Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heiliging van en de rust op des Heeren dag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heiliging van en de rust op des Heeren dag

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In ons vorig artikel over dit onderwerp hebben wij uiteengezet hoe onschriftuuilijk de Anti-Revolutioimairen zich gedragen, als zij inzake van de heiliging van en de rust op des Heeren dag stellen:

„Wij vragen van de wetgever niet het ormiogelijke", zoals zij dit zo menigwerf gesteld hebben en de heer Bruins Slot het ook in zijn artikel van Zaterdag 21 Maart j.l. in het dagblad „Trouw" nog eens weer gesteld heeft.

Wat is dit, op de keper beschouwd, anders dan een - vijgeblad, waarmede zij zich dekken en waarachter zij zich verschuilen om hun houding en onmacht goed te praten?

Het is een vijgeblad van hetzelfde kaliber, dat vele mensen zo gretig ter hand nemen als hvm naar Gods Woord de eis der bekering wordt voorgehouden. Hoe menigmaal krijgt men alsdan te horen: „Ik kan mij zelf toch niet bekeren".

Vraagt men dezulken of zij wel eens geprobeerd hebben zich te bekeren, dan ontvangt men doorgaans geen antwoord. Voegt men daar dan nog de vraag aan toe, of zij wel eens van eigen kracht en macht hebben leren afzien en Gods alvermogende kracht te hunner bekering hebben ingeroepen, dan blijven zij weder het antwoord schuldig.

Stellig, het is omnogeHjk, dat een mens zichzelf kan bekeren, gelijk het ook onmogehjk is, dat enig mens, vide dan ook, naar Gods eis Zijn dag heiligt en kan heiligen. Doch dte onmacht verontschuldigt de mens niet — God heeft hem toch zeer goed en naar Zijn beeld geschapen en heeft dienaangaande recht op volkomen gehoorzaamheid ten aanzien van al Zijn geboden.

Deswege was de minister dr Beel ook niet te verontschuldigen als hij zich ook bij de behandeling van het ontwerp Zondagswet in zijn rede van het vijgeblad van onmacht bediende. Een vijgeblad, dat zo doorzichtig is, gelijk Ds Zandt in zijn rede toen terecht opmerkte, dat het door het menselijk oog te doorzien is, en nog al zo veel te meer door het beüig alziend oog van God.

Neen, neen, de onmacht des mensen kan Gods gebod onmogelijk krachteloos maken. Wil de Heer Bruins Slot het tegendeel beweren, dan komt hij daarmede in flagranfie strijd met Gods Woord. Wij vragen de heer Bruins Slot of dit niet alzo is. Laat hij op deze vraag maar eens antwoorden.

De volstrekte gehoorzaamheid aan Zijn wet eist de Heere met het volste recht van een iegelijk mens. Niet het minst van de overheid, welke-ons in Zijn Woord nog wel expresselijk als Zijn dienaresse beschreven staat.

Als Gods dienaresse was onze regering dan ook wel ten duurste verplicht bij de Kamer een Zondagswet overeenkomstig Zijn Woord en wet in te dienen. Dat zij zijks niet gedaan heeft, daarvoor is naar Gods heilig recht dan ook geen enkele verontschuldiging te aanvaarden.

Ook niet deze verontschuldiging, welke de Anti-Revolutionnairen zo gretig in het midden brengen: „Wij vragen van de wetgever niet het onmogelijke". Het onmogelijke?

Heeft koning David niet hetgeen de Anti-Revolutionnairen het onmogeHjke noemen, volvoerd, als hij niet in eigen kracht, maar in Godes mogendheid zijn volk naar de eis van Gods Woord ook in zake Zijn dag bestuurde? Gewis heeft hij dit gedaan; gehjk ook zo vele andere godvrezende regenten in Israël en zo vele Christelijke overheden in latere tijden onder de Nieuw-Testamentisch© bedehng dit gedaan hebben. De ajmklacht, wtelke de heer Bruins Slot in zijn bovenvermeld artikel aan het adres van de Staatkimdig Gereformeerden richt, snijdt dan ook geen hout.

Hij legt hun in dat artikel ten laste: „En zij (de Staatkundig Gereformeerden) letten in het geheel niet op het karakter en de taak van de overheid, zoals die naar Goddelijke ordening behoort te zijn. De overheidstaak heeft betrekking op htet publieke leven".

Inderdaad heeft de overheidstaak betrekking op het publieke leven — alzo stemmen wdj toe. Maar dit heeft allerminst in, dat de overheid haar taak ten aanzien van het publieke leven niet in volkomen gehoorzaamheid naar Gods wet heeft te richten en dat zij daarvan ontslagen zou zijn als van haar, naar het inzicht der Anti-Revolutionnairen, het onmogelijke gevraagd zou worden.

