Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXVI.

Augustinus bij de Manicheeërs.

„Gij hebt ons tot U geschapen en onrustig is ons hart, totdat het ruste in U". ,

Deze woorden, afkomstig van Augustinus, viajzen er op, dat hij een tijd in zijn leven gekend heeft, waarin rust en vrede verre van hem waren. Alle genoegens, welke de wereld hem bood, alle zingenot, waaraan hij zich overgaf, alle dusgenaamde wetenschap, waarmede hij zich vertrouwd maakte, lieten zijn hart ledig en deden in hem de onrust steeds sterker worden. Dat behoeft ook geens-' zins te verwonderen. Zulks is geheel overeenkomstig de Heüige Schrift, welke nadrukkelijk leert, dat de goddelozen geen vrede hebben. Dit is een gevolg van de breuk , welke er in de val tussen God en mens geslagen is. Daardoor zijn rust en vrede uit 's mensen hart geweken. Wat hij voor rust en vrede aanziet, is slechts schijnrust en schijnvrede, de ware rust en vrede kan alleen zijn deel worden langs de daartoe van God zelf verordineerde weg. Van die weg wil de natuurlijke mens echter niets weten. Neen, hij wil liever eigen gekozen wegen bewandelen. De een volgt daartoe deze, de ander weer die weg. Er zijn er, die msneh in de beoefening van kennis en wetenschap rust en vrede te vinden, anderen zoeken het in de kunst, weer anderen in de muziek, nog weer anderen in de beoefening der wijsbegeerte. Dit laatste was het geval bij Augustinus, nadat hij drie jaar te Carthago op studie was en zijn ziel begon te verlangen naar het kennen van God als gevolg van het lezen van een geschrift van de Romeinse dichter, wijs-geer en redenaar Cicero. Dit geschrift, „Hoitensius" geheten, wekte in hem de begeerte op naar het hogere, een zucht naar kennis der waarheid, bovendien een begeerte om de wijsheid niet alleen te zoeken en lief te hebben, maar ook om die toe te passen en, er naar te leven. Hij nam zich dan ook voor om de waarheid tot zijn levensdoel te maken en niet langer toe te geven aan zijn zinnelijke begeerten. Ook begon hij met het lezen van de Heilige Schrift, maar dit bevredigde hem niet. Naar zijn oordeel was de Bijbel te primitief, te eenvoudig en zijn taal beviel hem allerminst. Neen, de taal van Cicero vond hij veel schoner dan die der Bijbelse schrijvers. Zelf schreef hij hierover later, dat hij toen niet een zodanige was, dat hij in de waarheid der Schrift kon binnentreden en de nek buigen naar hare schreden. Hij achtte het beneden zich te worden als een kind, dewijl hij in eigen oog een volwassene was.

Daarom wendde hij zich tot de seete der Manicheeërs, waarbij hij ware wijsheid en licht meende te zullsn vinden. Deze secte dankte haar naam aan een zekere Manus of Mani, die in het Oosten opgetreden was met het doel een wereldgodsdienst te scheppen, welke het Christendom zou vervangen. Toen hij 24 jaar oud was, trad hij voor het eerst op in Perzië, doch vond toen zo weinig bijval, dat hij zich genoodzaakt zag het rijk te verlaten. Na ongeveer 30 jaren buiten Perzië vertoefd te hebben, keerde hij er in 272 weer terug. In het jaar 276 liet de toen heersende koning van Perzië hem kruisigen — sommigen verhalen, dat hij levend gevild werd! — en zijn opgevulde huid aan de stadspoort ophangen. Van zijn aanhangers werden er ook tweehonderd op de wnreedwijze omgebracht. Na zijn dood werd zijn leer in Afrika, Azië en Europa ver^ breid. Deze leer was echter door en door vals, dewijl ze niet overeenkomstig

