Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het herstel der bisdommen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het herstel der bisdommen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

rv.

Toen in 1853 bekend werd, dat de toenmalige regering het herstel der bisdommen had goedgekeurd, brak er een storm van verontwaardiging en afkeiu: ing over de gedragsvvdjze der regering los.

Heel het land kwam er door in rep en roer. Het regende protesten tegen die gedragswijze. Protest na protest kwam er bij de Kamer in. Talrijke geschriften, brochures en artikelen kwamen er van de pers. Een ware schok ging er door heel ons land. De Protestantse levensovertuiging ging zich uiten.

Het overgrote deel der Protestanten toonde zich verontrust en verontwaardigd. Het was verontrust, ziende, dat hetgeen was opgebouwd, in 1565 en daarna in een zware strijd van 80 jaren, was afgebroken. Het zag daarin terecht een gevaarlijke aanslag op een groots historisch verleden, een verloochening van hetgeen eenmaal onze vaderen met zo grote en vele offers van goed en bloed hadden tot stand gebracht. Het vreesde — en die vrees is niet ongegrond gebleken — een herleving van Rome's macht en aanzien. En dit niet , zoals in 1853 en ook daarna nog zo menigwerf van roomse zijde is beweerd, uit bittere haat tegen Rome en haar kerk, maar omdat het verstond, dat Rome de Reformatie niet kan verdragen en dat zij het immer op haar ondergang gemtmt heeft. Gedachtig aan de strijd, die er eenmaal op onze vaderlandse bodem op leven en dood gevoerd was, kon het herstel van de bisdommen voor de Protestanten geen onverschillige zaak zijn.

In destijds verschenen artikelen en ook in sommige redevoeringen, welke in 1853 in de Tweede Kamer gehouden werden, werd er op gewezen, dat Rome — hetgeen zij nog niet doet — zelfs de vrijheid van de consciëntie niet had willen eerbiedigen. Zich herinnerende hoe vreselijk Rome's inquisitie eenmaal in ons land gewoed had, hoe zij daarbij niets en niemand ontzien had, zelfs tot vrouwen en kinderen toe ter dood gebracht had, waren zeer vele Protestanten in grote ongerustheid gebracht door het herstel van Rome's hiërarchie. Het bloed der martelaren ging tot hen spreken en maakte hen voor de toekomst grotelijks bezorgd, als in hun herinnering terugtrad het woeden der inquisitie, waardoor Protestanten eenmaal de schrikkelijkste martelingen en folteringen hadden moeten doorstaan en op het wreedst waren gedood.

Door het herstel der bisdommen herleefde bij de Protestanten de historie van de 80-jarige oorlog. De heldenstrijd van zo weinigen tegen zo velen en zo machtigen, de bange jaren met de zo ongelijke strijdkrachten — Spanje en Rome zo machtig en zo talrijk, en de onzen zo arm aan middelen en wapenen en zo weinig in getal — kwamen weder vers in hun gedachtenis. De middelen, waarvan Rome's inquisitie zich bediend had, hoe zij overal had laten spionneren en hoe zij bij de minste verdenking van ketterij ingegrepen had en de verdachten aan rad en allerlei ander foltertuig had overgegeven, wekten opnieuw de grootste afschuw bij de Protestanten en vervulden hen bij het herrijzen van Rome's , hiërarchie met zulk een onrust, dat men met het volste recht kan spreken, dat er in 1853 een storm van onrust en verontwaardiging bij een zeer groot deel der Protestanten opstak.

Tot het verwekken van die onrust en verontwaardiging had de pauselijke allocutie, waarin de Protestanten als vijanden waren beschreven, niet weinig medegewerkt. Doch over deze allocutie wensen wij het thans niet te hebben, maar hopen er later nog wel eens nader op terug te komen.

In dit artikel gaan vwj thans iets over de verontwaardiging schrijven. En dit thans bepaaldelijk over de wijze, waarop de voor ons volk zo gewichtige zaak van het herstel der bisdommen tot stand gekomen was.

Daarover was men in brede Protestantse kringen ook al ten zeerste verontwaardigd. En 4it geheel terecht.

Het herstel der bisdommen toch was geheel buiten de Kamer om door de regering tot stand gekomen. Zij had het op eigen houtje bedisseld. Het was hoofdzakelijk het werk geweest van een minister van buitenlandse zaken. Te ergerlijker was het, dat deze minister daarin nog de hand had gehad, waar hij door een beslissing van de Kamer feitelijk tot dit werk niet meer gerechtigd was. Op 4 Augustus 1952 was hij toch door een uitspraak van de Kamer zedehjk tot aftreden genoodzaakt geworden. De Kamer immers had op die dag een door hem voorgesteld tractaat met Frankrijk verworpen. Hij had dus toen naar goede parlementaire zeden moeten aftreden, maar was tot bijna half October als minister nog aangebleven, tot het tijdstip, zoals zeer vele Kamerleden destijds aannamen, waarop het herstel van Rome's hiërarchie in kannen en kruiken was gekomen.