Gaat men met de .Anti-Revolutioimairen die kant op, dan maakt men zich aan een schrikkelijke zonde schuldig, dan toch maakt men door menselijke inzetting en inzicht Gods wet krachteloos, eigen mening stellende boven Gods Woord en wet, dan zakt men daarmede af tot de liberalen en libertijnen, die zich ook al aan dat vreselijke feit schuldig gemaakt hebben. Waarlijk, dan is men in dit opzicht de liberaal en de hbertijn, zeKs de revolutionnair volkomen gelijk geworden.

En voorts wat de bewering van de heer Bruins Slot betreft, dat de Staatkundig Gereformeerden in het geheel niet letten op het karakter en de taak van die overheid, zoals die naar Goddelijke ordening behoort te zijn — hij beweert dit wel, maar levert daarvoor totaal geen bewijs. Wij hebben dit dus maar op gezag van genoemde heer te aanvaarden, hetgeen wel veel te veel gevergd is. Zelfs de heer Bniins Slot kan het ons niet kwalijk duiden, als wij zulks niet doen. Dit behoeven wij ook niet te doen. Met deze aangelegenheid toch is het gans anders gesteld.

Wie toch de redevoering van Ds Zandt, welke hij bij de behandeling van de Zondagswet, en ook zijn andere, welkte hij in de Tweede Kamer betreffende de heihging van en de rust op Gods dag gehouden heeft, aandachtig leest of gelezen heeft, die zal moeten toestemmen, dat hij, waar hij het standpunt der Staatkundig Gereformeerden te dezer zake uiteengezet heeft, geen particuliere mening ten beste gtegeven heeft, maar zich daarbij van het begin tot het einde op Gods Woord gegrond* heeft. Daarbij heeft hij voorts aangevoerd uitspraken van de Synodes van de oud christelijke kerk en die der Reformatie, well* ook op grond van Gods Woord eisten, dat de overheid zelf Gods dag zou eerbiedigen en door haar wetgeving en maatregelen die dag door haar onderdanen zou doen eerbiedigen, vsolden zij niet de oordelen Gods zichzelf en hun onderdanen op de hals halen.

Had de heer Bruins Slot nu met gestaafde feiten kunnen aantonen, dat Ds Zandt niet der waarheid getrouw zich op Gods Woord en wet, op de uitspraken van voornoemde Synodes en op de regeringsdaden van godvrezende overheidspersonen in en buiten Israël beroepen had, dan zouden de opmerkingen van de heer Bruins Slot een waardevolle betekenis hebben, maar daar hij dit niet gedaan heeft en ook niet heeft kunnen doen, daar kunnen en moeten zij met aUe recht als onjuist, met de waarheid geheel strijdig, van de hand worden gewezen. Daarom heeft het ook geen zin op zijn even tevoren aangehaalde woorden nader in te gaan, dewdjl zij als wapen van bestrijding tegenover de Staatkundig Gereformeerden niet alleen gefaald hebben, maar ook bovendien nog een averechtse voorstelling van zaken inhouden.

Tenslotte wensen wij er in dit artikel nog eens de volle nadruk op te leggen, hoe onschriftuurlijk dit standpimt wel is, als men Gods wet ook ten aanzien van de overheid ter zijde stelt omdat men oordeelt, dat zij voor onmogehjk uit te voeren zaken komt te staan.

Goed en wel beschouwd kan men heel de wet Gods wel aan kant zetten, als men haar en haar uitvoering afhankelijk stelt van de onmacht des mensen. Is er wel één wet van God, zo vragen vidj de heer Bruins Slot, en laat hij daarop maar eens antwoord geven, welke de mens in eigen kracht na kan komen? Zo vragen vn\ hem w^r: is er enig mens, die na kan komen hetgeen God van hem vordert, dat hetzij dat hij eet, hetzij dat hij drinkt, hetzij dat hij iets anders doet, dit alles tot Zijn eer heeft te doen? En zo vragen wij hem ten derden male: moeten deswege Gods eisen maar aan kant geziet worden, of naar menselijk inzicht vervormd en verkleind worden? O, hierbij mag volstrekt niet voorbijgezien worden, dat het Israels God is. Die krachten geeft, van Wie het volk zijn sterkte heeft, alsook dat Gods kracht in zwakheid wordt volbracht, alsmede dat welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in God is.

Koning David heeft deze geloofservaring mogen kennen, deswtege had hij een vermaak in Gods wet en heeft hij zijn volk dienovereenkomstig bestuurd. Diezelfde God, Die David krachten schonk, leeft nog en Zijn wet de wet der Tien Ge boden, is nog immer dezelfde, geldt nog onvoorwaardelijk als richtsnoer voor elk mens, zowel magistiaatspersoon als onr derdaan.

Voor deze keer zullen wij het hierbij la­ ten, voornemens als wij zijn op het artikel, de rede en de vragen van de heer Bruins Slot nog nader in „De Banier" in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1953

De Banier | 8 Pagina's

De heiliging van en de rust op des Heeren dag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1953

De Banier | 8 Pagina's