Gods woord was, maar een mengsel van de oude Perzische godsdienst en Christendom. Vandaar dat de genoemde Mani in artikel 9 van de Nederlandse Gereformeerde Geloofsbelijdenis vermeld wordt bij de daar genoemde valse Christenen en ketters. Hij loochende onder meer de drieëenheid Gods en stelde daartegenover, dat met God ook de Satan van alle eeuwigheid is. De eerste over het Rijk des Lichts, de laatste over het Rijk der Duisternis. We zullen maar niet te diep op deze valse leer ingaan, doch volstaan met te vermelden, dat er volgens Mani in de mens twee zielen zijn, een goede en een kwade, die steeds met elkaar in strijd zijn. De verlossing bestaat dan in bevrijding der lichtdelen uit hunne gevangenschap. Door ascese moet de mens aan de lichtziel de overwinning verschaffen. Dit werd volgens Mani bevorderd door de Ur-mens in de zon (Christus) en door de levende Geest, maar aangezien Satan steeds doorgaat om door valse godsdiensten (Jodendom en Heidendom) de mensen nog dieper in de duisternis te trekken, daalde de Ur-mens (Chrijtus) uit de zon op de aarde. Hij nam een schijnlichaam aan om de zielen te bevrijden. Zijn lijden en sterven was volgens deze valse leer maar esn schijn-lijden en een schijndood. Zijn opstanding was slechts een zinnebeeldige voorstelling van de eindelijke overwinning van Christus. Jezus heeft geleerd hoe de mens de lichtdelen, die in hem zijn, bevrijden moet. Mani zelf was de beloofde Trooster, die het werk der verlossing moest voltooien. Hij was het hoofd der kerk. Onder hem stonden 12 apostelen en 72 bisschoppen. Ook hadden de Manicheeërs presbyters en diakenen.

De gemeente bestond uit uitverkorenen of volmaakten, die geen eieren, vlees, melk en wijn mochten gebruiken en niet mochten huwen. Voorts waren er de catechumenen of hoorders, aan wie het huwelijk, het eten van vlees, de landbouw en de handwerken waren toegestaan en die de uitverkorenen verzorgen moesten. Verder waren de hoorders verplicht tot bidden en vasten. In deze valse leer ontbrak de godslastering niet, daar de God der Joden volgens deze leer de vorst der duisternis was en Jezus van Nazareth — onderscheiden als Hij werd van de ware verlosser, die uit de zon nederdaalde — werd voorgesteld als een profeet des duivels en daarom werkelijk gekruisigd werd. Alle profeten, met Mozes aan het hoofd, waren afgezanten van de duivel, terwijl Adam, Seth, Noach, Abraham, Buddha en Zorvaster echte voorlopers van de ware verloser waren. Deze korte schets van de valse, satanische leer der Manicheeërs is genoegzaam om te doen beseffen, dat de oude Christelijke Kerk deze valse leraar en zijn leerstelsel geheel ten rechte heeft veroordeeld. Ze doet ons ook zien hoe ver Augustinus van de waarheid verwijderd was toen hij zich tot deze secte aangetrokken gevoelde en tot haar toetrad. Hij kwam eerst in de klasse der catechumenen, zodat hij de geheime godsdienstoefeningen der zogenaamde uitverkorenen niet mocht bijwonen en dus aanvankelijk slechts oppervlakkig kennis droeg van de leringen dezer valse secte. Eerst later, nadat hij ongeveer tien jaar hoorder was geweest, gingen hem de ogen open voor de onzinnigheid der door de Manicheeërs voorgestane leer en voor de zedelijke verdorvenheid harer aanhangers, die hem beloofd hadden, hem door louter verstandelijke redenering tot God te zullen brengen en dat, wanneer hij tot de klasse der uitverkorenen zou opgeklommen zijn, hij niet alleen de oorsprong van goed en kwaad zou kennen, maar ook ervan bevrijd zou worden!

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1953

De Banier | 8 Pagina's