Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Ouden Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Ouden Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ifpxxx.

Ambrosius en Augustinus. Bezoek van Pontitiantts.

Groot is de invloed geweest, welke Ambrosius, de bisschop van Milaan, op Augustinus heeft uitgeoefend. Aanvankelijk bezocht laatstgenoemde de kerkdiensten, waarin Ambrosius voorging, uitsluitend om diens redenaarsgaven. Na enige tijd echter liet ook de inhoud der prediking hem niet los. Hij kreeg onder meer in te zien, dat hij zich van het Christendom een, geheel verkeerd denkbeeld had gevormd. Ook verlangde hij zeer om eens met Ambrosius over verschillende vraagstukken, die hem bezighielden, te spreken. Ambrosius ontving hem wel vriendelijk, maar schijnt volgens geschiedschrijvers er toch niet veel voor gevoeld te hebben om zich in langdurige gesprekken met hem te begeven, daar hij wel begreep, dat het Augustinus meer te doen was om filosofische twistgesprekken, dan om onderwezen te worden in de leer der Heilige Schrift. Dr Noordmans, die verleden jaar de tweede druk van een boekje over Augustinus het licht deed zien, schrijft in verband hiermede, dat Ambrosius een goed mensenkenner was, die zich gemakkelijk met iedereen bewoog, zich op een afstand hield of zich zeer toegankelijk toonde, naardat hij wilde. Tegenover Monnica^ Augustinus' moeder, het laatste en tegenover haar zoon meer het eerste. Dat Ambrosius juist gezien had, bleek dan ook weldra zowel uit zijn wandel op zedelijk gebied, waarover wij de vorige keer reeds een en ander hebben vermeld, alsook doordat hij zich nu weer in de armen van een andere stroming wierp, namelijk die van het neo-Platonisme.

Aanleiding hiertoe waren boeken, welke hem op zekere dag door een vriend ter leen gegeven werden. Het waren werken van een paar toonaangevende wijsgeren, die de leer van Plato in een nieuwe vorm naar voren brachten, en er op uit waren om de oude godsdienst met zijn veelgodendom door esn andere te vervangen. Augustinus meende, dat hij nu de steen der wijzen gevonden had, maar weldra bleek hij zich andermaal jammerlijk vergist te hebben. Hoe zou dit ook anders kunnen? Hoe zal een mens rust voor zijn ziel en zekerheid omtrent de waarheid kunnen krijgen buiten Christus om, van Wie alleen naar alle waarheid gezegd kan worden, dat Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven? En hoe zal men Christus ooit kunnen leren kennen, wanneer men niet eerst in waarheid zondaar voor God geworden is? Wanneer het zielsoog niet eerst verlicht is geworden en men met een blik op God, tegen Wie men gezondigd heeft, en op zichzelf in ware zielsbeleving is gekomen tot de bede van de tollenaar: O God, wees mij, zondaar, genadig! Neen, wanneer dit niet in mindere of meerdere mate ervaren wordt, hoe zal er dan plaats kimnen zijn voor Hem, Die niet gekomen is om rechtvaardigen te roepen en te zaligen, maar zondaren, goddelozen en vijanden, die daarvan door de Heilige Geest zaligmakend overtuigd worden.

Daarom, boe zeer Augustinus erkennen moest, dat het nieuw-Platonisme meer dan enig ander door hem tevoren aangehangen stelsel, elementen van waar­ heid bevatte, toch kon ook dit wijsgerige stelsel hem niet bevredigen. Daartoe werkten ook de preken van Ambrosius mede, doordat deze bij Augustinus de tegenstand, die zich nog steeds bij hem ten aanzien van het Oude Testament en de God der Joden deed gevoelen, verbraken. Bovendien kreeg Augustinus meer met zijn zonden te doen en kreeg hij een indruk van de rechtvaardigheid Gods, waardoor hij tot gebed gedreven werd. Augustinus heeft hierover in zijn Confessiones onder meer als volgt geschre.

„Onder toenemende onrust bleef ik voortgaan op dezelfde weg, ik zond dagelijks zuchten en gebeden tot U op, ik bezocht getrouw de kerk, zo ver de bezigheden, onder wier last ik zuchtte, dat toelieten".

