Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God alleen overgelleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God alleen overgelleven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot U riep ik, o Heere! ik zeide: Gij zijt mifn Toeolucht, mijn Deel in het land der levenden.

Psdtn 142 : 6

1.

Van de Borg des verbonds, Christus Jezus, staat geschreven: „En in zeer zware strijd zijnde, bad Hij te ernstiger". Toen was Hij in de hof van Gethsémané, waar de voUe toorn en gramschap Gods op Hem nederdaalden, waar het i^oUe gewicht van al de schuld en zonde ^^Jjner uitverkorenen op Zijn ziel drukte, maar ook waar de ganse hellemacht op Hem losgelaten was.

Neen, daar is niemand van Gods kinderen, die ooit op de aarde in zulk een strijd gewikkeld is. Acht van Christus' discipelen zijn gelaten aan de ingang van de hof en de drie anderen zijn door Hem meegenomen tot in de hof zelf. Doch Christus is een steenworp van hen weggegaan. En dat betek«; nt, dat Zijn volk nooit kan komen op de plaats, v/aar Hij geweest is. Dat is voor ons een oimiogelijke zaak. Wij zouden daar bezwijken en verteren. Wie kent de sterkte Uws toorns, naardat Gij te vrezen zijt?

Christus was God en mens in één Persoon, en Zijn Goddelijke natuur heeft die aangenomen menselijke natuur gesterkt en ondersteund. Toch zegt de tjyaarheid, dat het een zware strijd was. ilnderdaad, nooit is er op de wereld zulk een strijd gestreden als in de hof van Gethsémané. Christus* zweet werd daar als grote droppelen bloeds, die op de aarde nedervielen. Maar in die zware strijd was het gebed het scherpste wapen van Christus. Daar in Gethsémané is de grootste biddag gehouden, die er ooit op de aarde geweest is.

De Zone Gods, Die daar als Borg en Middelaar leed en streed in ziel en lichaam beide, heeft gebeden tot Zijn Vader. Van eeuwigheid tot eeuwigheid is er een volmaakte harmonie tussen de Vader en de Zoon. De Zoon heeft wel als Borg in de plaats van Zijn volk de volle toorn Gods gedragen, maar is Zelf nooit een voorwerp van Gods toom geweest O neen, Hij was van eeuvvdgheid in de schoot, des Vaders, Zijn verlustiging en Zijn vermaak. En meerdere malen heeft de Vader van de hemel getuigd en verklaard: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Welke Ik al Mijn welbehagen heb. Het welbehagen des Heeren zou door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. En daarbij, Christus heeft Zelf betuigd: „Zij hebben Mij allen verlaten; maar nochtans ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij".

Met volle vrijmoedigheid heeft die Borg tot de Vader mogen spreken. Hij was wel bedroefd tot de dood toe. Vriend en medgezel waren verre van Hem. Zijn discipelen waren in slaap gevallen en Hij heeft de pers alleen moeten treden.

Niemand van de volkeren was met Hem, maar Hij mocht tot Zijn Vader spreken. En nu heeft die Borg daar voor al Zijn volk verworven een vrije toegang tot Gods troon en hart. Daar is een verse en levende weg geopend door Zijn bloed en gerechtigheid. In Adam zijn wij allen verloren, maar in Christus krijgt dat volk alles terug. Straks op Golgotha spreekt de Borg niet tot de Vader, maar dan is het in de drie-urige duisternis: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? "

Doch dat was om Zijn volk tot God te brengen en dat zij nimmermeer van Hem verlaten zouden worden.

Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen. Hij ziet in gunst op die Hem vressen.

Zwaar mag de strijd zijn voor Gods kinderen, en diep de weg, waar zij soms door heen moeten. „Gij hebt vriend en medgezel verre van mij gedaan, en mijn bekenden zijn in duisternis".

Gij evenwel. Gij blijft Dezelfd' o Heer', Gij zijt van ouds mijn Toeverlaat, mijn Koning."