Of het verrichte werk van deze minister van buitenlandse zaken met medeweten en instemming van het gehele ministerie heeft plaats gevonden, dat is een zaak, welke nimmer recht opgehelderd is geworden. In de Kamer is er wel naar gevraagd, doch de regering heeft daarop niet geantwoord. Stellig zeker is het echter wel, dat de minister-president Thorbecke van het werk van zijn minister van buitenlandse zaken niet alleen op de hoogte geweest is, maar daarmede ook zijn volle instemming betuigd heeft. Doch voor de Kamerleden, gelijk in de Kamerdebatten werd opgemerkt, kwam het herstel van de bisdommen als een donderslag uit een heldere hemel. Zij hadden niet de flauwste notie van hetgeen de regering hun had gebrouwd. Het hele Nederlandse volk al evenmin. De voorbereiding er van had in het ge^ heim in de grootst mogelijke stilte plaats gehad. Zelfs de Nederlandse gezant in Italië had de regering geheel buiten de onderhandelingen gelaten en daarvan zelfs met geen woord op de hoogte gesteld.

De onderhandelingen toch waren geheel persoonlijk door de minister van buitenlandse zaken door bemiddeling van de internuntius met de paus gevoerd. Men had de grootste voorzorg genomen, dat daarover niets kon uitlekken. Was dit het geval geweest, de storm was al veel eerder opgestoken.

Parlement en volk zijn dan ook overvallen geworden. Ware dit niet het geval gewee.9t, het herstel van de hiërarchie van Rome had toen niet plaats gegrepen. Tosn toch het herstel bekend werd, uitte het verzet daartegen zich zo krachtig, dat geen parlement of regering zelfs de zo krachtig en duidelijk uitgesproken volkswil had kunnen of durven trotseren.

Doch dit verzet heeft pas tot uiting kunnen komen toen het Parlement en hst volk voor een voldongen feit werden gesteld.

Van dat feit kregen ons volk en de parlementsleden eerst kennis uit buitenlandse bladen en daarna uit die van het eigen land.

Dit wijst er wel heel sterk op, dat men in deze te doen gehad heeft met een duistere zaak, welke het volle licht niet kon verdragen.

Ware dit niet het geval geweest, dan had de regering van te voren het parlement en het volk wel ingelicht. De zaak zelf was toch een uiterst belangrijke, welke de regering in geen geval zonder Parlement en volk daarover in te lichten achter de schermen had mogen regelen. Geen wonder dan ook, dat men in de Tweede Kamer daarover allerminst te spreken was, alsook al evenmin over het herstel zelf. Wat men in de zitting van de Tweede Kamer op 15 en 16 April van het jaar 1853 daar tegen aangevoerd heeft, zijn wij voornemens in een volgend artikel te bespreken.

voor een paritaire Senaat, dat is voor een gelijk aantal vertegenwoordigers van elke deelnemende Staat, gepleit hebben, met lege handen naar huis gezonden. Volgens het ontwerp-verdrag toch zal de samenstelling van de Senaat aldus zijn: Duitsland zal er met 21; België met 10; Frankrijk met 21; Italië met 21; Luxemburg met 4; Nederland met 10 gedelegeerden in vertegenwoordigd zijn. Het is aldus, dat op de keper beschouwd, de kleine mogendheden maar zullen hebben de prijzen, wat de grote wijzen. Mijnheer de Voorzitter! Het is hier dus precies als bij de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties, de belangen der grote mogendheden beheersen heel deze zaak.

Trots al de schoon klinkende leuzen, welke men voor de eenheid van Europa aanheft, is het inderdaad aldus en niet anders gesteld. Mede daarom heeft msn nu al zo vele teleurstellingen moeten opdoen, waarvan vn] er hebben opgenoemd en nog meer op te noemen zouden zijn, doch waarover wij thans maar zullen zwijgen, daar het eigenlijke ontwerp-verdrag nog niet in behandehng en stemming komt. Een uitzondering wensen wij nog te maken, en wel met betrekking tot de Europese Uitvoerende Raad, welks voorzitter de bevoegdheid is toegekend om de andere leden van de Raad te benoemen. Welk een teleurstelling moet dit toch zijn voor de democraten. Het lijkt als twee druppels water op dictatuur, niet alleen omdat deze voorzitter benoemen kan wie hij wil, maar ook al omdat hij daarbij landen kan passeren. Dit ontwerp heeft bovendien het bezwaar, dat het de bestaande verwarring nogal groter maakt.

Doch men schijnt nog geen teleurstellingen genoeg opgedaan te hebben en men heeft nog zo veel meer geldelijke offers er voor over om nog meer teleurstellingen op te doen.