Tenslotte mocht Augustinus tot de besliste keuze k-omen. Dit gebeurde op zekere dag, toen hij bezoek ontving van een vriend van hem uit Afrika, een-zekere Pontitianus, die Christen was. Deze verheugde zich er ten zeerste over, dat hij bij Augustinus de brieven van Paulus op tafel zag liggen, wat voor hem een aansporing was om Augustinus nader te onderhouden over de grote verandering, die het geloof in het leven vermag aan te brengen. Daarbij wees hij op het leven van kluizenaars en monniken, die met verloochening van de wereld zich aan God hadden toegewijd.

Op zichzelf behoeft dit nog helemaal geen bewijs van hartvernieuwende genade te zijn. Hoevele monniken en nonnen zijn er ook nu nog niet, die zich aan de wereld onttrokken hebben, van al hun goederen afstand hebben gedaan, maar in wier leven toch de verheerlijking van vrije genade ontbreekt, en die leven uit de grondslag van werkheiligheid.

Op Augustinus maakten deze verhalen echter een zeer diepe indruk, hetgeen te begrijpen is, als men bedenkt, dat hij toen van de zuivere leer van Gods Woord nog eigenlijk bitter weinig afwist. Die diepe indruk vloeide veeleer daar uit voort, dat hij in die monniken en kluizenaars niets dan heiligen zag, tegenover wie hij zich in al zijn zwartheid en walgelijkheid kreeg te zien. Dit blijkt alweer uit hetgeen Augustinus zelf hierover schrijft, namelijk het volgende:

„Gij echter, o Heere, hebt mij gedwongen aan mijzelf te denken. Gij steldet mij tegenover mijzelf, opdat ik alle lelijkheid, alle wangestalte, alle onreinheid en alle wonden, die ik aan mij had, mocht zien. Ik zag het en ik beefde, en ik kon toch de blik niet afwenden. En al poogde ik ook dat te doen. Gij hieldt mij, terwijl Pontitianus sprak, steeds mijn beeld voor ogen, opdat ik mocht leren mijn misdaden te haten. Gekend had ik die reeds lang, maar ik had ze voor mijzelf verborgen. Nu echter groeide met de hoogachting voor hen, van wie ik gehoord had, ook de haat tegen mijzelf aan, als ik mij met hen vergeleek."

Na het vertrek van Pontitianus doorleefde Augustinus nog een hevige zielestrijd, waarin hij zuchtte en bad:

„Ach Heere, hoe lang zult Gij toornen? Gedenk mijn zonden niet! Hoe lang, ach, hoe lang zal ik nog door deze gebonden blijven? Waarom zou het niet op dit uur het einde mijner schande zijn? " j^s^^R& .^j^msm ginselen u lief en dierbaar zijii, dat gij de handhaving en naleving van die b^ ginselen alleen heilzaam acht voor het welzijn van land en volk, alsmede om u als één man te stellen achter het Hoofdbestuur, dat zich voor zuUc een zware taak gesteld ziet, waarbij in het bijzond& r gedacht moge worden aan Ds Zandt, de voorzitter der S.G.P., die ondanks het klimmen der jaren zijn gaven en krachten nog mag en ook nog wil geven ter verbreiding van de beginselen der Reformatie, die het tenvoUe waard zijn daarmede zijn instemming te betuigen en aan de doorwerking er van zijn volle medewerking te verlenen.

Men bedenke, dat alleen zij toegang tot de Algemene Vergadering hebben, die voorzien zijn van een toegangskaart, welke gratis verstrekt wordt aan leden der partij, of ook wel aan sympathiserenden, indien het bestuur der plaatsehjke of der dichtstbijzijnde kiesvereniging daartegen gean bezwaar heeft. Bestaat er in de naaste omgeving geen kiesvereniging der S.G.P., en wenst men toch de Algemene Vergadermg te bezoeken, dan vrage men een kaart aan bij het Partijbureau der S.G.P., Frankenslag 123 te Den Haag, waarbij men zich echter tevens nader bekend moet maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor Ouden Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's