We kunnen hier alles verliezen, maar dat arme volk zal God toch overhouden. Of zij dat altijd kunnen bekijken en geloven, dat is wat anders. Er kunnen wat scherpe pijlen worden afgeschoten op de zielen van Gods gunstgsnoten; en dan, die reus ongeloof kan ook zoveel kracht op ons uitoefenen, dat we met alles in de vertwijfeling komen. Het kan niet uitgedrukt worden, hoe ver het soms kan komen. Maar in het einde is het toch met Asaf: „Bezviajkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten en mijn Deel tot in eeuwigheid". Daar staat die Borg toch borg voor, en dat zien we ook in deze tekst bevestigd.

David was van alles verlaten, maar de Heere bleef voor hem over. Hij heeft deze psalm in de spelonk gezongen. In welke spelonk dat was, is onbekend. Het kan geweest zijn in de spelonk van AduUam, of in één der rotsholen in de woestijn van Engedi, waar David zich verborg toen Saul hem najoeg als een veldhoen op de bergen. Het waren bange tijden voor de man naar Gods hart. Van zijn kindse jaren was hij door God geleerd en geleid. Tot koning gezalfd door de oude profeet Samuel, maar door God zwaar beproefd. David stond uitwendig alleen op de wereld. Saul zocht zijn leven en niemand zorgde voor zijn ziel. Het waren tijden van grote benauwdheid voor hem. Zijn geest was in hem overstelpt. De vijand had een strik verborgen op de weg. DAvid zag uit ter rechterhand, maar ziet, daar was niemand, die hem kende; er was geen ontvlieden. Hij zag niet anders dan de dood voor ogen.

O, wat is het toch benauwd wanneer alles ontvalt en wij daar alleen op de wereld staan. Erger kan het niet. Wat een verkvrikking is het in aUe ellende en droefenis, wanneer er nog één is, die zijn hand over ons uitstrekt, waar wij nog n> eeleven van hebben. Maar als ook dat nog ontbreekt, dan zou de mens de moed ontzinken om nog verder te leven.

Toch acht de eeuwige Wijsheid die wegen soms nodig voor Zijn volk, opdat zij er door geoefend zullsn worden. Het is zo noodzakehjk om van alles, wat geen God en geen Christus is, afgebracht te worden. Het is onze natuur zo eigen om te steunen op rietstaven, die ons de hand doorboren, en vlees tot onze arm te stellen. Doch God gedoogt het niet om andere goden voor Zijn aangezicht te hebben. Hij geeft Zijn eer niet aan een ander, noch Zijn lof aan de gesneden beelden. Voor ons vlees en bloed is het pijnlijk, om met onszelf en met alles wat 'il - ^t'u God is in de dood terecht f e koieii. doch voor het leven, dat uit God J'S, is het zo profijtelijk. Het komt telkens in ons leven zo openbaar, dat God geen vlees spaart. Gods weg'met de Zijnen is in de zee en Zijn pad in diepe wateren en Zijn voetstappen worden niet be^ kend. Wij moeten maar gedurig in de smeltkroes, om gezuiverd en gereinigd te worden van al het schuim. Ons vlees schreeuwt tegen al die wegen, maar God gaat door.

Omdat wij zulk een verdorven en aflioererend hart hebben, trekken onze vrienden ons zo vaak van God af, en onze vijanden worden vaak gebruikt om ons naar God toe te drijven. Satan zal toch met al zijn vijandschap, hsten en lagen, zijn doel nooit bereiken.

Het was voor David wel een bittere weg, maar in het eind was het niet anders dan zoetheid. Er liggen in vele gevallen voor Gods kinderen meer oefeningen in het gemis dan in het genot. Zo was het ook bij de gezalfde des Heeren. Dat hij zo gejaagd en geplaagd werd, en in alles werd afgebroken en afgesneden, dat hij zo alleen op de wereld gezet werd, was opdat God alles voor Hem worden zou. Dat hij genoeg aan God zou hebben en zich alleen in Hem zou verlustigen. Het doel van al Gods wegen was opdat voor hem des te klaarder en duidelijker zou worden, wat God voor hem geweest was, wat Gou voor hem was, maar ook wat God voor hem blijven zou.

Gr. R.

Ds L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's

God alleen overgelleven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's