Mittioenen bij millioenen zijn letterlijk weggesmeten aan de Volkenbond, worden nu ook aan de Organisatie der Verenigde Naties ten offer gebracht en het dreigt ook thans bij deze aangelegenheid dezelfde kant op te gaan. En dit terwijl de nood bij velen hier te lande nog zo ontstellend groot is. Zelfs kan men in het ontwerp lezen, dat de Gemeenschap het recht moet hebben belastingen te heffen. De belastingen zijn nog niet hoog genoeg! AI die millioensn welke men zo maar wegsmijt kunnen heel wat beter aan de velen, die in nood verkeren worden besteed. Men denke alleen maar aan de naar ons land teruggekeerde oud-Indische ambtenaren, aan de exorbitant hoge lasten en belastingen, welke op ons volk als een loden last drukken; aan duizenden en duizenden in den lande, die in zulk een benarde staat verkeren, dat de millioenen aan hen heel wat nutter besteed zouden zijn dan aan deze zaak, waaraan men nota bene nog zelfs een deel van onze eigen souvereiniteit wil opofferen.

Deze opoffering. Mijnheer de Voorzitter, vormt voor ons een zeer ernstig bezwaar. Daarvoor hebben mensen als De Ruiter en Tromp hun levsn toch niet in de waagschaal gesteld, dat ons land on­ der voogdij van grote Mogendheden gesteld zal worden en dat onze Staten-Generaal tot een soort Provinciale Staten verlaagd zullen worden. Daarvoor is er toch niet een heldenstrijd van tachtig jaar gestreden, opdat ons land een soort van wingewest in Europa zal worden? Daarvoor heeft ons land een veel te groot verleden en een veel te schone historie achter zich om als een zelfstandig en souverein land zo droef ten onder te gaan.

Waarlijk, wat ons die drang naar het internationalisme tot dusver opgeleverd heeft, is niet iets, dat ons naar meer daarvan moet doen verlangen. Men denke slechts aan Indië. Men denke aan het wedervaren met de Kolen-en Staalgemeenschap welke ons ook al schade heeft aangebracht. Men zegge niet, dat wij als Staatkundig-Gereformeerden een louter negatief standpunt innemen. Wie dat beweert, geeft van ons een verkeerde, zelfs lasterlijke voorstelling. Wij zijn besliste voorstanders van een goede samenwerking met andere volken, wij willen daar gaarne en van harte aan medewerken, maar dit niet ten koste van onze souvereiniteit, niet met een sloping van onze eigen historie .

En nu is het kenmerkend, dat in Straatsburg samenwerking als zodanig is afgewezen. Men wil daar blijkens het oni> werp-Statuut, een gans andere kant op. Men wil esn zekere samensmelting der volkeren om in de taal van dr Kuyper te spreken, een verflauwing van grenzen. Voorstanders daarvan hebben dat met beroep op Amerika goed zoeken te praten, doch de geschiedenis van Amerika is een gans andere dan die van Europa. Amerika heeft een betrekkelijk jong verleden, Europa een oud verleden, een historie van eeuwen. En het is niet dan een illusie, waaruit veelvuldige ellende vooral voor kleine volken voort zal komen, indien

parlementariërs menen, dat zij die eeuwenoude historie, met haar besluiten op papier te niet kunnen doen. Het bloed zal ook hier kruipen, waar het niet gaan kan. Het zegt in deze zeer veel, dat een volk als het Engelse, dat terecht op zijn historie gesteld is, met de door de Straatsburger parlementariërs gewilde eenheid niets van doen wil hebben. Noch de conservatief, noch de socialist is daar in Engeland voor te vinden. Het is mij zeer wel bekend, dat men het Engelse standpunt veelal aan. andere oorzaken toeschrijft, maar voor mij staat het vast, dat deze voor een groot gedeelte door de liefde tot het eigen vaderland wordt bepaald, welke bij de illusionisten maar al te zeer zoek is, zelfs door sommigen hunner als esn ouderwets begrip van de hand wordt gewezen.

Mijnheer de Voorzitter! Heeft men in Straatsburg al hoog opgegeven van de eenheid van de Verenigde Staten van Amerika, wat daarin nu waarlijk te prijzen valt, daar heeft men niet aan gewild, namelijk, daar niet aan, dat in het Amerikaanse Staatsbestel de kleinste Staat evenveel stemmen heeft als de grootste. Dit nu karakteriseert het ontwerp-Verdrag en moest de idealisten ten onzent wel heel wat te bedenken geven. Een eenheid, waarin de kleinen naar de pijpen van de groten hebben te dansen, kan toch met de beste wil van de wereld niet als een ideaal worden aangemerkt.

Hierbij moet ons nog tevens van het hart, dat waar in onderscheidende artikelen van.het ontwerp-Statuut te lezen staat, dat de Europese Gemeenschap nadrukkelijk opkomt voor de vrijheden van de mens, een der deelnemende Staten, met name Italië, dit in het eigen land al bijzonder slecht in praktijk brengt Daar toch — zo kunnen wij telkens weer in onderscheidene dagbladen lezen — heeft een onderdrukking van de Protestanten plaats en daar is het er verre vandaan, dat de Protestanten op gelijke voet met de Rooms-Katholieken behandeld worden. Wanneer het dan niet louter woorden op het papier zullen zijn, laat men dan in de eigen kring eens beginnen met het ontwerp-Statuut na te leven en geen (Vervolg op pagina 6)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1953

De Banier | 8 Pagina's

Het herstel der bisdommen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1953

De Banier | 8 Pagina's