Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe inëntingsdwang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe inëntingsdwang

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds enige tijd deden geruchten in de pers de ronde, dat er een wet op komst was, waarbij de müitairen verplicht zouden worden zich te laten inenten tegen pokken.

Wij hoopten nog steeds, dat het bij geruchten zou blijven. Het is daar helaas echter niet bij gebleven.

Zulk een ontwerp van wet is bij de Kamer ingediend. Dit gaat zelfs nog verder dan dat een militair tot verplichte inenting wettelijk gedwongen kan worden.

Nadat in artikel 2 van het wetsontwerp bepaald is: „Onze minister (de minister van Oorlog en Marine) is tot 1 Januari 1962 bevoegd militairen de verplichting op te leggen zich aan vaccinatie voor de eerste maal tegen pokken te onderwerpen", wordt in artikel 3 bepaald: „Onze minister is bevoegd militairen de verplichting op te leggen zich aan revaccinatie tegen pokken en aan iedere door hem nodig geoordeelde inenting en herinenting tegen andere ziekten te onderwerpen".

Wel zijn er uitzonderingsbepalingen ten aanzien van de verplichte inenting in het wetsontwerp gemaakt en dit zo wel ten opzichte van godsdienstige als medische bezwaren.

Aj-tikel 5 luidt: „De militair, , die op gronden, ontleend aan zijn godsdienstige overtuiging, gewetensbezwaren heeft tegen immunisatie kan zich met een met reden omkleed verzoekschrift tot het verkrijgen van vrijstelling van de hem opgelegde verplichting tot de minister wenden.

Onze minister beslist op dit verzoekschrift, na advies van een door hem of namens hem ingestelde commissie.

Bij erkenning van de gewetensbezwaren door onze minister wordt de militair blijvend van de immunisatie vrijgesteld. Van de dag af, waarop het verzoekschrift is ingediend, tot de dag, waarop de beslissing door onze minister is genomen, wordt de immunisatie achterwege gelaten.

Artikel 6 luidt: De militair, voor wie op geneeskundige gronden een bijzonder gevaar van de immunisatie is te duchten, wordt, op de wijze, door onze minister bepaald, tijdelijk of blijvend van één of meer immunisatiemaatregelen vrijgesteld. De militair, die van mening is, dat zijn gezondheidstoestand daartoe aanleiding geeft, kan onder overlegging van een verklaring van een geneeskundige een verzoek om vrijstelling, in het voorgaand bedoeld, indienen. Onze minister beslist op dit verzoekschrift, na advies van een door of namens hem ingestelde commissie van geneeskundigen.

Vanaf de dag, waarop het verzoekschrift is ingediend, tot de dag, waarop de beslissing door onze minister is genomen, wordt de immunisatie achterwege gelaten.

Wij zien uit dit nu ingediende ontwerp van wet hoe het degenen, die naar Gods geboden wensen te leven, in ons land steeds moeilijker wordt gemaakt. Dan huivert de regering er niet voor terug om de meest ergerlijke dwang uit te oefenen, een dwang toe te passen, die niet 'alleen als voorbehoedmiddel te verwerpen is, maar ook dit tegen heeft, dat elk, die zich aan inenting onderwerpt, daarmede zijn leven in gevaar stelt en zich tevens bloot stelt aan het oplopen van allerlei voor zijn gezondheid hoogst schadelijke gevolgen, welke zich reeds dii-ect of kort na de inenting openbaren of soms lange jaren na dien.

Wij zullen thans niet overgaan tot een nadere bespreking van dit wetsontwerp. Alleen merken wij ten deze nog op, dat er schijnbaar nog niet slachtoffers genoeg gevallen zijn bij de dwang, die een paar jaar terug ten aanzien van de militairen is uitgeoefend. De zeven personen, die toen door inenting gestorven zijn, hadden voor de regering een waarschuwing moeten inhouden om de dwang verder niet uit te oefenen. Ook kan het de regering even goed bekend zijn als het ons bekend is, dat er personen zijn, die destijds vanwege de inenting hoogst ernstige kwalen hebben opgedaan.

Ook willen wij voorts nog opmerken, dat het veel zeggend is, dat de regering lijnrecht tegen het oordeel van de door haar ingestelde subcommissie is ingegaan. In de Memorie van Toelichting, welke de regering met de indiening van het voorstel van wet vergezeld deed gaan, lezen wij:

„Met de opvatting van de subcommissie, dat de militaire overheid niet de bevoegdheid bezit om aan militairen de verplichting tot het ondergaan van vaccinatie op te leggen, en dat noch uit het militaire straf-en tuchtrecht, noch uit de daarover beschikbare jurisprudentie blijkt, dat de militaire overheid zodanig recht bezit, kunnen de .ondergetekenden (de minister van Oorlog en Marine) en de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, de heren Staf en Suurhoff) zich niet verenigen".

Ten slotte wensen wij nog op te merken, dat in de Memorie van Toelichting de indiening van het wetsontvi'erp gemotiveerd wordt met het motief, dat de gezondheid van het leger met de invoeiing van vaccinatie en revaccinatie gediend wordt. Daar zijn echter medici, die daarover gans anders denken, en de doden, die er tengevolge van de inenting gevallen zijn, spreken een gans andere taal, doch daarop slaan' de ministers, en met hen de verheerlijkers van de vaccinatie, geen acht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1953

De Banier | 8 Pagina's

Nieuwe inëntingsdwang

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1953

De Banier | 8 Pagina's