thans met een enkel woord kunnen volstaan. Voor ons is de Zondag niet alleen strekkende tot 13 uur, neen, de Zondag duurt de gehele dag. En waar hier een scheiding wordt gemaakt, die Gods Wet zelf niet maakt, daar komen wij op tegen ' hetgeen door de Regering is bepaald en wensen wij, dat het verboden zal worden op Zondag openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

Het amendement is voldoende duidelijk in zijn strekking en behoeft dus na het vele, dat we er over gezegd hebben, geen nadere toelichtiu^"

Ik hoop, dat het zal worden aangenomen.

Over dit amendement werd bij zitten en opstaan gestemd. Ook bij deze stemming bleken de afgevaardigden der S.G.P. alleen te staan.

Op artikel V hadden de afgevaardigden der S.G.P. eveneens een amendement ingediend, dat met de toehchting als volgt luidt: Artikel 5 wordt als volgt gelezen: Het is verboden op Zondag pohtieke optochten of politieke bijeenkomsten in de open lucht te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

Toelichting.

Het hier bedoelde verbod behoort evenzeer voor de tijd na 13 uur te gelden, daar het Goddelijk gebod voor de gehele Zondag geldt en niet voor de halve. Dit amendement werd als volgt nog nader toegelicht door Ds Zandt: Mijnheer de Voorzitter! Ook bij dit amendement kan ik met betrekkelijk weinig woorden volstaan, daar wij onze bezwaren reeds in eerste termijn in den brede hebben uiteengezet. Nochtans kan ik niet nalaten nog eens uitdrukkelijk, • zij het in het kort, op de hierbij betrokken aangelegenheid terug te komen.

Des Heeren dag geldt toch voor 24 uren en is allerminst beperkt tot 1 uur in de namiddag, zoals het onderhavige wetsontwerp in artikel 5 dit doet. Daarin wordt toch bepaald, dat politieke optochten op Zondag in de open lucht na 13 uur gehouden mogen worden.

Door die bepaling wordt Gods Wet, die de heiliging van en de rust op de gehele dag des Heeren eist, schromelijk overtreden. Deze wet wordt aldus op een ergerlijke wijze in tweeën geknipt.

Bovendien is er geen enkele noodzaak, dat politieke optochten op Gods dag gehouden moeten worden. Meer nog, zij halen het heilige karakter van die dag op een schrikbarende wijze omlaag. Daarbij komt, dat de rust op' die dag op grote schaal verstoord wordt.

In één woord, zoals wij in onze rede in eerste termijn uitvoerig hebben aangetoond, heeft daarbij een geweldige overtreding van Gods gebod plaats .hetwelk ons amendement, indien het wordt aangenomen, voorkomt, weswege wij het met alle klem bij de Kamer aanbevelen. In tegenstelling met de andere amendementen van de S.G.P. Kamerfractie verkreeg dit amendement ook de stemmen van de A.R. en C.H.-Kamerleden, zodat er 20 leden voorstemden, hetgeen niet genoegzaam was om te worden aangenomen, daar de leden van de Kamerfracties van de K.V.P., K.N.P., V.V.D., P.v.d.A. en die der communisten hadden tegengestemd.

Op artikel VII had de Kamerfractie der S.G-P. eveneens een amendement ingediend, dat de volgende inhoud heeft: Artikel 7 wordt als volgt gelezen: Het is verboden op Zondag in het openbaar sport te beoefenen en sportwedstrijden te houden of daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen. Ook hierbij sprak Ds Zandt een woord van nadere toelichting, dat wij hieronder laten volgen.

Mijnheer de Voorzitter! Bij de toelichting van dit amendement kan ik kort zijn. Onze bezwaren tegen artikel 7 zijn reeds in den brede uiteengezet.

Dit is wel esn heel ergerlijk artikel. Daarin toch worden sport en sportwedstrijden op Zondag wettelijk gesanction-neerd. Bij de algemene beschouwingen hebben wij dit hemeltergend genoemd en wij noemen het nog alzo. Hierbij wordt bovendien elke gemeenteraad de bevoegdheid ontnomen, zelfs als die er in zijn geheel tegen is, dit te verhinderen. Dit is wel heel erg, want sport en sportwedstrijden op Zondag gaan gepaard met een kolossale schending van Gods dag. Zij brengen mede, dat er op die dag getrokken en gereisd wordt en dat het personeel van de openbare vervoermiddelen aan het werk gezet wordt, soms zelfs extra aan het werk gezet wordt Honderden ambtenaren, beambten, conducteurs en wagenbestuurders van trein, tram en bus wordt daardoor de hun van God geschonken rustdag tot een werkdag gemaakt. Daarenboven gaan deze wedstrijden altijd gepaard met allerlei rumoer, waardoor de rust schrikkelijk verstoord wordt, ja, meermalen met allerlei vechtpartijen, waarbij heel een dorp in rep en roer gebracht wordt, zoals dat kort geleden in Vlijmen het geval was; ook is het in andere plaatsen al meer dan eens voorgekomen, dat de scheidsrechter en de spelers onder bescherming van de poHtie, welke ook al ten gevolge van allerlei wedstrijden op des Heeren dag in versterkte mate moet opkomen, naar de trein gebracht moesten worden. Hoe wordt op dergelijke wijze 'Gods dag ontheiligd! Hoe wordt de rust op die dag daardoor verstoord! En dit alles wordt door artikel 7 mogelijk gemaakt, ja zelfs wettelijk beschermd. De •meest ergerlijke rustverstoring en de grootste schending van de heiliging van Gods dag worden door sport en sportwedstrijden in hoge mate bevorderd. En dit maakt dit ontwerp-Zondagswet mede zo afschuwelijk. In stede van de heiliging van Gods dag en de rust daarop te bevorderen, wordt de onrust daarop en de ontheiliging daarvan in sterke mate daardoor bevorderd. Er bestaat geen tweede Zondagswet, waarin zo iets bepaald gesanctionneerd wordt.

Dit amendement, dat, ware het aangenomen, een schrikkelijke ontheihging van Gods dag en gruwelijke rustverstoring daarop zou voorkomen hebben, werd nota bene verworpen mede met de stemmen van al de C.H. en A.R. Kamerleden, behalve die van Ds van der Zaal, die er voor stemde.

Dit is wel heel ergerlijk en toont het jammerlijk verval, dat in die Kamerfracties heerst, wel op een bijzonder schrille wijze aan. In artikel 7 worden namelijk heel de sportbeoefening en al de wedstrijden, en allerlei openbare vermakelijkheden, tot de kermis toe, wettelijk gesanctionneerd, zelfs in die mate, dat, indien een gemeenteraad in zijn geheel zulk een schromelijke ontheiliging en rustverstoring op des Heeren dag zou willen verbieden, hij dit niet kan, daarin verhinderd door deze nieuwe Zondagswet.

Deze wet is er wel een van het allerdroevigste soort, zoals Ds Zandt dit met feiten gestaafd in diens rede in de eerste termijn heeft aangetoond. Arm Nederland, welke zware oordelen kunnen het bij zulk een wet nog te wachten staan! Deze wet werd ten slotte met de stemmen van de Kamerleden van de K.V.P., K.N.P., de Partij van de Arbeid aangenomen. Het behoeft geen nader betoog dat de Kamerfractie van de S.G.P. tegen gestemd heeft

N.B. Op het artikel van Trouw van Zaterdag 21 Maart alsook op de door de heer Bruins Slot in de Tweede Kamer tot Ds Zandt gerichte vragen zijn wij voornemens in „De Banier" nader in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voorizetting der behandeling van de Zondagswet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1953

De Banier | 8 Pagina's